ECLI:NL:GHSHE:2022:1919

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
200.300.940_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens vertrouwensbreuk en benoeming opvolgend bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder. De rechthebbende, die onder bewind stond, verzocht om het ontslag van de bewindvoerder en de benoeming van een opvolgend bewindvoerder. De rechthebbende voerde aan dat er sprake was van een vertrouwensbreuk en dat de bewindvoerder niet naar behoren functioneerde. De bewindvoerder betwistte deze claims en stelde dat zij haar taken correct uitvoerde, ondanks de problematische financiële situatie van de rechthebbende. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gehoord tijdens de mondelinge behandeling op 11 april 2022. Na beoordeling van de feiten en de communicatieproblemen tussen de rechthebbende en de bewindvoerder, concludeerde het hof dat er gewichtige redenen waren voor ontslag van de bewindvoerder. Het hof benoemde vervolgens de door de rechthebbende voorgestelde opvolgend bewindvoerder, die beter zou aansluiten bij de wensen van de rechthebbende. De uitspraak vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank Limburg en bepaalde dat de bewindvoerder met ingang van 1 juli 2022 ontslagen werd, met de benoeming van de opvolgend bewindvoerder.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 juni 2022
Zaaknummer: 200.300.940/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9018538 \ BM VERZ 21-1030
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. F.E.L. Teerling.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
[de bewindvoerder],
gevestigd te [vestigingsplaats] en tevens kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. G.J.E. Schoofs,
[dochter rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de dochter van de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 12 oktober 2021, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de bewindvoerder te ontslaan en [opvolgend bewindvoerder] tot opvolgend bewindvoerder te benoemen, dan wel een beslissing te nemen die het hof juist acht.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 23 december 2021, heeft de bewindvoerder verzocht (naar het hof begrijpt:) de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 april 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. Teerling;
  • namens de bewindvoerder, mevrouw [vertegenwoordiger bewindvoerder] , bijgestaan door mr. Schoofs.
2.3.1.
De dochter van de rechthebbende is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 5 juli 2021;
  • het procesdossier van de eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 22 november 2021;
  • het V8-formulier ingediend door de advocaat van de rechthebbende op 30 maart 2022;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door mr. Teerling overgelegde stukken, te weten: de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 26 januari 2017 en de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 28 maart 2019.
2.4.1.
Na de mondelinge behandeling in hoger beroep is op verzoek van het hof nog ingekomen:
- de bereidverklaring van de beoogd opvolgend bewindvoerder, ingekomen ter griffie op 19 april 2022.

3.De beoordeling

3.1.
Over de goederen die [de rechthebbende] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren heeft de kantonrechter met ingang van 16 februari 2017 een bewind ingesteld.
Sinds 1 april 2019 is [de bewindvoerder] de bewindvoerder over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.
3.2.
De rechthebbende heeft de kantonrechter verzocht om de bewindvoerder te ontslaan onder gelijktijdige benoeming van de beoogd opvolgend bewindvoerder.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, voornoemd verzoek van de rechthebbende afgewezen.
3.4.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling het volgende aan.
De kantonrechter heeft ten onrechte vastgesteld dat er geen zodanig gewichtige redenen bestaan dat deze het ontslag van de bewindvoerder rechtvaardigen. De argumenten van de rechthebbende voor het ontslag van de bewindvoerder zijn omvangrijker dan in de bestreden beschikking vermeld. De rechthebbende benadrukt dat het afwijzen van de extra geldverzoeken, niet de voornaamste reden vormt voor het ontslagverzoek. Er is vooral sprake van een vertrouwensbreuk, waardoor een andere bewindvoerder moet worden benoemd. De rechthebbende ondervindt allerlei problemen sinds [de bewindvoerder] de bewindvoerder is. De bewindvoerder is drie hoge betalingsregelingen overeengekomen met de schuldeisers, waardoor er geen ruimte bestaat voor extra gelden en deze ruimte ook nooit zal ontstaan. Het verzoek van de rechthebbende om nieuwe betalingsregelingen overeen te komen wordt door de bewindvoerder afgewezen. Wanneer er bij de rechthebbende specifieke zaken spelen waarbij de bewindvoerder extra inspanningen moet verrichten (zoals de toelating tot de MSNP en de tandartskosten) wordt maatschappelijk werk ingeschakeld om deze zaken te regelen. Genoemde zaken behoren echter tot het takenpakket van de bewindvoerder. Bovendien is de rechthebbende niet tevreden over de communicatie met de bewindvoerder. De bewindvoerder ontvangt cliënten niet op kantoor. De rechthebbende mist het persoonlijk contact met de bewindvoerder. Verder is de bewindvoerder beperkt telefonisch bereikbaar; bij spoedgevallen is dat onwerkbaar. De samenwerking met de bewindvoerder is niet goed en er is een gebrek aan begrip en aan maatwerk. De rechthebbende voelt zich door de bewindvoerder niet serieus genomen.
De rechthebbende heeft in de beoogd opvolgend bewindvoerder veel vertrouwen en die hanteert tevens een werkwijze waarin de rechthebbende zich kan vinden. De beoogd opvolgend bewindvoerder heeft een aparte Whatsapp-mogelijkheid voor zaken waarbij er snel contact nodig is. Bovendien werkt de beoogd opvolgend bewindvoerder met een vaste contactpersoon die ook bij de cliënten thuis komt. De rechthebbende kent de beoogd opvolgend bewindvoerder via zijn maatschappelijk werker.
3.6.
De bewindvoerder voert in het verweerschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling het volgende aan.
De bewindvoerder betwist uitdrukkelijk dat zij ernstig tekort schiet in de nakoming van haar taken/verplichtingen. Zij spant zich maximaal in om het dossier van de rechthebbende ‘tot een goed einde te brengen’. De bezwaren van de rechthebbende komen er hoofdzakelijk op neer dat zijn ‘extra geldverzoeken’ (grotendeels) worden afgewezen. De enige reden dat er niet (altijd) voldaan kan worden aan deze ‘extra geld verzoeken’ is dat daar geen financiële ruimte voor aanwezig is. De betaling van de vaste lasten verloopt stabiel. Er is sprake van een problematische schuldenlast. Tegenover deze schuldenlast staat een relatief laag inkomen. Bij ieder ‘extra geld verzoek’ dient de bewindvoerder te beoordelen of er wel voldoende geld is om aan dit verzoek te voldoen en of daartoe ook echt een noodzaak bestaat. De betaling van de vaste lasten en de reeds bestaande schuldeisers gaan in beginsel voor op de ‘extra geldverzoeken’. De bewindvoerder maakt in dat kader geen onjuiste belangenafweging, maar vervult haar taak/plicht als bewindvoerder en dit vormt daarom ook geen reden voor ontslag. De bewindvoerder betwist dat de ‘extra geld verzoeken’ via maatschappelijk werk moeten worden ingediend.
De bewindvoerder erkent dat de door haar getroffen betalingsregeling van € 75,- per maand in combinatie met het beslag op de uitkering van de rechthebbende iets te hoog is. Zij heeft per ommegaande actie ondernomen om dit recht te trekken. De teveel betaalde aflossingen zijn op de beheerrekening teruggestort en worden nu gebruikt voor de extra geldverzoeken.
De rechthebbende krijgt leefgeld ter hoogte van € 50,- per week, waarmee hij in zijn levensonderhoud moet kunnen voorzien. De hoogte van dit weekgeld is vastgesteld op basis van de hoogte van het inkomen van de rechthebbende, de te betalen vaste lasten en de af te lossen schulden.
Maatschappelijk werk ondersteunt de bewindvoerder in moeilijke zaken. De rechthebbende is inmiddels toegelaten tot de MSNP. Ook heeft de bewindvoerder fondsen aangeschreven voor de tandartskosten van de rechthebbende.
Een goede samenwerking tussen de bewindvoerder en de rechthebbende is nog steeds mogelijk. De bewindvoerder doet er alles aan om de communicatie met de rechthebbende zo goed mogelijk te laten verlopen en betrekt daarbij ook de maatschappelijk werker. De maatschappelijk werker heeft zich op enig moment als contactpersoon van de rechthebbende opgeworpen; hierdoor verloopt de communicatie ook makkelijker. De bewindvoerder betwist dat er sprake is van communicatieproblemen. Tijdens de aangegeven kantoortijden kan met de bewindvoerder worden gecommuniceerd. Daarnaast is het voor de rechthebbende ook mogelijk om per e-mail of telefonisch een verzoek in te dienen bij de bewindvoerder. Ook komt de bewindvoerder op verzoek bij cliënten thuis. De moeizame communicatie ligt met name bij de rechthebbende zelf.
De bewindvoerder verzet zich tegen het ontslag. Het ontslag zal er niet toe leiden dat er extra ruimte ontstaat in het budget van de rechthebbende. Bovendien heeft de bewindvoerder het dossier van de rechthebbende op 1 april 2019 overgenomen van [voormalig bewindvoerder] . De samenwerking tussen [voormalig bewindvoerder] en de rechthebbende was toen ook niet (meer) mogelijk vanwege moeizame/ slechte communicatie.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.7.2.
Het hof stelt voorop dat [de bewindvoerder] zijn taak als bewindvoerder, gelet op de huidige financiële situatie van de rechthebbende, naar behoren heeft uitgevoerd. Zo had de rechthebbende bij de aanvang van het bewind problematische schulden. De bewindvoerder heeft -ondanks het beperkte inkomen van de rechthebbende- met de verschillende schuldeisers een betalingsregeling getroffen. Tijdens de mondelinge behandeling is verder gebleken dat de bewindvoerder, al dan niet samen met de maatschappelijk werker van de rechthebbende, ook heeft weten te realiseren dat de rechthebbende in januari 2022 is toegelaten tot de MSNP en dat er gelden zijn gereserveerd voor de omvangrijke tandartskosten van de rechthebbende. De financiële situatie van de rechthebbende is daarmee op dit moment onder controle.
3.7.3.
Desondanks is het hof op grond van de stukken en (met name ook) het besprokene tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, anders dan de rechtbank, van oordeel dat er gewichtige redenen aanwezig zijn om de bewindvoerder te ontslaan. De rechthebbende heeft bij herhaling gesteld dat er sprake is van een vertrouwensbreuk in de relatie tussen de bewindvoerder en de rechthebbende, waarin hij door zijn maatschappelijk werker wordt gesteund. De rechthebbende heeft daartoe aangevoerd dat hij met name problemen heeft met de beperkte communicatie(mogelijkheden) met de bewindvoerder. Hij heeft geen vaste contactpersoon bij de bewindvoerder, de bewindvoerder is telefonisch beperkt bereikbaar en hij mag niet op het kantoor van de bewindvoerder komen. Verder voelt de rechthebbende zich door de bewindvoerder niet serieus genomen en is er bij de bewindvoerder een gebrek aan begrip en aan maatwerk. Ook zou volgens de rechthebbende de bewindvoerder zaken die tot zijn takenpakket behoren afschuiven naar de maatschappelijk werker van de rechthebbende. De bewindvoerder heeft deze stellingen van de rechthebbende grotendeels gemotiveerd weersproken en vindt niet dat er sprake is van een vertrouwensbreuk. Het hof constateert dat in ieder geval op het gebied van de door de rechthebbende gestelde beperkte communicatie(mogelijkheden) met de bewindvoerder sprake lijkt te zijn van een misver-stand. De bewindvoerder heeft namelijk tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de rechthebbende -desgewenst- kan vragen om een vaste contactpersoon bij [de bewindvoerder] en dat deze contactpersoon ook huisbezoeken aflegt. Wat ook zij van de overige door de rechthebbende gestelde tekortkomingen van de bewindvoerder, het hof verwacht op grond van het voorgaande niet dat de door de rechthebbende ervaren vertrouwensbreuk nog kan worden hersteld en dat de rechthebbende en de bewindvoerder nog tot een goede samenwerking en onderlinge communicatie zullen komen.
3.7.4.
Het voorgaande brengt met zich dat het hof een opvolgend bewindvoerder zal benoemen. De rechthebbende heeft verzocht [opvolgend bewindvoerder] te benoemen tot opvolgend bewindvoerder. Uit de door de rechthebbende overgelegde bereidverklaring van [opvolgend bewindvoerder] van 19 april 2022 blijkt dat deze bereid is om het bewind over de goederen die aan de rechthebbende (zullen) toebehoren op zich te nemen. Het hof zal overeenkomstig het verzoek van de rechthebbende beslissen, in die zin, dat [opvolgend bewindvoerder] tot opvolgend bewindvoerder wordt benoemd. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de maatschappelijk werker van de rechthebbende de opvolgend bewind-voerder heeft aangedragen. Deze maatschappelijk werker kent zowel de opvolgend bewindvoerder als de rechthebbende goed. Het hof gaat er daarom vanuit dat de opvolgend bewindvoerder beter aansluit bij de persoon en de wensen van de rechthebbende dan [de bewindvoerder] . Het hof neemt hierbij in aanmerking dat de opvolgend bewindvoerder volgens de rechthebbende werkt met een vaste contactpersoon die ook bij de cliënten thuis komt.
3.7.5.
Over de beloning van de opvolgend bewindvoerder overweegt het hof het volgende. Omdat sprake is van problematische schulden zal het hof de jaarlijkse beloning van de opvolgend bewindvoerder, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (de Regeling), hoge tarief. Op grond van artikel 3, lid 4 van de Regeling is de beloning verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand waarin de bewindvoerder is benoemd en wordt deze in maandelijkse termijnen betaald. De beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de opvolgend bewindvoerder zal het hof vaststellen overeenkomstig artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling.
3.8.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het inleidend verzoek van de rechthebbende alsnog toewijzen zoals hierna onder 4 vermeld.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 13 juli 2021;
en opnieuw rechtdoende:
verleent met ingang van 1 juli 2022, aan [de bewindvoerder] , ontslag als bewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1972, wonende aan de [adres] [woonplaats] ;
benoemt met ingang van 1 juli 2022 [opvolgend bewindvoerder] , [adres] [kantoorplaats] , tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht;
stelt de jaarlijkse beloning van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
stelt de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig de in artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en bewindregister;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, E.P. de Beij en H.M.A.W. Erven en is op 16 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.