ECLI:NL:GHSHE:2022:1838

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
13 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
20-000976-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van mishandeling en gedragsaanwijzing met betrekking tot contactverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 13 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte was eerder vrijgesproken van mishandeling van zijn levensgezel, maar heeft hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft het dossier en de verklaringen van de verdachte en de benadeelde partij bestudeerd. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis bevestigt, met uitzondering van de bewezenverklaring van mishandeling. De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de mishandeling en een lagere schadevergoeding voor de benadeelde partij voorgesteld. Het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de mishandeling en heeft de verdachte vrijgesproken van dit feit. Echter, het hof heeft wel vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, een taakstraf van veertig uren, en er zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de benadeelde partij en een gebiedsverbod. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte € 190,26 aan materiële schade moet vergoeden, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Parketnummer: 20-000976-21

Uitspraak : 13 juni 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 9 april 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 01-034482-21 en 01-063871-21, tegen

[verdachte] ,

geboren te [plaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [plaats] , [adres 1] .
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen met uitzondering van de bewezenverklaring ten aanzien van feit 1 met parketnummer 01-034482-21 en de opgelegde duur van het contact- en gebiedsverbod, en opnieuw rechtdoende de verdachte tevens zal vrijspreken van het eerste gedachtestreepje onder feit 1 met parketnummer 01-034482-21, - mishandeling van [benadeelde partij] door een zeepje tegen het hoofd van die [benadeelde partij] te gooien, en de duur van het contact- en gebiedsverbod zal bepalen op 3 jaren.
Namens de verdachte is bepleit dat hij zal worden vrijgesproken van het onder feit 1 tenlastegelegde met parketnummer 01-034482-21, mishandeling van [benadeelde partij] . Ten aanzien van de overige tenlastegelegde feiten is een strafmaatverweer gevoerd. Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de toe te wijzen immateriële schadevergoeding gematigd dient te worden tot een maximum van € 500,00.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van mishandeling van [benadeelde partij] voor zover deze mishandeling ziet op het tweede en het derde gedachtestreepje onder feit 1 (mishandeling van [benadeelde partij] door een tas (met ijzeren punten aan de handvaten) tegen het been van die [benadeelde partij] aan te gooien, en door die [benadeelde partij] aan diens haren van de bank af te trekken), en van belediging van [benadeelde partij] , zoals onder feit 2 aan hem bij inleidende dagvaarding met parketnummer 01-034482-21 ten laste is gelegd. Uit het proces-verbaal van dit gerechtshof d.d. 28 mei 2021 blijkt dat het hoger beroep is gericht tegen de bewezenverklaring van feit 1 onder parketnummer 01-034482-21 en voor de overige feiten ziet het hoger beroep op de strafmaat en de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Blijkens de appelakte van 13 april 2021 is namens de verdachte onbeperkt hoger beroep ingesteld.
Ingevolge artikel 404, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte geen hoger beroep open tegen het vonnis voor zover hij van het tenlastegelegde is vrijgesproken. Het hof zal de verdachte daarom niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de vrijspraken door de politierechter van het tweede en het derde gedachtestreepje onder feit 1 nu dit beschermde vrijspraken betreffen en het onder feit 2 met parketnummer 01-034482-21 tenlastegelegde.
Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het bestreden vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 01-034482-21:1.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 november 2020 tot en met 7 februari 2021 te [plaats] , althans in Nederland, zijn levensgezel, [benadeelde partij] , heeft mishandeld door
- een zeepje tegen het hoofd van die [benadeelde partij] te gooien,
- die [benadeelde partij] meermalen aan diens kin omhoog te trekken en/of (met kracht) te duwen;
3.
hij op of omstreeks 7 februari 2021 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk
- een of meerdere muren en/of
- een deur, in elk geval enige goederen, die/dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij] en/of [betrokkene] toebehoorden,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Zaak met parketnummer 01-063871-21 (gevoegd):
hij op of omstreeks 7 maart 2021 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 7 februari 2021 gegeven door de officier van justitie te Oost-Brabant kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet op mag houden in de straat de [adres 2] te [plaats] en/of zich moet onthouden van contact met [benadeelde partij] , door
- zich op te houden op die [adres 2] en/of
- die [benadeelde partij] aan te spreken.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Met de verdediging, en anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, acht het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 met parketnummer 01-034482-21 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat op 7 februari 2021 door [benadeelde partij] aangifte is gedaan van onder meer mishandeling. In haar aangifte verklaart zij dat de verdachte op 8 november 2020 als grapje een zeepje tegen haar hoofd heeft gegooid. Uit het proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 9 april 2021 blijkt dat ook de verdachte verklaart dat hij een keer voor de grap een zeepje naar aangeefster heeft gegooid en dat het zeepje tegen haar hoofd kwam. Op basis van de stukken heeft het hof niet kunnen vaststellen dat de verdachte opzet heeft gehad op het toebrengen van lichaamspijn of lichamelijk letsel door als grap een zeepje tegen het hoofd van aangeefster te gooien, ook niet in voorwaardelijke zin.
Voorts verklaart aangeefster in de aangifte van 7 februari 2021 dat zij tot verleden week een relatie had met de verdachte en dat hij haar die dag aan haar kin omhoog heeft getrokken en daardoor een kras op haar kin heeft opgelopen. Aangeefster heeft voorts verklaard dat zij de verdachte bij zijn arm heeft gepakt en de verdachte heeft gezegd dat hij moest gaan. Hierop zou de verdachte haar weer bij haar kin hebben gepakt en haar bij haar vest omhoog hebben getrokken. Hierna zou de verdachte haar los hebben gelaten en haar met kracht naar achteren hebben geduwd waardoor zij met haar rug op de punt van de bank is gevallen.
Het dossier bevat een geneeskundige verklaring d.d. 2 maart 2021 waaruit blijkt dat aangeefster [benadeelde partij] op 9 november 2020 een consult heeft gehad bij haar huisarts. Het uitwendig waargenomen letsel dateert van vóór de tenlastegelegde mishandeling op 7 februari 2021.
De verdachte ontkent stellig dat hij het achter het vierde gedachtestreepje onder 1 tenlastegelegde met parketnummer 01-034482-21 heeft begaan.
Naar het oordeel van het hof ontbreekt in het dossier voldoende bewijs waaruit blijkt dat de verdachte aangeefster heeft mishandeld. Enkel de aangifte van [benadeelde partij] kan als bewijs worden gebezigd. Bij die stand van zaken heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 01-034482-21 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-034482-21 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 01-063871-21 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 01-034482-21:hij op 7 februari 2021 te [plaats] , opzettelijk en wederrechtelijk
- meerdere muren en
- een deur, die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [benadeelde partij] en/of [betrokkene] toebehoorden, heeft vernield.
Zaak met parketnummer 01-063871-21 (gevoegd):
hij op 7 maart 2021 te [plaats] , opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 7 februari 2021 gegeven door de officier van justitie te Oost-Brabant kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich niet op mag houden in de straat de [adres 2] te [plaats] en/of zich moet onthouden van contact met [benadeelde partij] , door
- zich op te houden op die [adres 2] en
- die [benadeelde partij] aan te spreken.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Ter zake van het bewezenverklaarde onder 3 in de zaak met parketnummer 01-034482-21 volstaat het hof, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering:
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 7 februari 2021, pagina 3-6;
  • de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 9 april 2021.
Ter zake van het bewezenverklaarde in de zaak met parketnummer 01-063871-21 volstaat het hof, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte, met de volgende opgave van de bewijsmiddelen conform artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering:
  • het proces-verbaal van aangifte d.d. 8 maart 2021, pagina 3-4;
  • de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 9 april 2021.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 01-034482-21 onder 3 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Het in de zaak met parketnummer 01-063871-21 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid onder b van het Wetboek van Strafvordering.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sancties
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep een strafmaatverweer gevoerd. Namens de verdachte is bepleit dat aan hem enkel een geheel voorwaardelijke taakstraf zal worden opgelegd. Daartoe is aandacht gevraagd voor het tijdverloop alsmede voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, onder meer inhoudende dat hij in een vrijwillig kader contact met psychosociale hulpverlening en de gemeente [plaats] heeft die hem ondersteuning bieden. Voorts is door de verdediging bepleit dat, indien er maatregelen strekkende tot beperking van de vrijheid worden opgelegd, de vervangende hechtenis 3 dagen zal bedragen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vernieling en aan het opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing. Uit het handelen van de verdachte blijkt dat de verdachte slechts oog had voor zijn eigen frustraties, en zich geen rekenschap heeft gegeven van de schade en overlast die hieruit voor anderen ontstond.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 15 maart 2022, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op de inhoud van het reclasseringsadvies d.d. 2 april 2021 acht het hof het van belang dat als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling (met mogelijk tot kortdurende klinische opname) en het meewerken aan middelencontrole wordt opgelegd.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan is gebleken.
Gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het hof oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Met oplegging van een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Het hof acht met de advocaat-generaal een contactverbod met [benadeelde partij] alsmede een gebiedsverbod, inhoudende dat de verdachte zich niet zal ophouden aan de [adres 2] te [plaats] als bijzondere voorwaarden noodzakelijk voor de duur van 2 jaren. De vervangende hechtenis die zal worden toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan bedraagt (telkens) 1 week met een maximum van 6 maanden.
Vordering van de [benadeelde partij]
De [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 2.990,26, bestaande uit € 190,26 aan materiële schade (witte verf, gouden verf, verfspullen en reparatie deur) en € 2.800,00 aan immateriële schade.
Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep gedeeltelijk toegewezen tot een bedrag van
€ 1.390,26, bestaande uit € 190,26 materiële schade en € 1.200,00 immateriële schade en vermeerderd met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
De advocaat-generaal heeft bevestiging van het vonnis gevorderd ter zake van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de toe te wijzen immateriële schadevergoeding gematigd dient te worden tot een maximum van € 500,00.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de [benadeelde partij] als gevolg van verdachtes bewezenverklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Materiële schade
De benadeelde partij heeft een bedrag ter hoogte van € 190,26 aan materiële schade gevorderd bestaande uit witte verf ter hoogte van € 16,99, gouden verf ter hoogte van
€ 60,00, verfspullen ter hoogte van € 13,07 en reparatie deur ter hoogte van € 100,20. De gevorderde kosten zijn voldoende onderbouwd en niet betwist. In totaliteit ligt daarmee een bedrag aan materiële schadevergoeding van € 190,26 voor toewijzing gereed.
Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2021, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan tot aan de dag der algehele voldoening.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade houdt in het bijzonder verband met hetgeen onder parketnummer 01-0344821-21 onder 1 aan de verdachte ten laste is gelegd.
Nu de verdachte ter zake van de in de zaak met parketnummer 01-0344821-21 onder 1 tenlastegelegde mishandeling zal worden vrijgesproken, zal het hof de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding. Naar oordeel van het hof levert de beoordeling van de gestelde immateriële schade welke verband zou houden met de bewezenverklaarde feiten een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal de benadeelde partij derhalve betreffende de gevorderde immateriële schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade aan [benadeelde partij] is toegebracht tot een bedrag van € 190,26. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2021 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 57, 184a, 300, 304 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-034482-21 onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 01-034482-21 onder 3 en in de zaak met parketnummer 01-063871-21 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 01-034482-21 onder 3 en in de zaak met parketnummer 01-063871-21 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd:
- dat de veroordeelde zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest meldt bij verslavingsreclassering Novadic-Kentron op het adres [adres 3] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich laat begeleiden door Novafarm Grip of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- dat veroordeelde zich laat behandelen door PJ Professionals of een soortgelijke
zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Bij een aanleiding die zich kan voordoen, bijvoorbeeld terugval in middelengebruik,
overmatig middelengebruik of ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat veroordeelde zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht;
stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde verboden is gedurende de volledige proeftijd alcohol en cannabis te gebruiken en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
- dat de veroordeelde meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en cannabis om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. Tevens kan de Ruma-marker, een cliëntvriendelijk en fraudebestendig controlemiddel, worden ingezet. De reclassering bepaalt hoe en hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Legt op de maatregelstrekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren zich niet zal ophouden in het navolgende gebied: [adres 2] te [plaats] .
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
De totale duur van de tenuitvoerleggende vervangende hechtenis bedraagt maximaal zes (6) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Legt op de maatregelstrekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat de veroordeelde voor de duur van 2 jaren op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij] , geboren op 2 november 1998.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan.
De totale duur van de tenuitvoerleggende vervangende hechtenis bedraagt maximaal zes (6) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.

Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de [benadeelde partij]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij] ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-034482-21 onder 3 bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 01-063871-21 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 190,26 (honderdnegentig euro en zesentwintig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 01-034482-21 onder 3 bewezenverklaarde en in de zaak met parketnummer 01-063871-21 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 190,26 (honderdnegentig euro en zesentwintig cent) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 3 (drie) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 7 februari 2021.
Aldus gewezen door:
mr. O.A.J.M. Lavrijssen, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. M.A.A. van Capelle, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.M.M. Dielesen, griffier,
en op 13 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M.A.A. van Capelle en mr. L.J.M.M. Dielesen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Tenzij anders vermeld is verwezen naar de pagina’s van het dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, District ’s-Hertogenbosch, Basisteam ’s-Hertogenbosch, Registratienummer PL2100-2021028322, sluitingsdatum 16 februari 2021, doorgenummerde pagina’s 1-32.
2.Tenzij anders vermeld is verwezen naar de pagina’s van het dossier van de politie eenheid Oost-Brabant, District ’s-Hertogenbosch, Basisteam Maasland, Registratienummer PL2100-2021050508, sluitingsdatum 9 maart 2021, doorgenummerde pagina’s 1-22.