Uitspraak
5.De zaak in het kort
6.De beschikking van 28 april 2022
7.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- het verweerschrift van de zijde van de moeder;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 20 juli 2021.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van twee minderjarigen, geboren in 2012 en 2013. De vader, verzoeker in hoger beroep, is in geschil met de moeder, verweerster in hoger beroep, over de zorgregeling na hun echtscheiding. De rechtbank Oost-Brabant had eerder een beschikking gegeven waarin de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hadden en een zorgregeling was vastgesteld waarbij de kinderen bij de vader verbleven op bepaalde weekenden. De vader is het niet eens met deze regeling en verzoekt om een wijziging, waarbij de kinderen in de even weken bij de moeder en in de oneven weken bij hem verblijven. De moeder verzet zich hiertegen en heeft zorgen over de opvoedcapaciteiten van de vader, onder andere vanwege zijn vermeende pornoverslaving en alcoholgebruik.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2022 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat er geen contra-indicaties zijn voor een uitbreiding van de zorgregeling met de vader, maar dat het vertrouwen van de moeder in de vader geschaad is. Het hof oordeelt dat een co-ouderschapsregeling op dit moment niet haalbaar is, maar dat een zorgregeling waarbij de kinderen eenmaal in de twee weken bij de vader verblijven, wel in het belang van de kinderen is. De moeder wordt verplicht om haar medewerking aan deze regeling te verlenen, met een dwangsom als sanctie bij niet-naleving. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd voor zover het de zorgregeling betreft, en het hof wijst het verzoek van de vader toe.