ECLI:NL:GHSHE:2022:1991

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
20-000398-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot grote hoeveelheden softdrugs

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte is op 12 februari 2021 veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden voor het opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder C van de Opiumwet, waarbij het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid softdrugs. De verdachte had op 24 juni 2019 te Dongen ongeveer 76 kilogram hasjiesj en 131 kilogram hennep in zijn bezit, wat in strijd is met de Opiumwet. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd en dat de verdachte opnieuw wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld, waarbij het hof tot de conclusie komt dat de verdachte opzettelijk aanwezig heeft gehad van een grote hoeveelheid softdrugs. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met het justitiële verleden van de verdachte, die eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De verdachte heeft verklaard dat hij werkzaam is voor een coffeeshop en dat hij de loods huurt voor de opslag van de handelsvoorraad. Het hof oordeelt dat de verdachte zich bewust was van de regels omtrent de voorraad van softdrugs en dat hij de risico's van zijn handelen moet dragen. De strafoplegging van 9 maanden gevangenisstraf wordt als passend en geboden beschouwd, gezien de ernst van het feit en het justitiële verleden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000398-21
Uitspraak : 7 juni 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 12 februari 2021, in de strafzaak met parketnummer 02-048159-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1972,
wonende te [adres verdachte] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
Door de raadsman van de verdachte is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 juni 2019 te Dongen, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 76 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, en/of ongeveer 131 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 juni 2019 te Dongen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 76 kilogram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, en ongeveer 131 kilogram hennep, zijnde hasjiesj en hennep, telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. Het feit is strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 76 kilogram hasjiesj en ongeveer 131 kilogram hennep in een door hem gehuurde loods gelegen aan de [adres] te Dongen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij werkzaam is voor Coffeeshop [coffeeshop] , dat hij fungeert als zogenoemde achterdeur voor de drie vestigingen van deze coffeeshop en dat hij de loods huurt voor de opslag van de externe handelsvoorraad. In de loods is een verborgen ruimte gemaakt onder de vloer van het kantoor, waarin de softdrugs worden opgeslagen. Vanuit de loods worden de coffeeshops naar behoefte voorzien van softdrugs. De verdachte is verantwoordelijk voor de opslag en het beheer van de externe handelsvoorraad, aldus de verdachte.
De eigenaar van de loods, [betrokkene] , beheerder van coffeeshop [coffeeshop] , heeft verklaard dat een en ander voor hem een verassing was en dat hij er niet van op de hoogte was, dat de verdachte de huurder is en als enige een sleutel heeft van het pand en dat hij verantwoordelijk is. Op de vraag waar de stash van zijn coffeeshop ligt heeft [betrokkene] verklaard dat hij niet op deze manier werkt en dat zijn coffeeshop het goed geregeld heeft en de leverancier elke dag op bestelling komt leveren.
Voor zover geloof kan worden gehecht aan de verklaring van de verdachte – het is immers gebleven bij een enkele stelling – overweegt het hof als volgt.
Het gebruik van (soft)drugs is schadelijk voor de volksgezondheid en daarnaast gaat de teelt, handel en het vervoer van (soft)drugs vaak gepaard met allerlei vormen van (georganiseerde) criminaliteit, die ondermijnend zijn voor de maatschappij, haar instellingen, de veiligheid in het algemeen en die van personen in het bijzonder. Door de wetgever is daarom onder meer het opzettelijk bereiden, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en aanwezig hebben van softdrugs strafbaar gesteld. Echter, onder strikte voorwaarden wordt de verkoop van softdrugs door coffeeshops gedoogd. Onderdeel van dit gedoogbeleid is dat coffeeshops niet meer dan 5 gram cannabis per transactie mogen verkopen en niet meer dan 500 gram cannabis op voorraad mogen hebben. De bevoorrading van coffeeshops is niet geregeld in het gedoogbeleid.
De verdachte is, als zijnde werkzaam in de branche als werknemer van een coffeeshop, bekend met het gedoogbeleid. Hij weet welke handelsvoorraad de coffeeshop mag hebben en hij weet dat het voorhanden hebben van een voorraad van ongeveer 76 kilogram hasjiesj en ongeveer 131 kilogram hennep niet is toegestaan. Dat de verdachte er desondanks bewust voor heeft gekozen om een dergelijk grote hoeveelheid softdrugs op voorraad te hebben, is naar het oordeel van het hof een professioneel risico dat voor rekening van de verdachte dient te komen.
Door de raadsman van de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep verwezen naar jurisprudentie waarin volgens de raadsman sprake is van een soortgelijke situatie en waarin geen straf of maatregel is opgelegd, dan wel is volstaan met een forse geldboete. Het hof is van oordeel dat de door de raadsman aangehaalde jurisprudentie onvoldoende gelijkenis vertoont met de onderhavige zaak, nu in de aangehaalde jurisprudentie telkens de coffeeshop, of de eigenaar/exploitant van de coffeeshop strafrechtelijk is vervolgd wegens het aanwezig hebben van een te grote handelsvoorraad, die daarbij in zijn of haar bedrijfsvoering wordt geconfronteerd met het gedoogbeleid van de overheid, terwijl in de onderhavige zaak de verdachte stelt als werknemer de voorraad van coffeeshops extern te hebben beheerd.
De strafwaardigheid aan het voorhanden hebben van een te grote handelsvoorraad door de (eigenaar van de) coffeeshop kan wellicht wegvallen indien de coffeeshop aan de voorwaarden van het gedoogbeleid voldoet, maar naar het oordeel van het hof geldt dat niet voor degene die de coffeeshop ongereguleerd en ongecontroleerd bevoorraadt. In dat geval zijn er naar het oordeel van het hof geen uitzonderlijke omstandigheden waardoor de strafwaardigheid, die als regel aanwezig is, wordt opgeheven.
Ook de omstandigheid dat de overheid momenteel bezig is met de voorbereiding van het experiment ‘Gesloten coffeeshopketen’, waarin geëxperimenteerd wordt met de legalisering van de teelt van hennep, de bevoorrading van coffeeshops en een verhoging van de toegestane handelsvoorraad in coffeeshops – zoals door de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht –, doet naar het oordeel van het hof aan de strafwaardigheid van het bewezenverklaarde handelen van de verdachte niet af, aangezien er ten tijde van het bewezenverklaarde, en tot op heden, (nog) geen nieuw beleid van kracht is, onbekend is of dit experiment zal slagen en of het gedoogbeleid naar aanleiding van dit experiment zal worden aangepast.
Het hof heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 maart 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, doch niet recent, zes maal onherroepelijk voor Opiumwet feiten is veroordeeld tot (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen en werkstraffen. Deze veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte in dit verband naar voren gebracht dat hij nog steeds werkzaam is voor coffeeshop [coffeeshop] en dat hij nog altijd, zij het op een andere manier, dezelfde werkzaamheden verricht.
Bij de beslissing over de aard en de hoogte van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid. Deze oriëntatiepunten gaan bij het aanwezig hebben van een hoeveelheid softdrugs tussen de 25.000 en 250.000 gram uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Het hof overweegt dat de onder de verdachte aangetroffen hoeveelheid softdrugs van in totaal ongeveer 207 kilogram dicht tegen de bovengrens aan ligt.
Naar het oordeel van het hof kan, in het bijzonder gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de aangetroffen hoeveelheid, het justitiële verleden van de verdachte en in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die de onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende acht het hof, evenals de politierechter, de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden passend en geboden.
De tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
9 (negen) maanden.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. van Kaathoven en mr. H. Smits, griffiers,
en op 7 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.