ECLI:NL:GHSHE:2022:1974

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
3 mei 2022
Publicatiedatum
21 juni 2022
Zaaknummer
20-002421-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en openlijk geweld in vereniging

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de verdachte is veroordeeld voor mishandeling, poging tot zware mishandeling en openlijk in vereniging geweld plegen. De feiten vonden plaats op 30 januari 2021 in een parkeergarage te [plaats], waar de verdachte samen met medeverdachten de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben mishandeld. De politierechter had de verdachte een taakstraf van 240 uren opgelegd, subsidiair 120 dagen hechtenis, met een voorwaardelijk deel van 40 uren en een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast was er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 2.500,-. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis wordt bevestigd, maar met een aanpassing van de strafmaat. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de feiten 1 en 2, maar het hof heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en een gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Tevens is de vordering van de benadeelde partij toegewezen, met een schadevergoeding van € 2.500,-, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer : 20-002421-21
Uitspraak : 3 mei 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 30 september 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-067463-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende te [adres] .
Hoger beroep
De verdachte is bij vonnis waarvan beroep door de politierechter ter zake van ‘mishandeling’ (feit 1), ‘poging tot zware mishandeling’ (feit 2) en ‘openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen’ (feit 3), veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek van het voorarrest, waarvan 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] door de politierechter toegewezen tot een bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, subsidiair 35 dagen gijzeling. De verdachte is daarnaast veroordeeld in de proceskosten van de benadeelde partij, tot de datum van het vonnis begroot op nihil.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen, met uitzondering van de straf en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] . De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof aan de verdachte een taakstraf voor de duur van 240 uren met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar zal opleggen. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat deze dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 2.115,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige deel van de vordering van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren.
Door en namens verdachte is primair vrijspraak betoogd van het onder feit 1 en onder feit 2 tenlastegelegde. De verdediging heeft zich voor wat betreft de bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van het hof. Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd. Tevens zijn er opmerkingen gemaakt met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en straf komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 30 januari 2021 te [plaats] , althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] een of meermalen (met kracht) op/tegen diens gezicht te slaan;
2.
hij op of omstreeks 30 januari 2021 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen - (met geschoeide voet) in diens gezicht heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 30 januari 2021 te [plaats] althans in Nederland, openlijk, te weten, op de parkeerplaats/in de parkeergarage van [locatie] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] : - een of meermalen (met kracht) op/tegen diens lichaam te slaan en/of
- een of meermalen (met kracht) op/tegen diens lichaam te schoppen.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 30 januari 2021 te [plaats] , [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] met kracht op/tegen diens gezicht te slaan;
2.
hij op 30 januari 2021 te [plaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen - met geschoeide voet in diens gezicht heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 30 januari 2021 te [plaats] openlijk, te weten in de parkeergarage van [locatie] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] , door die [slachtoffer 2] :
- meermalen (met kracht) op/tegen diens lichaam te slaan en
- meermalen (met kracht) op/tegen diens lichaam te schoppen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat de navolgende bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De paginanummers die in onderstaande bewijsmiddelen zijn genoemd verwijzen naar pagina’s van het dossier van de politie dossiernummer PL2100-2021024737, gesloten d.d. 25 mei 2021 (doorgenummerde pagina's 1 tot en met 183), nader te noemen: het politiedossier.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 februari 2021 (pg. 6 t/m 20), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 1] :
(pg. 6)
Ik wil aangifte doen van openlijke geweldpleging, gepleegd op zaterdag 30 januari 2021 in de parkeergarage bij [bedrijf] te [plaats] , op het adres [locatie] .
(pg. 9)
[slachtoffer 2] (
het hof begrijpt hier en hierna: [slachtoffer 2]) en ik, samen met mijn broertje [getuige] (
het hof begrijpt hier en hierna: [getuige]) gingen afgelopen zaterdag 30 januari 2021 naar de parkeergarage van de [bedrijf] op uitnodiging van [betrokkene] , die een clip zou opnemen in de parkeergarage. Hij had niet alleen ons, maar ook andere mensen uitgenodigd. 30 januari 2021 is voor mij een dag geworden waarvan ik me helemaal niets meer herinner. Alles wat ik nu moet zeggen, heb ik van de mensen om mij heen.
[slachtoffer 2] heeft mij verteld dat [medeverdachte 1] naar mij toeliep in de parkeergarage. [medeverdachte 1] zou gezegd hebben tegen mij dat ik mee moest lopen. [slachtoffer 2] zou toen gezegd hebben: ‘Waar ik naartoe ga, gaat hij ook naartoe.’
(pg. 10)
Daarop zou [medeverdachte 3] (
het hof begrijpt: [medeverdachte 3]) zich er mee bemoeid hebben en gezegd hebben tegen [slachtoffer 2] : ‘waar ga jij heen, niemand vroeg jou iets.’ Daarop heeft [medeverdachte 1] (
het hof begrijpt: [medeverdachte 1]) zich kennelijk omgedraaid en zich gericht tot [slachtoffer 2] . Hij heeft [slachtoffer 2] bij zijn kraag vastgepakt waarna hij met gebalde vuist is gaan slaan naar [slachtoffer 2] . In dezelfde tijd ben ik kennelijk van achteren aangevallen door [verdachte] en ben ik voorover gevallen. Door de val of de klap die ik van hem heb gekregen, ben ik direct knock-out gegaan. Ik ben door deze [verdachte] kennelijk getrapt en geschopt tegen mijn hoofd terwijl ik al knock-out op de grond lag.
Ik kan me herinneren dat ik op 31 januari 2021 wakker werd in een ziekenhuisbed. Ik voelde pijn aan mijn gezicht, aan mijn neus en aan mijn mond en tong. Ook had ik hoofdpijn. Ik wist niets meer.
(pg. 11)
Noot verbalisant: ik hoor moeder [moeder slachtoffer 1] zeggen dat:
Er werd vastgesteld dat hij (
het hof begrijpt: aangever [slachtoffer 1]) een hersenschudding had. Tevens werd vastgesteld dat zijn neus was gebroken, er een gaatje in zijn tong zat en zijn mond van binnen en buiten helemaal kapot was. Ook was er een hechting onder zijn kin aangebracht in verband met een verwonding.
Noot verbalisant: Aangever heeft veel moeite zich te concentreren bij de aangifte en valt op het laatst ook regelmatig weg. Aangever kan ook niet zijn mond goed sluiten.
2.
Een geschrift, als bedoeld in artikel 339, eerste lid, onder sub 5 van het Wetboek van Strafvordering, te weten: een geneeskundige verklaring d.d. 17 mei 2021 (pg. 21):
E. Overig van belang zijnde informatie (operaties, blijvend letsel ed)
Fractuur os nasale
Retrograde amnesie tot 31/1
3.
Het proces-verbaal van aangifte d.d. 2 februari 2021 (pg. 22 t/m 29), voor zover inhoudende als verklaring van aangever [slachtoffer 2] :
(pg. 22)
[betrokkene] zou op 30 januari 2021 een videoshoot laten opnemen in de parkeergarage van [bedrijf] . Hij had o.a. mij en [slachtoffer 1] uitgenodigd om in deze videoshoot mee te doen. Ik ben samen met [slachtoffer 1] en zijn broer [getuige] (
het hof begrijpt: [getuige]) naar de parkeergarage gegaan.
(pg. 23)
Toen ik hoorde dat [slachtoffer 1] werd aangesproken, vroeg ik wat er aan de hand was. Ik zag een tweede jongen van achter de muur tevoorschijn komen. Ik hoorde dat deze jongen tegen mij zei: ‘Hij zei toch niet tegen jou dat je mee moest komen.’ Ik zag en voelde toen dat [medeverdachte 1] mij met kracht met zijn linkerhand bij de kraag van mijn jas greep. Ik zag en voelde toen dat hij mij opzettelijk en met kracht met zijn tot vuist gebalde hand rechts tegen mijn gezicht sloeg. Ik zag toen dat de jongen die ik niet van naam ken zich er ook mee bemoeide. Ik zag dat hij met zijn tot vuist gebalde handen opzettelijk en met kracht in mijn richting bewoog, volgens mij op mijn lichaam. Ineens zag ik een derde jongen tevoorschijn komen. Ik zag en voelde dat deze jongen mij opzettelijk en met kracht met zijn tot vuist gebalde handen begon te slaan. Ik voelde dat ik op mijn gezicht werd geraakt. Meteen hierna zag ik een vierde jongen op mij af komen. Ik zag dat hij uit de richting kwam waar [slachtoffer 1] stond. Ik weet dat hij uit Londen komt. Ik weet ook dat zijn artiestennaam ‘ [alias] ’ is. Later heb ik gehoord dat hij [verdachte] heet. Ik zag en voelde dat de vierde jongen mij opzettelijk en met kracht met zijn vuist gebalde hand tegen mijn gezicht sloeg. Meteen hierna voelde ik dat mijn rechterbeen onderuit getrapt werd. Ik voelde dat dit met kracht gebeurde. Ik kwam hierdoor hard op de grond terecht. Terwijl ik op de grond lag, zag en voelde ik dat de vierde jongen opzettelijk en met kracht met zijn geschoeide voet tegen mijn hoofd aan trapte. Ik voelde een hevige pijn.
Ik hoorde toen dat [slachtoffer 1] van achter was aangevallen, waarbij hij knock-out was gegaan. Ik hoorde dat hij was geslagen en geschopt door de jongen, die ik in mijn verklaring de vierde jongen noem, dus ‘ [alias] ’.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 11 februari 2021 (pg. 30 t/m 32), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van [getuige] :
V: Vraag
A: Antwoord
(pg. 30)
V: Wat kun je verklaren over de openlijke geweldpleging, gepleegd op 30 januari 2021 te [plaats]
A: Mijn broer [slachtoffer 1] werd uitgenodigd door [betrokkene] . Ik ben met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] daar naartoe gegaan.
(pg. 31)
A: [medeverdachte 1] riep naar mijn broer dat hij mee moest komen. [slachtoffer 2] wilde met [slachtoffer 1] meelopen maar werd door [medeverdachte 3] tegengehouden met de woorden: ‘He, jij bent niet geroepen.’ Vervolgens pakt [medeverdachte 1] [slachtoffer 2] vast bij de kraag. Ik zag dat [medeverdachte 1] een vuist maakte en [slachtoffer 2] aan de zijkant van zijn gezicht vol raakt. Ik zag dat vervolgens een jongen, die eerder achter het stuur zat van de zwarte auto, plotseling mijn broer [slachtoffer 1] van achteren benaderde en mijn broer vervolgens met een vuist op het gezicht sloeg. Mijn broer viel direct na deze klap naar de grond.
V: Wie heeft [slachtoffer 1] mishandeld?
A: Hij is ongeveer 1.70 lang. Hij droeg een bodywarmer met grijze mouwen. Hij had een baard. Hij heeft een licht getinte huid. Ik had gehoord dat hij [alias] heet. Op de beelden is te zien dat na de mishandeling van mijn broer deze jongen naar [slachtoffer 2] rent en ook daar begint te slaan.
V: Hoe is [slachtoffer 1] geslagen en waar is hij geraakt?
A: Ik zag dat hij 1 keer geslagen werd en het was zo hard dat hij knock-out ging en tegen de vlakte ging. Ik zag dat mijn broertje weer even bij kwam en wilde opstaan.
V: Hoe is [slachtoffer 1] geschopt en waar is hij geraakt?
A: Ik zag dat die [alias] , oftewel [verdachte] , vervolgens een aanloop nam en alsof hij tegen een voetbal schopte, raakte hij vol met zijn voet het gezicht van [slachtoffer 1] terwijl hij nog op handen en voeten op de grond was van de eerste klap. Ik zag dat mijn broertje door de trap op zijn hoofd vol werd geraakt en meteen knock-out op de grond in elkaar zakte.
V: Wie heeft [slachtoffer 2] mishandeld?
A: Ik zag dat alle vier de personen aan het slaan waren. Dat waren [medeverdachte 2] (
het hof begrijpt: [medeverdachte 2]), [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] en die [verdachte] .
5.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 24 februari 2021 (pg. 43 t/m 44), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
(pg. 43)
Ik was belast met opsporingsonderzoek naar aanleiding van openlijke geweldpleging gepleegd op 30 januari 2021 in de parkeergarage van [bedrijf] aan [locatie] te [plaats] . De beelden zijn gemaakt door een mobiele telefoon.
Ik bekeek de beelden. Ik zag dat er rechts in het beeld iemand op de grond lag. Ik zag dat de jongen op zijn buik lag. Ik zag dat er vijf personen om de jongen heen stonden. Persoon (4) lag op de grond.
Getuige [getuige] verklaarde dat persoon (4) aangever [slachtoffer 1] was.
Ik zag dat persoon (10) voorovergebogen bij de voeten van persoon (4) stond. Ik kan persoon (10) als volgt omschrijven:
- Man
- Getinte huidskleur
- Grijs trainingspak
- Zwarte bodywarmer
(pg. 44)
Ik zag dat bovengenoemde personen uit beeld verdwenen. Ik zag dat er een andere groep in beeld kwam.
Ik zag dat er een persoon (6) op de grond viel. Ik zag dat de persoon, die op de grond lag, een aantal keer geschopt werd. Ik zag dat de persoon (6) weer op stond. Ik zag dat persoon (6) meerdere keren geslagen en geschopt werd. Ik zag dat de persoon (6) weer op de grond viel.
Ik zag dat de persoon (6) meerdere keren geslagen en geschopt werd door persoon (9), persoon (8) en persoon (10).
6.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 maart 2021 (pg. 42), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
In een eerder proces-verbaal van bevindingen had ik de camerabeelden geschreven. In aanvulling op dat proces-verbaal geef ik de volgende omschrijving:
Persoon 4 betreft [slachtoffer 1]
Persoon 6 betreft [slachtoffer 2]
Persoon 8 betreft [medeverdachte 3]
Persoon 9 betreft [medeverdachte 2]
Persoon 10 betreft [verdachte]
7.
De verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van dit hof op 19 april 2022, voor zover inhoudende:
Op 30 januari 2021 was er bij de parkeergarage van de [bedrijf] te [plaats] een gevecht uitgebroken tussen [slachtoffer 2] en mijn vrienden. Het was uit de hand gelopen en er werd met vuisten geslagen. Ik heb [slachtoffer 2] toen met mijn vuist geslagen.
(..)
Ik ben daar aangekomen in mijn zwarte Volkswagen Sirocco.
Ik ben op Whatsapp actief onder de naam ‘ [alias] ’.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 april 2021 (pg. 52 t/m 72), voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
(pg. 52)
Op 30 maart werd door mij onderzoek gedaan naar de Smartphone van [verdachte] .
Ik zag dat de verdachte [verdachte] beheerder was van een Whatsapp groep. Ik zag dat de gebruikersnaam ‘ [alias] ’ betrof.
Tevens zag ik dat onder andere deelnemers aan deze Whatsapp groep waren:
- Verdachte [medeverdachte 1] met gebruikersnaam: ‘ [gebruikersnaam 1] ’,
- Verdachte [medeverdachte 2] met gebruikersnaam: ‘ [gebruikersnaam 2] ’,
- Verdachte [medeverdachte 3] met gebruikersnaam: ‘ [gebruikersnaam 3] ’.
30-01-21 21:29 verzender [gebruikersnaam 4] :
Foto
30-01-21 21:30 verzender [gebruikersnaam 4] :
Go pick yo mans up
30-01-21 21:30 [alias] :
Hahahahaha
Made him pray to god
30-01-2021 21:40 [alias] :
[medeverdachte 1] nu herinner ik waar die trap kwam
Nadat hij weer op ging staan gaf ik nog 2 stoten en toen kwam jij met die SWIPEE zehma broomstick
30-01-2021 21:43 [alias] :
Die van [slachtoffer 1] moest gefilmd worden man
Wollah die was HD
Waarneming hof: de foto die door [gebruikersnaam 4] op 30 januari 2021 om 21:29 uur werd verstuurd (pagina 57 van het dossier), betreft de in de parkeergarage op de grond liggende aangever [slachtoffer 1] , met daarbij twee personen die hem kennelijk trachten op te pakken.
Bewijsoverwegingen
Door de verdediging is betoogd dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat voor de bewezenverklaring van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. Daartoe is aangevoerd dat op grond van het dossier en de camerabeelden niet kan worden vastgesteld dat er door de verdachte geweldshandelingen zijn verricht jegens aangever [slachtoffer 1] . Uit de camerabeelden blijkt bovendien dat de verdachte zich ter hoogte van de voeten van aangever [slachtoffer 1] bevond, waardoor hij niet tegen zijn hoofd kan hebben geschopt. De verklaring van getuige [getuige] vindt onvoldoende steun in het dossier en is daarnaast tegenstrijdig met de overige bewijsmiddelen in het dossier. De Whatsapp-berichten die verstuurd zijn door de verdachte hebben betrekking op de geweldshandelingen richting [slachtoffer 2] , en kunnen derhalve niet dienen als steunbewijs. Voorgaande dient te leiden tot vrijspraak van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde, aldus de raadsvrouw.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Uit de hiervoor gebezigde bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Op 30 januari 2021, verzamelden een groep jongens zich bij de [bedrijf] te [plaats] vanwege het opnemen van een videoclip. Onder deze groep jongens bevonden zich onder andere de verdachte, aangever [slachtoffer 1] , aangever [slachtoffer 2] , getuige [getuige] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] heeft aangever [slachtoffer 1] verzocht om mee te lopen, waarna [slachtoffer 2] vroeg wat er aan de hand was. Hierna heeft [medeverdachte 1] aangever [slachtoffer 2] in zijn kraag gegrepen en met een vuist tegen zijn gezicht geslagen. Vervolgens naderde een tweede jongen die [slachtoffer 2] eveneens met zijn vuist tegen zijn lichaam sloeg. Daarna kwam een derde jongen die [slachtoffer 2] met kracht met een vuist tegen zijn gezicht sloeg. Ten slotte kwam een vierde jongen, de verdachte, vanuit de richting van [slachtoffer 1] gelopen en ook hij sloeg [slachtoffer 2] met een vuist tegen zijn gezicht, waarna hij hem – terwijl [slachtoffer 2] op de grond lag – met geschoeide voet tegen zijn hoofd trapte. Voorafgaand aan het door de verdachte uitgeoefende geweld richting aangever [slachtoffer 2] , heeft de verdachte [slachtoffer 1] van achteren benaderd en hem met een vuist op zijn gezicht geslagen. Direct daarna viel [slachtoffer 1] met een klap, knock-out, naar de grond. [slachtoffer 1] kwam vervolgens weer bij zinnen en trachtte op te staan, waarna de verdachte een aanloop nam en met zijn voet tegen het gezicht van [slachtoffer 1] schopte, alsof hij tegen een voetbal schopte. Direct daarna zakte [slachtoffer 1] op de grond in elkaar.
Het verweer vindt de weerlegging in de gebezigde bewijsmiddelen. Het hof acht de verklaring van [getuige] betrouwbaar en bezigt deze voor het bewijs, nu deze verklaring gedetailleerd is en steun vindt in de overige bewijsmiddelen (inclusief de beschrijving kleding, auto en bijnaam van verdachte).
Met betrekking tot de door de verdachte verstuurde Whatsapp-berichten, oordeelt het hof als volgt. Het hof stelt vast dat op de in de Whatsapp-groep verstuurde foto, waarop [slachtoffer 1] de centrale figuur is die op de grond ligt. Direct na het versturen van de foto in de groep wordt door [gebruikersnaam 4] verstuurd: ‘Go pick yo mans up’, wat betrekking lijkt te hebben op aangever [slachtoffer 1] die op de grond ligt, waarna de verdachte daarop reageert met: ‘Made him pray to god’ en ‘Nadat hij weer op ging staan gaf ik nog 2 stoten’ en ‘die van [slachtoffer 1] moest gefilmd worden man’. Het hof is op grond van de inhoud van deze Whatsapp-berichten in onderling verband en samenhang bezien met de inhoud van de andere bewijsmiddelen, van oordeel dat het niet anders kan dan dat die berichten betrekking hebben op de mishandeling van [slachtoffer 1] .
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging in al zijn onderdelen.
Resumerend acht het hof, op grond van het voren overwogene en de gebezigde bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de wijze zoals in de bewezenverklaring is vermeld.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:
de voortgezette handeling van mishandeling en poging tot zware mishandeling.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
Door en namens de verdachte is betoogd dat de door de politierechter opgelegde straf te hoog is. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. Voorts is naar voren gebracht dat de verdachte, blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 februari 2022, niet eerder in aanraking is gekomen met politie of justitie. De verdachte heeft een baan en uit de werkgeversverklaring d.d. 17 april 2022 blijkt dat de werkgever tevreden is met de werkzaamheden die de verdachte verricht. Daarnaast volgt uit het reclasseringsadvies d.d. 15 maart 2022 dat de verdachte over een woonruimte beschikt, en een steunend sociaal netwerk heeft.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] , door met meerdere personen die [slachtoffer 2] te slaan en te trappen. Dergelijke feiten veroorzaken niet alleen gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer, maar ook bij degenen die daar ongewild getuige van zijn dan wel daar iets over hebben vernomen in de media. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de voortgezette handeling van mishandeling en poging tot zware mishandeling van aangever [slachtoffer 1] , door deze [slachtoffer 1] van achter met een vuist tegen zijn gezicht te slaan en vervolgens tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] te schoppen. Er is met name door de verdachte fors en laf geweld uitgeoefend op twee slachtoffers, ook toen die weerloos op de grond lagen. Het geweld tegen [slachtoffer 1] spant de kroon: de verdachte heeft [slachtoffer 1] eerst lafhartig van achteren neergeslagen. Toen deze aangever trachtte overeind te krabbelen, heeft de verdachte een aanloop genomen en hem vol met geschoeide voet tegen het gezicht geschopt. De foto’s van de verwondingen zijn indrukwekkend. Door aldus te handelen heeft de verdachte de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ernstig geschonden. Het slachtoffer had onder meer een hersenschudding, een gebroken neus waarvoor hij onder algehele narcose een hersteloperatie heeft ondergaan, een gaatje in zijn tong en een mond die aan de binnenkant alsmede de buitenkant kapot was. Ook moest een verwonding onder de kin van het slachtoffer gehecht worden. Blijkens de slachtofferverklaring, gevoegd bij het schadeonderbouwingsformulier, ondervond het slachtoffer ten tijde van het invullen van dit formulier d.d. 19 augustus 2021 dagelijks nog hinder sinds de bewezenverklaarde feiten. Ten tijde van het invullen van het formulier voelde hij zich erg angstig en dit weerhield hem ervan om met vrienden op pad te gaan of druk bezochte plekken te bezoeken. Door de opgelopen hersenschudding kon het slachtoffer zich niet goed concentreren op school en heeft hij veel lessen en opdrachten gemist die hij in zijn vrije tijd heeft moeten inhalen. Het handelen van de verdachte had eenvoudig tot nog veel ernstiger zwaar lichamelijk letsel kunnen leiden. Verdachte heeft hiervoor geen enkele verantwoordelijkheid genomen.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de gevolgen ervan voor de slachtoffers, niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt. De door de verdediging naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van de verdachte, onder meer dat verdachte blijkens het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 februari 2022 niet eerder met justitie in aanraking is gekomen, maken dit niet anders. De door de advocaat-generaal gevorderde straf doet naar het oordeel van het hof onvoldoende recht aan de ernst en het gewelddadige karakter van de bewezenverklaarde feiten, de gevolgen die de bewezenverklaarde feiten voor de slachtoffers hebben gehad, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de houding van de verdachte.
Het hof acht om die reden het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, voor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden. Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze vordering bestaat uit € 385,- aan materiële schade (kosten eigen risico ziektekosten) en € 2.115,- aan immateriële schade.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep volledig toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2021.
De benadeelde partij heeft de vordering in hoger beroep opnieuw gehandhaafd.
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep gesteld dat de kostenpost met betrekking tot het eigen risico onvoldoende onderbouwd is en er onvoldoende causaal verband bestaat tussen de feiten en de gevorderde schade. De raadsvrouw heeft de hoogte van het gevorderde bedrag met betrekking tot de immateriële schade niet betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Het hof is van oordeel dat de door de benadeelde partij gevorderde kostenpost omtrent het eigen risico ad € 385,-, voldoende onderbouwd is en in voldoende rechtstreeks verband staat met deze bewezenverklaarde feiten. De kosten ad € 385,- inzake het eigen risico zijn immers, gelet op bijlage 1 bij het schadeonderbouwingsformulier d.d. 19 augustus 2021, het gevolg van een ziekenhuisopname in de periode van 30 januari 2021 tot en met 14 maart 2021.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade is het hof van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van deze bewezenverklaarde feiten. Het hof acht het billijk om het gevorderde bedrag ad € 2.115,- aan immateriële schade toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is.
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij en de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan het slachtoffer [slachtoffer 1] is toegebracht tot een bedrag van € 2.500,-. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 35 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 56, 57, 141, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 2.115,00 (tweeduizend honderdvijftien euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 2.115,00 (tweeduizend honderdvijftien euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 januari 2021 tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. C.M. Hilverda en mr. C.A. van Roosmalen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.B. Mobach, griffier,
en op 3 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. C.M. Hilverda en M.B. Mobach zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.