In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, voor het medeplegen van het opzettelijk overtreden van een verbod uit de Wet op de accijns. De verdachte had op 3 oktober 2017 in Tilburg een grote hoeveelheid rooktabak voorhanden gehad die niet in de accijnsheffing was betrokken. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, maar met een wijziging in de strafmaat. De verdediging voerde aan dat de verdachte een blanco strafblad had en dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ernstige gevolgen zou hebben voor zijn gezin en onderneming. Het hof oordeelde dat het eerdere vonnis vernietigd moest worden, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte opzettelijk de accijnswet had overtreden en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de schending van de redelijke termijn in de procedure.