ECLI:NL:GHSHE:2022:1848

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
14 juni 2022
Zaaknummer
20-000116-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelneming aan een criminele organisatie en wapenbezit

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Limburg. De verdachte is veroordeeld voor deelneming aan een criminele organisatie die zich bezighield met de straathandel in heroïne en cocaïne, alsmede voor het voorhanden hebben van een boksbeugel en een stroomstootwapen. Het hof legt een gevangenisstraf op van 750 dagen, waarvan 561 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd, subsidiair 120 dagen hechtenis. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 25 maanden gevangenisstraf, maar het hof heeft de straf gematigd op basis van persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het overlijden van zijn zoon en zijn intentie om zijn leven te beteren. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de samenleving in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige misdrijven die bijdragen aan drugsafhankelijkheid en criminaliteit in de samenleving. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd, maar heeft de straf gematigd in het licht van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000116-21
Uitspraak : 15 juni 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 18 januari 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 03-702770-16 en 03-661141-17, tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [woonplaats] , [adres] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de rechtbank ter zake van deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, van de Opiumwet (
tenlastegelegd onder 1 in de zaak met parketnummer 03-702770-16), medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod (
tenlastegelegd onder 2 in de zaak met parketnummer 03-702770-16), medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod (
tenlastegelegd onder 3 in de zaak met parketnummer 03-702770-16), handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II (
tenlastegelegd onder 1 in de zaak met parketnummer 03-661141-17) en handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie (
tenlastegelegd onder 2 in de zaak met parketnummer 03-661141-17), veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de rechtbank de inbeslaggenomen geldbedragen verbeurd verklaard.
Van de zijde van de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis van de rechtbank zal bevestigen, behoudens de opgelegde straf en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 750 dagen, waarvan 561 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
De verdediging heeft zich primair geschaard achter de vordering van de advocaat-generaal. Subsidiair heeft de verdediging bepleit dat het hof een gevangenisstraf tot maximaal 10 maanden zal opleggen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het beroepen vonnis en met de gronden waarop het berust met verbetering dan wel aanvulling zoals hieronder opgenomen, behoudens de opgelegde straf, de strafmotivering, de toegepaste wetsartikelen en met verbetering van de kwalificatie ten aanzien van het onder 2 en 3 bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 03-702770-16 en het onder 1 en 2 bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 03-661141-17. De te verbeteren kwalificaties behoren te luiden als hieronder vermeld.
Het hof heeft geconstateerd dat de verwijzingen naar de vindplaatsen van de bewijsmiddelen op onderdelen aanvulling dan wel wijziging behoeven in de volgende zin:
  • voetnoot 39 komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van bevindingen d.d. 31 oktober 2016, pagina 367-368.’;
  • voetnoot 125 komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2017, pagina 802.’;
  • aan voetnoot 135 wordt toegevoegd: dossierpagina 804;
  • voetnoot 146 komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2017, pagina 804.’;
  • voetnoot 158 komt te luiden als volgt: ‘Tapgesprek TA015 sessienummer 50, pagina 518-519.’;
  • voetnoot 178 komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2017, pagina 808-809.’;
  • voetnoot 183 komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 april 2017, pagina 809.’;
  • voetnoot 211 komt te luiden als volgt: ‘Tapgesprek TA015 sessienummer 376, pagina 446.’;
  • voetnoot 222 komt te luiden als volgt: ‘Sms-bericht TA015 sessienummer 496, pagina 441,’;
  • voetnoot 223 komt te luiden als volgt: ‘Sms-bericht TA015 sessienummer 499, pagina 442,’;
  • voetnoot 228 komt te luiden als volgt: ‘Tapgesprek TA015 sessienummer 692, pagina 424,’;
  • voetnoot 238 komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 12 januari 2017, pagina 1044-1045.’;
  • voetnoot 243 komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 16 januari 2017, pagina 1145-1146.’;
  • voetnoot 247 komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 januari 2017, pagina 1170-1172.’;
  • voetnoot 249 komt te luiden als volgt: ‘Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 21 januari 2017, pagina 1173-1175.’.
Voorts is het hof van oordeel dat op pagina 3 van het vonnis, onder het kopje “20 oktober 2016” in de tweede alinea (kennelijk abusievelijk) is opgenomen “20 oktober 2016” en dat de datum dient te worden gewijzigd in “21 oktober 2016”.
Voorts is het hof van oordeel dat de zinssnede “van de in de bewijsbijlage opgenomen bewijsmiddelen” op pagina 43 van het vonnis dient te worden geschrapt.
Ten slotte is het hof van oordeel dat op pagina’s 1 en 45 van het vonnis (kennelijk abusievelijk) is opgenomen “parketnummer 04/661141-17”. Het hof is van oordeel dat dit wijziging behoeft, zodat deze komt te luiden “03-661141-17”.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-702770-16 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 03-702770-16 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 03-661141-17 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met een in artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie gegeven verbod en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het in de zaak met parketnummer 03-661141-17 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met een in artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie gegeven verbod.
Op te leggen sanctie
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – deelneming aan een criminele organisatie die zich bezighield met de straathandel in heroïne en cocaïne alsmede de invoer daarvan. Door aldus te handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het ontstaan en in stand houden van drugsafhankelijkheid bij een overwegend kwetsbare groep, waardoor de gezondheid van deze groep in gevaar is gebracht. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat drugsgebruik leidt tot (vermogens)criminaliteit. Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. Bij het plegen van de strafbare feiten heeft de verdachte echter enkel gedacht aan zijn eigen geldelijk gewin en zich geen enkele rekenschap gegeven van deze negatieve effecten. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Voorts is ten laste van de verdachte bewezenverklaard dat hij – kort gezegd – een boksbeugel en stroomstootwapen voorhanden heeft gehad.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 22 maart 2022, betrekking hebbend op het justitieel verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte sinds 2017 niet meer met politie en justitie in aanraking is geweest ter zake van soortgelijke feiten.
Bij de straftoemeting heeft het hof voorts rekening gehouden met de gewijzigde proceshouding van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep en zijn actuele persoonlijke omstandigheden. De verdachte heeft noch bij de politie noch ter terechtzitting bij de rechtbank een verklaring willen afleggen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte zijn betrokkenheid bij de invoer van en drugshandel in cocaïne en heroïne bekend. De verdachte heeft verklaard schoon schip te willen maken en er voor zijn partner en kinderen te willen zijn. Twee jaar geleden is zijn zoon door een ongeluk zeer ernstig gewond geraakt en na een periode van intensieve zorg door hem en zijn partner is hij inmiddels overleden. Hij en zijn partner verkeren nog in diepe rouw. De verdachte zegt geen contact meer te hebben met zijn vader tevens medeverdachte, afstand te hebben genomen van zijn criminele contacten en zijn leven te hebben gebeterd. Met het uitgekeerde voorschot op de affectieschade in verband met het overlijden van hun zoon, en de als gevolg daarvan lopende civiele procedure, is hij van plan een foodtruck te starten. Zijn partner wil door de ervaring met hun zoon een opleiding in de zorg gaan volgen.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten, in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Het hof neemt de door de rechtbank opgelegde straf als uitgangspunt. Daarnaast houdt het hof in het bijzonder rekening met de hierboven genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsmede de overschrijding van de redelijke termijn in eerste aanleg en de omstandigheid dat de bewezenverklaarde feiten dateren uit januari 2016 / januari 2017. Alles overziend is het hof van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 750 dagen, waarvan 561 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 2 jaren en de maximale taakstraf, te weten 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden is. Het hof komt dus tot oplegging van dezelfde straffen als gevorderd door de advocaat-generaal.
Hiermee legt het hof een gevangenisstraf op waarvan de duur van het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet, de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 33, 33a, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de door de rechtbank opgelegde straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
750 (zevenhonderdvijftig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
561 (vijfhonderdeenenzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Heft ophet tegen de verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden, welk bevel eerder is geschorst.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Aldus gewezen door:
mr. M.L.P. van Cruchten, voorzitter,
mr. A.R. Hartmann en mr. D.M.I.C. Schijns, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.A. Dibbits, griffier,
en op 15 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.R. Hartmann is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.