Uitspraak
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: [minderjarige] .
locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
werkzaam bij [kantoor] te [kantoorplaats] ,
bijzondere curator over [minderjarige] .
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
en
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
5.De beschikking van 12 augustus 2021
6.6. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
7.De verdere beoordeling
Wat doorslaggevend is geweest voor de andere visie van de raad is dat het beëindigen van het gezag van de moeder niet heeft geleid tot de situatie die de raad voor [minderjarige] voor ogen had. Tijdens het indienen van het verzoek bij de rechtbank was het contact tussen [minderjarige] en de moeder verslechterd en waren de spanningen tussen de moeder, de familie, de GI en het pleeggezin erg belastend voor [minderjarige] . De hoop was om de belasting die [minderjarige] ervaarde weg te nemen of te verminderen door een gezagsbeëindigende maatregel te verzoeken, maar dit heeft niet geleid tot de gewenste rust voor [minderjarige] . De plaatsing in het vorige pleeggezin bleek niet langer passend voor [minderjarige] , waardoor zij overgeplaatst moest worden naar een ander pleeggezin. Ondertussen is de detentie van de moeder geëindigd en is de moeder bezig geweest haar leven weer op te bouwen. Het contact tussen de moeder en [minderjarige] is enorm verbeterd en [minderjarige] heeft positief contact met de vader. Ook is er is sprake van samenwerking tussen de ouders. Hoewel de situatie door de overplaatsing van [minderjarige] naar een ander pleeggezin is verbeterd, heeft het aflopen van de detentie van de moeder de deur geopend voor een terugplaatsing bij de moeder. [minderjarige] trekt steeds meer naar de moeder toe en het is haar wens om bij de moeder verder op te groeien. De raad acht het daarom in het belang van [minderjarige] om weer bij de moeder te gaan wonen en de raad ziet hier ook mogelijkheden toe. Het is daarbij wel noodzakelijk dat [instantie] betrokken blijft, zodat een hulpverlener waar de moeder een vertrouwensrelatie mee heeft en die vertrouwd is voor [minderjarige] de regie over de thuisplaatsing uitvoert en hulpverlening in de opvoedingssituatie biedt.
4.De beslissing
H. van Winkel en is op 16 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.