ECLI:NL:GHSHE:2022:1886

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
200.308.299_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg overeenkomst over vergoeding van planschade na levering percelen bouwgrond

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant tegen de geïntimeerden, naar aanleiding van een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De appellant heeft een herstelexploot laten uitbrengen omdat er een kennelijke vergissing zou zijn gemaakt in de dagvaarding, waarbij de achternaam van de appellant abusievelijk is gebruikt in plaats van die van de geïntimeerde sub 2. Het hof heeft op 5 april 2022 een rolbeslissing gegeven en de appellant in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de ontvankelijkheid in hoger beroep. De geïntimeerden hebben zich verweerd en refereren zich aan het oordeel van het hof. Het hof heeft de regels van de Hoge Raad in acht genomen en geconcludeerd dat de vergissing in de aanduiding van de geïntimeerde sub 2 kan worden hersteld zonder dat dit onredelijk in de belangen van de geïntimeerden schaadt. Het hof heeft daarom het verzoek van de appellant om de dagvaarding te verbeteren toegewezen. De zaak is vervolgens verwezen naar de rol voor memorie van grieven, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.308.299/01
arrest van 14 juni 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
advocaat: mr. P.A.C. van Buul te Nijmegen,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden,
advocaat: mr. P.F.M. Verstegen te Nijmegen,
als vervolg op de door het hof op 5 april 2022 gegeven rolbeslissing in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, onder zaaknummer C/01/366073 / HA ZA 20-857 gewezen vonnis van 5 januari 2022.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de rolbeslissing van 5 april 2022;
  • de akte van appellant met producties van 19 april 2022;
  • de antwoordakte van geïntimeerden van 3 mei 2022.
Het hof heeft een datum bepaald voor arrest.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Bij genoemde rolbeslissing is appellant in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de ontvankelijkheid in hoger beroep omdat in plaats van de in het bestreden vonnis als eiser sub 2 vermelde partij
[geïntimeerde 2] ,in hoger beroep (als geïntimeerde sub 2) is gedagvaard
[[verschrijving naam]] .
2.2.
In zijn akte stelt appellant dat de dagvaarding in hoger beroep een kennelijke verschrijving bevat, in die zin dat bij geïntimeerde sub 2 per abuis de achternaam van appellant ( [appellant] ) in plaats van de achternaam van geïntimeerde ( [geïntimeerde 2] ) is gebruikt.
Bij het instellen van het hoger beroep is volgens appellant geen andere partij bedoeld in de procedure te betrekken dan [geïntimeerde 2] , (het hof leest:) eiser in eerste aanleg. Zekerheidshalve heeft appellant op 8 april 2022 een herstelexploot laten uitbrengen. Aangezien de advocaat van gedaagden in eerste aanleg, mr. P.F.M. Verstegen, zich namens beide gedagvaarde partijen in hoger beroep heeft gesteld, concludeert appellant dat hij, na verbetering, ontvankelijk is in het hoger beroep tegen beide (het hof leest:) eisers in eerste aanleg, thans geïntimeerden. Appellant verzoek het hof deze verschrijving in de tenaamstelling van geïntimeerde sub 2 te verbeteren.
2.3.
Geïntimeerden refereren zich aan het oordeel van het hof.
2.4.
Bij de beoordeling of de aanduiding van een procespartij kan worden gewijzigd nadat de procedure in een volgende instantie aanhangig is gemaakt, gelden op grond van de uitspraak van de Hoge Raad van 13 december 2013 (ECLI:NL:HR:2013:1881), voor zover hier van belang, de volgende regels:
(i) Een procedure in een volgende instantie dient in beginsel plaats te vinden tussen de partijen uit de vorige instantie;
(ii) Indien een procedure in een volgende instantie aanhangig is gemaakt, kan een verschenen partij wijziging verzoeken van haar aanduiding in de procedure op de grond dat een vergissing is begaan in die aanduiding of een partijwisseling heeft plaatsgevonden;
(iii) Het verzoek is toewijsbaar, tenzij de wederpartij stelt en bij betwisting aannemelijk maakt dat zij daardoor onredelijk in haar belangen wordt geschaad (vgl. artikel 122 lid 1 Rv);
(iv) (…).
2.5.
Het hof begrijpt uit de door appellant gegeven toelichting dat sprake is van een kennelijke vergissing in de aanduiding van geïntimeerde sub 2. Gelet op de hiervoor aangehaalde regels en de reactie van geïntimeerden, zal het hof het verzoek van appellant daarom toewijzen. Dat betekent dat de dagvaarding in hoger beroep verbeterd zal worden gelezen, in die zin dat in plaats van
[[verschrijving naam]]wordt gelezen
[geïntimeerde 2], hetgeen al in de kop van dit arrest is verwerkt. Geïntimeerden worden hierdoor niet onredelijk in hun belangen geschaad.
2.6.
De zaak wordt verwezen naar de rol voor memorie van grieven. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De uitspraak

Het hof:
verstaat dat de dagvaarding in hoger beroep verbeterd zal worden gelezen, in die zin dat voor
[[verschrijving naam]]wordt gelezen
[geïntimeerde 2];
gelast de griffier deze wijziging te verwerken in de administratie en het roljournaal;
verwijst de zaak naar de rol van 26 juli 2022 voor memorie van grieven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.W.A. van Geloven, E.H. Schulten en J.M.H. Schoenmakers en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 14 juni 2022.
griffier rolraadsheer