ECLI:NL:GHSHE:2022:1911

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 juni 2022
Publicatiedatum
16 juni 2022
Zaaknummer
200.304.478_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie na overeenstemming tussen ouders van jongmeerderjarige en minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de wijziging van kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had in eerste aanleg een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant aangevochten, waarin de kinderalimentatie voor hun kinderen was vastgesteld. De vrouw en de man, verweerder in hoger beroep, zijn de ouders van de jongmeerderjarige [jongmeerderjarige] en de minderjarige [minderjarige]. De rechtbank had eerder bepaald dat de man € 161,- per kind per maand moest betalen, maar in de bestreden beschikking is deze alimentatie gewijzigd naar € 163,- per kind per maand, met ingang van 1 september 2021.

Tijdens het hoger beroep hebben partijen overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie. De vrouw heeft het hof geïnformeerd dat zij en de man zijn overeengekomen dat de kinderalimentatie voor [minderjarige] € 255,- per maand zal bedragen en voor [jongmeerderjarige] € 224,- per maand, met ingang van 1 januari 2022. Het hof heeft de verzoeken van partijen om deze overeenstemming op te nemen in de beschikking gehonoreerd. De beschikking van de rechtbank is vernietigd voor zover deze aan het oordeel van het hof onderworpen was, en het hof heeft de nieuwe alimentatiebedragen vastgesteld, die door de man aan de vrouw moeten worden betaald.

De beslissing van het hof houdt in dat de man met ingang van 1 januari 2022 € 255,- per maand voor [minderjarige] en € 224,- per maand voor [jongmeerderjarige] zal betalen. De kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt. De beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
zaaknummer : 200.304.478/01
zaaknummer rechtbank : C/02/366301 FA RK 19-6371
beschikking van de meervoudige kamer van 16 juni 2022
inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. W.H.P. de Jongh te Roosendaal,
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.A.T. van Ginderen te Etten-Leur.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 28 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De vrouw is op 27 december 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikking van
28 september 2021.
2.2.
De man heeft op 17 februari 2022 een verweerschrift ingediend.
2.3.
Het hof heeft de hierna te noemen minderjarige [minderjarige] en de bij aanvang van dit hoger beroep nog minderjarige, nu jongmeerderjarige, [jongmeerderjarige] de gelegenheid gegeven hun mening kenbaar te maken. [jongmeerderjarige] heeft daarvan geen gebruik gemaakt. [minderjarige] heeft het hof een brief gestuurd, ontvangen op 4 mei 2022.
2.3.
Het hof heeft verder kennisgenomen van:
- de brief met bijlagen van de advocaat van de vrouw van 6 januari 2022;
  • het V8-formulier met bijlagen van de advocaat van de vrouw van 25 april 2022;
  • het V6-formulier met bijlage van de advocaat van de man van 28 april 2022;
  • de brief van de advocaat van de vrouw van 5 mei 2022;
  • de brief van de advocaat van de man van 5 mei 2022.
2.4.
De inmiddels jongmeerderjarige [jongmeerderjarige] heeft de vrouw gemachtigd om voor hem op te treden bij het hof.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft geen doorgang gevonden.

3.De feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2.
Partijen zijn de ouders van:
  • [jongmeerderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [jongmeerderjarige] ;
  • [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
3.3.
Bij beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 14 april 2014 is tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 14 augustus 2014 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.4.
In voornoemde beschikking van 14 april 2014 is onder meer bepaald dat de kinderen hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw en dat de door de man te betalen kinderalimentatie met ingang van 14 augustus 2014 € 303,- per kind per maand bedraagt.
3.5.
Bij beschikking van 21 mei 2015 heeft het hof voornoemde beschikking van de rechtbank van 14 april 2014 vernietigd voor zover het betreft de kinderalimentatie en opnieuw rechtdoende bepaald dat de door de man te betalen kinderalimentatie per 1 mei 2015 € 161,- per kind per maand bedraagt.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover hier van belang, met wijziging van de beschikking van het hof van 21 mei 2015, de door de man te betalen kinderalimentatie voor [jongmeerderjarige] en [minderjarige] met ingang van 1 september 2021 nader bepaald op € 163,- per kind per maand.
4.2.
De advocaat van de vrouw heeft het hof bij brief van 5 mei 2022 bericht dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de kinderalimentatie voor [minderjarige] en [jongmeerderjarige] . De vrouw past haar verzoek in hoger beroep voor zover nodig dienovereenkomstig aan en partijen verzoeken het hof de overeenstemming op te nemen in de beschikking.
Concreet zijn partijen overeengekomen dat:
  • dat zij met ingang van 1 januari 2022 voor [minderjarige] uitgaan van een zorgkorting van 0% en voor [jongmeerderjarige] van 5%, wat betekent dat de kinderalimentatie voor [minderjarige] vanaf 1 januari 2022 € 255,- per maand bedraagt, voor de toekomst maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen, en de kinderalimentatie voor [jongmeerderjarige] vanaf 1 januari 2022 € 224,- per maand bedraagt, voor de toekomst maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen;
  • hierin geen wijziging komt vanaf 24 april 2022;
  • iedere partij de eigen kosten van de onderhavige procedure draagt;
  • voor het overige de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 28 september 2021, van kracht blijft.
4.3.
De advocaat van de man heeft bij brief van 5 mei 2022 bericht akkoord te zijn met de inhoud van voornoemde brief van de advocaat van de vrouw.
4.4.
Het hof zal aan het verzoek van partijen voldoen en de afspraken over de door de man te betalen kinderalimentatie ten behoeve van [minderjarige] en [jongmeerderjarige] in het dictum opnemen.
4.5.
Het voorgaande brengt mee dat het hof de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal vernietigen en, in zoverre opnieuw beschikkende – overeenkomstig de bereikte overeenstemming – zal beslissen als volgt.

5.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 28 september 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt de beschikking van het hof van 21 mei 2015 en bepaalt dat de man aan de vrouw met ingang van 1 januari 2022:
  • als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] € 255,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
  • als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [jongmeerderjarige] € 224,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
bepaalt dat de man met ingang van 24 april 2022 aan [jongmeerderjarige] als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie € 224,- per maand zal betalen, de toekomstige termijnen telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank voor het overige;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.L. Schaafsma-Beversluis, J.C.E. Ackermans-Wijn en L.N. Geerman, en is op 16 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.