ECLI:NL:GHSHE:2022:1912

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
200.303.662_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake zorgregeling voor minderjarigen in het kader van echtscheiding

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verdeling van zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders van twee minderjarigen, geboren in 2012 en 2013. De vader, verzoeker in hoger beroep, is in geschil met de moeder, verweerster in hoger beroep, over de zorgregeling na hun echtscheiding. De rechtbank Oost-Brabant had eerder een beschikking gegeven waarin de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hadden en een zorgregeling was vastgesteld waarbij de kinderen bij de vader verbleven op bepaalde weekenden. De vader is het niet eens met deze regeling en verzoekt om een wijziging, waarbij de kinderen in de even weken bij de moeder en in de oneven weken bij hem verblijven. De moeder verzet zich hiertegen en heeft zorgen over de opvoedcapaciteiten van de vader, onder andere vanwege zijn vermeende pornoverslaving en alcoholgebruik.

Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juni 2022 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof heeft vastgesteld dat er geen contra-indicaties zijn voor een uitbreiding van de zorgregeling met de vader, maar dat het vertrouwen van de moeder in de vader geschaad is. Het hof oordeelt dat een co-ouderschapsregeling op dit moment niet haalbaar is, maar dat een zorgregeling waarbij de kinderen eenmaal in de twee weken bij de vader verblijven, wel in het belang van de kinderen is. De moeder wordt verplicht om haar medewerking aan deze regeling te verlenen, met een dwangsom als sanctie bij niet-naleving. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd voor zover het de zorgregeling betreft, en het hof wijst het verzoek van de vader toe.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 juni 2022
Zaaknummer: 200.303.662/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/354237 / FA RK 19-6349
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. Burgers,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G.L. Brokking-van Alphen.
Deze zaak gaat over:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2012 en
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2013.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
vestiging: [vestigingsplaats]
hierna te noemen: de raad.

5.De zaak in het kort

Tussen partijen is in geschil de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

6.De beschikking van 28 april 2022

Bij die beschikking heeft het hof:
in de zaak met zaaknummer 200.303.662/01:
de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 september 2021 bekrachtigd voor zover deze de echtscheiding betreft en iedere verdere beslissing aangehouden;
in de zaak met zaaknummer 200.303.662/02:
de werking geschorst van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 september 2021 voor zover deze de zorgregeling betreft totdat het hof over de zorgregeling in de hoofdzaak heeft beslist.

7.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

7.1.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 juni 2022. Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak in hoger beroep van partijen met nummers 200.303.663/01 en 200.303.584/01 (verdeling). Het hof zal in beide zaken bij afzonderlijke beschikking uitspraak doen.
In deze zaak zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Burgers;
- de moeder, bijgestaan door mr. Brokking-van Alphen;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
7.2.
Het hof heeft in de zaak met nummer 200.303.662 kennisgenomen van de inhoud van:
- het beroepschrift van de zijde van de vader;
  • het verweerschrift van de zijde van de moeder;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 20 juli 2021.

8.De verdere beoordeling

8.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf bij de moeder hebben en een zorgregeling vastgesteld waarbij de kinderen bij de vader verblijven:
- iedere week, de ene week op zaterdag en de andere week op zondag, van 10:00 uur tot 18:00 uur;
- voor het overige door partijen in onderling overleg te regelen.
8.2.
De vader kan zich met de beslissing over de zorgregeling niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. De vader verzoekt primair een zorgregeling waarbij de kinderen in de even weken bij de moeder verblijven en in de oneven weken bij hem. Subsidiair verzoekt hij een zorgregeling waarbij de kinderen één weekend per veertien dagen van vrijdag 16:00 uur tot zondag 19:00 uur bij hem verblijven. Voor de vakanties en feestdagen verzoekt de vader een zorgregeling volgens een door hem opgesteld schema.
De moeder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep, althans dit beroep af te wijzen. Subsidiair verzoekt zij een zorgregeling te bepalen, waarbij in elk geval sprake is van een opbouw van de contacten tussen de vader en de kinderen voor wat betreft de overnachtingen.
8.3.
De vader voert, kort samengevat het volgende aan.
Sinds de beschikking van dit hof van 3 augustus 2021 heeft de vader contact gehad met de kinderen op zaterdag 7 en zaterdag 14 augustus 2021 van 10:00 uur tot en met 17:00 uur en sinds 28 augustus 2021 ieder tweede weekend van zaterdag 10:00 uur tot en met zondag 18:00 uur. Deze weekendregeling is er nu nog en verloopt naar volle tevredenheid van de kinderen en de vader. Het zou aan de kinderen niet uit te leggen zijn als het contact weer wordt beperkt. De vader zou het ook niet begrijpen.
De moeder heeft geen enkel rechtens te respecteren belang bij het afwijzen van de door de vader gewenste zorgregeling. Haar bezwaren zijn nergens op gebaseerd. De vader heeft gesprekken gevoerd met de huisarts, de huisartsondersteuner, Veilig Thuis, CJG [CJG] en hij heeft een psychologisch onderzoek ondergaan bij dr. [psycholoog en seksuoloog] . Zij allen, en ook de raad, zijn van mening dat er geen contra-indicaties zijn voor een zorgregeling met overnachting.
Partijen zijn door CJG [CJG] doorverwezen naar Combinatie Jeugdzorg in [locatie] . De vader heeft inmiddels een uitnodiging voor een intakegesprek ontvangen. Het is de vader niet duidelijk wat hij nog meer zou kunnen doen om het vertrouwen van de moeder terug te winnen. Als ‘vertrouwen’ het kernwoord is, komt er, wat de moeder betreft, geen zorgregeling.
8.4.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
Zij heeft onvoldoende vertrouwen in de vader om de kinderen bij hem te laten overnachten. Zij heeft geconstateerd dat de vader naar porno keek, ook op de IPad van de kinderen en (ook overdag) op momenten dat hij met de kinderen samen was. Ook heeft zij geconstateerd dat de vader op Facebook jonge meisjes volgt. Volgens de politie (die door de moeder is geraadpleegd) is sprake is van een seksverslaving en deze verslaving wordt volgens de moeder steeds extremer.
Tegenover de moeder is de vader niet open geweest over zijn pornoverslaving en ook niet over zijn alcoholgebruik. Hij heeft haar zelfs onwaarheden verteld. Ook kan zij niet op de vader vertrouwen als het gaat om de verzorging van de kinderen. Dit is des te zorgelijker omdat [minderjarige 2] kampt met epileptische aanvallen. Wanneer zij een epileptische aanval krijgt, moet zij binnen drie minuten noodmedicatie toegediend krijgen. Van de vader mag zij evenwel langere tijd achtereen alleen spelen, zonder toezicht. Daarnaast was de noodmedicatie bij de vader tien maanden over de datum waardoor de werkzaamheid van de noodmedicatie was verminderd.
Anders dan de vader betoogt, loopt de huidige contactregeling niet naar tevredenheid van de kinderen. Zij voelen zich ‘s nachts niet prettig bij de vader. Een overnachting bij de vader is heel belastend voor hen, vooral omdat zij weten dat de moeder hierover grote zorgen heeft. Door de hoge dwangsom die het hof heeft opgelegd, heeft zij de overnachtingen bij de vader echter wel moeten toestaan.
Het is ook niet zo dat alle betrokken deskundigen van mening zijn dat geen sprake is van contra-indicaties bij de vader. De enige, die daar daadwerkelijk onderzoek naar heeft gedaan, is dr. [psycholoog en seksuoloog] , maar dit onderzoek is eenzijdig geweest; de moeder is daarbij niet betrokken. De andere personen en instellingen die de vader heeft genoemd, hebben geen feitelijk onderzoek verricht en/of zijn daarin niet gespecialiseerd.
Een rustige opbouw, van het vertrouwen en de zorgregeling, zal op de lange duur veel betere resultaten opleveren dan de huidige afgedwongen regeling.
Bij de mondelinge behandeling heeft de moeder op vragen van het hof geantwoord dat haar vertrouwen enkel kan worden hersteld als er onderzoek naar het gedrag van de vader wordt gedaan waarbij ook zij wordt betrokken, in combinatie met systeemtherapie.
8.5.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd om vanwege de lange duur van de procedure en het spanningsveld waarin de kinderen verkeren een raadsonderzoek te gelasten. Niet om de vermeende seks/pornoverslaving van de vader te onderzoeken, maar om zicht te krijgen op de belasting voor de kinderen en het perspectief. Dit, om te beginnen, in het kader van de zorgregeling, maar eventueel uit te breiden naar een beschermingsonderzoek.
8.6.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
8.7.
Tussen partijen is in geschil op welke wijze de verdeling van zorg- en opvoedingstaken voor de kinderen dient te worden vastgesteld.
8.7.1.
Het hof stelt voorop dat de wet tot uitgangspunt neemt dat het kind van de ouders over wie zij gezamenlijk het gezag uitoefenen, recht heeft op een gelijkwaardige verzorging en opvoeding door beide ouders. De meest wenselijke situatie is daarbij dat de ouders een gelijkwaardige rol spelen in het leven van een kind (artikel 1:247 lid 4 BW). Een gelijkwaardige rol betekent niet per definitie een 50/50 verdeling van de zorg- en opvoedtaken; het gaat er bij gelijkwaardigheid ook en vooral om dat beide ouders de ouderlijke verantwoordelijkheden op gelijk niveau dragen, met respect voor elkaars rol in het leven van het kind. Ouders dienen elkaar een volwaardige rol in het leven van het kind te gunnen en het kind en elkaar daarin te ondersteunen. De vast te stellen zorgregeling is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval en de belangen van het kind.
In het licht van het voorgaande overweegt het hof als volgt.
8.7.2.
Het hof is niet gebleken dat er bij de vader contra-indicaties zijn voor uitbreiding van zijn aandeel in de zorg voor de kinderen. Duidelijk is dat het vertrouwen van de moeder in de vader is geschaad en dat vooral de overnachting van de kinderen bij de vader haar zorgen baart, maar dat is op zichzelf genomen geen beletsel voor een uitbreiding van de zorgregeling, met overnachtingen. De vader (en zijn gedrag) is door verschillende instanties en professionals beoordeeld en daaruit zijn geen zorgsignalen naar voren gekomen. Aan het bezwaar van de moeder dat zij niet bij het onderzoek van dr. [psycholoog en seksuoloog] betrokken is geweest, gaat het hof voorbij. Immers ook zij, zo heeft de moeder bij de mondelinge behandeling bevestigd, is door dr. [psycholoog en seksuoloog] in het kader van het door hem te verrichten psychologisch onderzoek van vader uitgenodigd. Door haar eigen keuze is daaraan meerdere malen geen gevolg gegeven.
Het hof is evenmin gebleken dat er bij de kinderen contra-indicaties zijn voor een uitbreiding van de zorgregeling met de vader. Uit de gesprekken die vanuit Veilig Thuis met hen zijn gevoerd, is niets gebleken dat een uitbreiding van de zorgregeling in de weg zou staan. In het belang van de kinderen acht het hof daarom juist een gelijkwaardiger rol van de vader in hun verzorging en opvoeding noodzakelijk. Daarbij acht het hof wel van belang dat de vader ervoor zorgt dat de voor [minderjarige 2] benodigde en adequate (dus niet verlopen) (nood)medicatie genoegzaam bij hem aanwezig is en hij daarin zelf de regie neemt en dus tijdig eventueel verlopen (nood)medicatie vervangt.
8.7.3.
Een co-ouderschapsregeling, die de vader primair verzoekt, acht het hof op dit moment een te grote stap en daarom niet haalbaar en niet in het belang van de kinderen. Daarom zal het hof conform het subsidiaire verzoek van de vader een zorgregeling bepalen waarbij de kinderen eenmaal in de twee weken van vrijdag 16:00 uur tot zondag 19:00 uur bij de vader verblijven en de volgende regeling voor de vakanties en de feestdagen:
De kinderen verblijven in de:
vakanties
bij vader
bij moeder
voorjaarsvakantie
(carnaval)
even jaren
oneven jaren
meivakantie
(incl. Koningsdag en Bevrijdingsdag)
even jaren: week 1
oneven jaren: week 2
even jaren: week 2
oneven jaren: week 1
zomervakantie
even jaren: weken 1, 2 en 5
oneven jaren: weken 3, 4 en 6
even jaren: weken 3, 4 en 6
oneven jaren: weken 1, 2 en 5
herfstvakantie
oneven jaren
even jaren
kerstvakantie
even jaren: week 1
oneven jaren: week 2
even jaren: week 2
oneven jaren: week 1
Vakanties beginnen op vrijdag om 16:00 uur en eindigen op zondag 19:00. Het wisselmoment in een vakantie van meerdere weken is op zondag om 19:00 uur.
Pasen, Pinksteren en Hemelvaart brengen de kinderen door bij de ouder bij wie zij al volgens de zorgregeling of vakantieverdeling zijn.
Feestdagen
bij vader
bij moeder
Sinterklaas
even jaren
oneven jaren
Kerstmis
even jaren: 1e Kerstdag
oneven jaren: 2e Kerstdag
even jaren: 2e Kerstdag
oneven jaren: 1e Kerstdag
Oudjaarsavond en
Nieuwjaarsdag
oneven jaren
even jaren
Verjaardag kinderen
even jaren
oneven jaren
Verjaardag ouder
verjaardag vader
verjaardag moeder
Vaderdag
Vaderdag
Moederdag
Moederdag
Bij de wissel met Kerstmis start het verblijf van de kinderen om 10:00 uur en eindigt het op de andere dag om 10:00 uur.
Bij de wissel op Oudejaarsdag start het verblijf van de kinderen om 10:00 uur en eindigt het op 2 januari om 10:00 uur.
8.7.4.
Het hof zal geen raadsonderzoek gelasten zoals door de raad geadviseerd. Naar verwachting, zoals door [vertegenwoordiger van de raad] is verklaard, zal het nog lang duren voor dit onderzoek daadwerkelijk uitgevoerd zal worden en het hof acht een verder uitstel van een ruimere zorgregeling – nu er geen contra-indicaties kunnen worden vastgesteld voor de door het hof te bepalen zorgregeling – niet in het belang van de kinderen. Bovendien zijn partijen juist een traject gestart bij Combinatie Jeugdzorg. Het hof benadrukt dat partijen in het belang van de kinderen op constructieve wijze aan dit traject dienen mee te werken.
8.8.
De moeder heeft verklaard dat zij de kinderen alleen bij de vader heeft laten overnachten, omdat dit hof een dwangsom had opgelegd. Om te verzekeren dat zij ook de nieuwe zorgregeling naleeft, zal het hof daarom ambtshalve bevelen dat de moeder haar onvoorwaardelijke medewerking zal verlenen aan de zorgregeling zoals is opgenomen in rov. 8.7.3. van deze beschikking, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan haar verplichtingen uit hoofde van deze beschikking – in het bijzonder die onder rov. 8.7.3. genoemd – te voldoen, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt.
8.9.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen, voor zover het de zorgregeling betreft en het verzoek van de vader alsnog toewijzen als hierna onder 9 is weergegeven.

9.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 13 september 2021, voor zover het de zorgregeling betreft;
en in zoverre opnieuw rechtdoende,
beveelt dat de moeder haar onvoorwaardelijke medewerking zal verlenen aan de zorgregeling zoals is opgenomen in rov. 8.7.3. van deze beschikking, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat zij in gebreke blijft aan haar verplichtingen uit hoofde van deze beschikking – in het bijzonder die onder rov. 8.7.3. genoemd – te voldoen, tot een maximum van € 50.000,-- is bereikt;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.J. Vossestein, P.P.M. van Reijsen en F. Benjaddi en is in het openbaar uitgesproken door P.P.M. van Reijsen op 16 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.