In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 26 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft een naheffingsaanslag omzetbelasting die aan belanghebbende is opgelegd over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017, alsook een verzuimboete en belastingrente. De inspecteur van de Belastingdienst had de naheffingsaanslag opgelegd na een controle, waarbij bleek dat belanghebbende facturen had uitgereikt zonder omzetbelasting te vermelden. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank oordeelde in eerste aanleg dat de naheffingsaanslag te hoog was vastgesteld en verlaagde deze, evenals de boete en de belastingrente. Belanghebbende ging in hoger beroep, waarbij zij stelde dat er geen verzuim was en dat de inspecteur geen nadeel had geleden. Het hof oordeelde echter dat het verzuim vaststond en dat de opgelegde boete van 10% passend was. Ook de belastingrente werd door het hof bevestigd, omdat deze terecht in rekening was gebracht na het einde van het kalenderjaar waarop de naheffingsaanslag betrekking had. Het hof verklaarde het hoger beroep ongegrond en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.