De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling en bij V6-formulier met bijlage d.d. 16 november 2021 - samengevat - het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat de ingezette hulpverlening ziet op de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de moeder als jonge moeder en in contact met de vader en niet op een instabiele psychische toestand van de moeder. De rechtbank heeft ten onrechte niet erkend dat een en ander met elkaar samenhangt. De rechtbank heeft onvoldoende de feitelijke situatie in haar oordeel betrokken. Daarbij is relevant dat tussen partijen sprake is van een leeftijdsverschil van dertien jaar en dat - gelet op de minderjarigheid van de moeder ten tijde van de relatie van partijen - geen sprake is geweest van een gelijkwaardige relatie. Dat blijkt ook uit het feit dat de moeder het slachtoffer is geworden van mishandeling, stalking, intimidatie en bedreiging door de vader gepleegd, zowel tijdens als na de relatie. De rechtbank heeft onvoldoende gewicht toegekend aan de door de moeder overgelegde stukken, zoals de aangifte van de moeder, de veroordeling van de vader voor de mishandeling van de moeder en de melding bij Veilig Thuis. Ook uit het rapport van de raad volgt dat de vader bepalend wil zijn in hoe zaken verlopen en dat
- wanneer dat niet lukt - zijn toon omslaat. Al deze stukken onderstrepen het onveilige gevoel van de moeder.
De rechtbank heeft verder ten onrechte overwogen dat er geen twijfel bestaat over de even-wichtigheid van de moeder, althans niet zodanig dat moet worden afgeweken van het uitgangspunt dat de man en [minderjarige 1] er recht en belang bij hebben dat hun band als familierech-telijke betrekking wordt erkend. De moeder heeft het moeilijk met de situatie, met de verwerking van het verleden en het omgaan met de stress die gepaard gaat met de juridische procedures. De vader zoekt nog steeds contact met de moeder. De moeder kan daar geen weerstand aan bieden. Zij weet dat wanneer zij niet reageert dat de vader dan contact zoekt met haar familieleden en dat wil de moeder voorkomen. De rechtbank heeft onvoldoende het advies van de raad, dat nader onderzoek wenselijk is, gevolgd. De raad heeft aan dat advies ten grondslag gelegd dat de moeder minder evenwichtig is dan dat zij overkomt.
Er is bij de moeder niet enkel sprake van emotionele weerstand tegen de erkenning. De moeder leeft al jaren in angst, gebaseerd op haar ervaringen met de vader en de ervaringen van haar familieleden. De moeder is voor de vader van [plaats 1] naar [plaats 2] gevlucht. De moeder heeft inmiddels de eerste gesprekken met de psycholoog van het GGZ gehad. Het is niet gelukt om stukken van het GGZ-traject over te leggen. Dat de hulpverlening tevens is ingezet vanwege de veiligheid van de moeder en [minderjarige 1] vormt alleen al een reden om aan te nemen dat door de erkenning de evenwichtige en sociaal psychologische ontwikkeling van [minderjarige 1] in het gedrang zal raken. Bovendien heeft de vader op geen enkele wijze laten blijken dat hij inzicht heeft in de onrechtmatigheid van zijn handelen en wat voor invloed dit heeft gehad op het psychische welzijn van de moeder.
[minderjarige 1] heeft een zwaarwegend belang bij een ongestoorde verhouding met de moeder. [minderjarige 1] is vanaf haar geboorte opgegroeid bij de moeder en zij is nog volledig afhankelijk van de moeder. Stress en spanningen bij de moeder hebben daarom een directe weerslag op [minderjarige 1] en de ongestoorde verhouding met de moeder. [minderjarige 1] ’s evenwichtige en sociaal psychologische ontwikkeling zal door de erkenning in het gedrang raken.
De rechtbank heeft tot slot ten onrechte overwogen dat de negatieve invloed die de vader door de erkenning op de moeder kan doen gelden en waarvoor de moeder vreest, minimaal is. De moeder verwijst naar een uitspraak van het hof van 26 november 2015 (ECLI:NL: GHSHE:2015:4854). In die uitspraak overweegt het hof dat door erkenning van de juridische status van de vader er meer sprake kan zijn van invloed in negatieve zin in de relatie van de moeder met de minderjarige. De vader heeft tijdens de relatie een negatieve invloed gehad op de moeder. De moeder heeft zich met moeite los weten te maken uit deze giftige relatie. Zij vreest voor de invloed die de vader op haar zal hebben door de erkenning van [minderjarige 1] en daarmee ook op de relatie tussen de moeder en [minderjarige 1] . De erkenning is een opstap naar meer mogelijkheden voor de vader. De moeder zal -na de erkenning- meer contact met de vader moeten hebben en dat maakt haar angstig. Verder is de moeder bang dat de vader [minderjarige 1] teleur stelt, wanneer het tot een omgangsregeling komt en hij die niet nakomt. Tot slot denkt de moeder dat de vader de erkenning gebruikt omdat hij weer opnieuw een affectieve relatie met haar wil beginnen.