In deze zaak, die op 16 juni 2022 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om de bekrachtiging van een beschikking van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, waarin het ouderlijk gezag over twee minderjarige kinderen is vastgesteld. De vader, verzoeker in hoger beroep, heeft verzocht om gezamenlijk gezag over de kinderen, terwijl de moeder, verweerster in hoger beroep, dit heeft betwist. De rechtbank had eerder bepaald dat het gezag over de oudste minderjarige alleen aan de moeder toekomt en het verzoek van de vader om een omgangsregeling is afgewezen. De vader heeft in hoger beroep aangevoerd dat de communicatie tussen hem en de moeder is verbeterd en dat hij in staat is om samen met de moeder het gezag uit te oefenen. De moeder heeft echter betwist dat de vader zijn problemen heeft opgelost en heeft gewezen op zijn verleden van middelengebruik en de gevolgen daarvan voor de kinderen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 11 mei 2022 zijn beide ouders gehoord, maar de Raad voor de Kinderbescherming was niet aanwezig. Het hof heeft de argumenten van beide partijen afgewogen en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat de moeder het eenhoofdig gezag behoudt. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders niet is verbeterd en dat de vader niet in staat is gebleken om zijn verantwoordelijkheden als ouder op zich te nemen. De vader heeft in het verleden geen stabiele situatie kunnen creëren en heeft de kansen die hem zijn geboden om aan zijn problemen te werken niet benut. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de verzoeken van de vader afgewezen.