ECLI:NL:GHSHE:2022:1992

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
20-001033-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor diefstal van een elektrische mountainbike met tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal, meermalen gepleegd, en kreeg een gevangenisstraf van twee maanden opgelegd. Daarnaast was er een vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee weken. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, waarin de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf was gelast.

Tijdens de zitting heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zou vernietigen en de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een gevangenisstraf van twee maanden, alsook de vordering tot tenuitvoerlegging zou toewijzen. De verdediging heeft vrijspraak bepleit en aangevoerd dat de verdachte de mountainbike had gevonden en deze wilde terugbrengen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de elektrische mountainbike, die niet van hem was, en heeft de verdachte in zoverre veroordeeld.

Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken en de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf is gelast.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001033-21
Uitspraak : 7 juni 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 16 april 2021 met parketnummer
02-013343-21 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf onder parketnummer
02-700226-18, in de strafzaak tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘diefstal, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Daarnaast heeft de politierechter de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 02-700226-18 zal toewijzen.
Door de raadsvrouw van de verdachte is vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging is primair bepleit dat deze afgewezen dient te worden. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de vordering slechts gedeeltelijk toe te wijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstippen gelegen op of omstreeks 16 september 2020, in elk geval gelegen in of omstreeks de periode van 16 september 2020 tot en met 17 september 2020, in de gemeente Veere (te Oostkapelle) en/of elders in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een, fiets(en), te weten een elektrische mountainbike (merk/type Swiss Urbanbikes E-Framer, kleur wit, framenummer MSBMA-LG-BAV18605769), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] en/of een (ATB-)fiets, merk/type Ghost, kleur oranje, geheel of ten dele toebehorende aan een tot op heden onbekend gebleven persoon, in elk geval (telkens) enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, waarbij hij, verdachte, (telkens) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Partiële vrijspraak
Het hof is, anders dan de advocaat-generaal maar met de verdediging, van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de (ATB-)fiets van het merk Ghost, kleur oranje. Het hof zal de verdachte derhalve in zoverre vrijspreken van het aan hem tenlastegelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 september 2020 in de gemeente Veere (te Oostkapelle) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets, te weten een elektrische mountainbike (merk/type Swiss Urbanbikes E-Framer, kleur wit, framenummer MSBMA-LG-BAV18605769), toebehorende aan [slachtoffer] .
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit. Daartoe is in de kern aangevoerd dat de verdachte de elektrische mountainbike in de sloot heeft gevonden en hij de mountainbike vervolgens in zijn auto heeft gelegd om deze af te geven bij het gemeentehuis, omdat hij dacht dat de fiets wellicht gestolen was. De verdachte heeft zich derhalve niet schuldig gemaakt aan diefstal, aldus de verdediging.
Het hof stelt vast dat uit het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier volgt dat op 16 september 2020 omstreeks 10.30 uur door de politie een lokfiets, te weten een elektrische mountainbike van het merk Swiss Finishing, type E-framer, is geplaatst op de Duinweg te Oostkapelle. De mountainbike werd aan een houten fietsenrek vastgezet middels een kabelslot.
Op 16 september 2020 omstreeks 12.44 uur ontvingen verbalisanten een melding dat de mountainbike ongeoorloofd in beweging was gekomen. Omstreeks 12.52 uur kwam de mountainbike tot stilstand op de Munnikweg te Oostkapelle. Door verbalisanten werd ter plaatse waargenomen dat de elektrische mountainbike op een braakliggend terrein in een droogstaande sloot was geplaatst. De mountainbike was bedekt met riet. Op deze locatie is door verbalisanten vervolgens een camera met bewegingsdetectie geplaatst.
Op 17 september 2020 omstreeks 22.04 uur wordt door de camera beweging gedetecteerd op voornoemde locatie. Vrijwel gelijktijdig wordt wederom een melding ontvangen dat de elektrische mountainbike in beweging kwam. Op de camerabeelden is te zien dat een klein model personenauto, vermoedelijk een Fiat, type Punto, het braakliggend terrein op komt rijden en in de buurt van de mountainbike tot stilstand komt. Vervolgens stapt een persoon uit de auto, die in de richting van de droogstaande sloot loopt en de elektrische mountainbike uit de sloot haalt. Omstreeks 22.10 uur verlaat de personenauto het braakliggend terrein. Vrijwel gelijktijdig blijkt uit het GPS-volgsysteem van de elektrische mountainbike dat deze in beweging komt op de Munnikweg.
Door verbalisanten van het Flexteam Zeeland wordt vervolgens gezien dat in de directe omgeving waar het GPS-volgsysteem aangeeft dat de mountainbike zich bevindt, een personenauto van het merk Fiat, type Punto, voorzien van het Nederlandse kenteken
[kenteken] rijdt. Omstreeks 22.55 uur wordt het voertuig staande gehouden. In de laadruimte van de auto wordt onder andere de elektrische mountainbike, met gedemonteerde wielen, aangetroffen. In de auto wordt daarnaast een etui aangetroffen met daarin tientallen lockpicks, zijnde inbrekerswerktuig.
De bestuurder van de Fiat Punto bleek de verdachte [verdachte] te zijn. De bijrijder bleek de vriendin van de verdachte, betrokkene [betrokkene] , te zijn.
De verdachte heeft bij gelegenheid van zijn verhoor door de politie verklaard dat hij een rondje aan het rijden was met zijn vriendin, dat hij moest plassen en toen een fiets zag liggen in de sloot. Hij dacht dat de fiets wellicht gestolen was en heeft de fiets achterin zijn auto gelegd om terug te brengen.
Betrokkene [betrokkene] heeft bij gelegenheid van haar verhoor door de politie verklaard dat de verdachte tegen haar had gezegd dat hij iets moest ophalen in Zeeland.
Het hof is, anders dan de verdediging, van oordeel dat op grond van voornoemde feiten en omstandigheden zoals die blijken uit de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de elektrische mountainbike. De gedragingen van de verdachte, te weten een (verstopte) elektrische mountainbike – die niet van hem is – ’s avonds laat uit een droogstaande sloot te tillen, de wielen daarvan te demonteren en de mountainbike met wielen vervolgens achterin zijn auto te leggen, zijn gedragingen die naar het oordeel van het hof naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als diefstal. Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de mountainbike onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak of verbreking, zodat hij van dit onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
De verklaring van de verdachte dat hij de mountainbike heeft gevonden en in zijn auto heeft gelegd om af te geven op het gemeentehuis wordt door het hof als ongeloofwaardig terzijde geschoven. De verdachte had simpelweg melding kunnen doen bij de politie van het aantreffen van de mountainbike. Het hof acht deze verklaring mede ongeloofwaardig omdat de vriendin van de verdachte, betrokkene [betrokkene] , heeft verklaard dat de verdachte tegen haar had gezegd dat hij nog iets op moest halen in Zeeland.
Nu het hof de telefoongegevens van de verdachte niet voor het bewijs zal bezigen, behoeft het verweer van de raadsvrouw ten aanzien van de (on)rechtmatigheid van de verkrijging van deze gegevens geen nadere bespreking.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:

diefstal.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een elektrische mountainbike. Fietsendiefstal veroorzaakt hinder en brengt schade teweeg bij de eigenaren van de weggenomen goederen, dan wel hun verzekeraars. Daarnaast is het algemeen bekend dat dergelijke fietsen een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen in het maatschappelijk verkeer. Door te handelen zoals bewezen is verklaard heeft de verdachte blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Hij heeft slechts gehandeld uit het oogpunt van eigen financieel gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 maart 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermaals voor strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevindt zich een veroordeling ter zake van een soortgelijk feit. Bovendien is het onderhavige feit begaan gedurende de proeftijd van een eerdere veroordeling tot een voorwaardelijke vrijheidsstraf. Die voorwaardelijke straf en eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Uit voornoemd uittreksel volgt dat zowel het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, als het taakstrafverbod van artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof is van oordeel dat, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, in het bijzonder gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken passend en geboden.
Vordering tot tenuitvoerlegging
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Zeeland-West-Brabant heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van een bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 13 september 2019 onder parketnummer 02-700226-18 opgelegde voorwaardelijk gevangenisstraf voor de duur van 2 weken. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het hof is ten aanzien van de vordering van oordeel dat, nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig heeft gemaakt, de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 13 september 2019, gewezen onder parketnummer 02-700226-18, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. van Kaathoven en mr. H. Smits, griffiers,
en op 7 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.