ECLI:NL:GHSHE:2022:1996

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
20-001736-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis in hoger beroep inzake poging tot diefstal met gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot diefstal en kreeg een gevangenisstraf van drie weken opgelegd, met aftrek van voorarrest. De voorlopige hechtenis werd opgeheven op het moment dat deze gelijk werd aan de opgelegde straf. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen, terwijl de raadsman van de verdachte vrijspraak bepleitte.

Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep uitgevoerd, waarbij het kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging. De verdachte had verklaard dat hij in de auto van zijn dealer zat te wachten en enkel in een tas had gekeken, maar het hof oordeelde dat zijn gedragingen als een begin van uitvoering van de poging tot diefstal moesten worden beschouwd. De verklaringen van getuigen ondersteunden de conclusie dat de verdachte daadwerkelijk bezig was met het plegen van een diefstal.

Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter bevestigd, met aanvulling van de gronden. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de poging tot diefstal, en dat de eerder opgelegde straf terecht was. De inhoud van de bewijsmiddelen werd in een aanvulling op het verkorte arrest opgenomen, voor het geval er beroep in cassatie zou worden ingesteld.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001736-21
Uitspraak : 7 juni 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingplaats ’s-Hertogenbosch, van 14 juli 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-178717-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘poging tot diefstal’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken met aftrek van voorarrest. De voorlopige hechtenis is opgeheven met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk werd aan de duur van de opgelegde vrijheidsstraf.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
Door de raadsman van de verdachte is vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het bestreden vonnis, met aanvulling van de gronden waarop het berust.
Het hof zal – nu de meervoudige strafkamer gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering – indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring uitwerken in een aanvulling op dit verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverweging
Door de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde poging tot diefstal. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de verdachte had afgesproken met zijn dealer [bijnaam aangever] en hij in de auto van [bijnaam aangever] op hem zat te wachten. Terwijl hij aan het wachten was, heeft hij in een tas gekeken die op de passagiersstoel stond. Het was niet zijn bedoeling om iets weg te nemen uit de auto.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier komt het volgende naar voren.
Op 5 juli 2021 is door [aangever] (geboren op [geboortedatum aangever] ) aangifte gedaan van een poging tot diefstal uit zijn auto. [aangever] heeft verklaard dat hij zijn auto, een Citroën C3 met kenteken [kenteken] , omstreeks 13.00 uur heeft geparkeerd en middels de afstandsbediening heeft afgesloten. Omstreeks 18.30 uur werd hij er door zijn buurvrouw op geattendeerd dat er een persoon in zijn auto aan het inbreken was. [aangever] is ter plaatse gegaan en zag dat zijn achterbuurman [voornaam getuige 1]
(het hof begrijpt: getuige [getuige 1] )de persoon, zijnde de verdachte, had overmeesterd. Er was niets uit zijn auto weggenomen.
Op 6 juli 2021 heeft aangever aanvullend, geconfronteerd met de verklaring van de verdachte, verklaard dat hij nooit met de verdachte heeft gesproken en hem als persoon niet kent, doch hem wel eens ziet lopen in de binnenstad. Ook heeft aangever verklaard dat de buurman op straat heeft gezegd dat het de auto van [bijnaam aangever] betrof en dat de verdachte die naam zodoende onthouden zal hebben.
Getuige [getuige 2] – de buurvrouw van aangever [aangever] – heeft bij gelegenheid van haar verhoor door de politie verklaard dat zij op 5 juli 2021 naar buiten stond te kijken en zag dat het raampje aan de linkerzijde van de auto van haar buurman, gekentekend [kenteken] , een stukje open stond. Zij zag een andere man dan haar buurman naar de auto toe lopen, zijn arm door het open raampje steken en het portier van binnenuit openen. De man ging vervolgens op de bestuurdersstoel zitten. [getuige 2] heeft daarop haar zoon geroepen, die naar buiten is gegaan en de man heeft aangehouden.
Getuige [getuige 1] – de zoon van getuige [getuige 2] – heeft op 5 juli 2021 tegenover de politie verklaard dat hij die dag omstreeks 18.15 uur door zijn moeder geroepen werd, omdat zij zag dat er iemand in de auto van de buurman aan het inbreken was. Hij is vervolgens naar buiten gelopen en zag een man in de auto van zijn buurman zitten. [getuige 1] zag dat de man een tas aan het vullen was met spullen uit het dashboardkastje en zag dat er in het middenconsole en op de passagiersstoel allemaal spullen lagen, waardoor het erop leek alsof de auto overhoop gehaald was. Op de vraag van [getuige 1] waarom de man in de auto van [bijnaam aangever] zat, antwoordde de man dat het zijn auto was. De man wilde vervolgens uit de auto stappen en zei “Ik ga weg”, waarop [getuige 1] hem heeft aangehouden.
Naar het oordeel van het hof zijn de hierboven genoemde gedragingen van de verdachte aan te merken als een begin van uitvoering van het voorgenomen misdrijf, daar zij naar haar uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op het voltooien van een diefstal van goederen uit de auto. De verklaring van de verdachte dat hij in de auto aan het wachten was op zijn dealer [bijnaam aangever] en ondertussen (enkel) in een tas heeft gekeken, acht het hof gelet op het voorgaande niet geloofwaardig en in strijd met de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen.
Het hof verwerpt mitsdien het tot vrijspraak strekkende verweer.
Resumerend acht het hof, evenals de politierechter, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde poging tot diefstal heeft begaan.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. S. Taalman, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. J. Platschorre, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. van Kaathoven, griffier,
en op 7 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.