Uitspraak
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [minderjarige].
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de GI (de gecertificeerde instelling).
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het raadsrapport d.d. 26 oktober 2021;
- de brief van de advocaat van de moeder d.d. 20 april 2022;
- het V6-formulier met daarin de bijlage zoals ingediend door de advocaat van de moeder d.d. 22 april 2022.
3.De beoordeling
Gelet op de positieve ontwikkelingen aan de zijde van de moeder en de recentelijk gewijzigde verblijfplaats van [minderjarige], meent de moeder dat het nog niet te laat is om aan te tonen dat zij voor [minderjarige] kan zorgen. Omdat de positieve ontwikkelingen nog pril zijn en het persoonlijkheidsonderzoek nog moet starten, verzoekt de moeder het hof om de zaak voor de duur van acht maanden aan te houden in afwachting van de uitkomst van het persoonlijkheidsonderzoek.
Het is goed dat de moeder inmiddels hulp heeft gezocht, maar de positieve ontwikkelingen zijn nog pril. De raad staat desondanks niet negatief tegenover het verzoek van de moeder om de zaak voor de duur van acht maanden aan te houden. De raad plaatst daarbij wel de kanttekening dat het onzeker is of er aan de zijde van de moeder een dusdanige verbetering kan komen, in samenhang bezien met wat [minderjarige] van haar opvoeder(s) nodig heeft, dat [minderjarige] (in de toekomst) weer bij de moeder kan gaan wonen.
De komende periode gaat het medisch kinderdagverblijf (MKD) onderzoeken of er sprake is van hechtings- en/of traumaproblematiek bij [minderjarige]. Daarnaast gaat de kinderarts lichamelijk onderzoek doen naar mogelijke medische problematiek bij [minderjarige].
Het is niet in het belang van [minderjarige] als het hof besluit de zaak aan te houden. [minderjarige] heeft duidelijkheid nodig en het is voor haar onaanvaardbaar om nog langer op die duidelijkheid te moeten wachten.
De moeder heeft sinds januari 2022 prille positieve ontwikkelingen laten zien: zij heeft de relatie met de vader van [minderjarige] verbroken, stelt zich open voor hulpverlening, heeft voorzien in huisvesting door middel van kamerhuur en heeft zichtbaar meer regie over haar leven. De moeder heeft zich aangemeld bij [instantie] om daar een persoonlijkheidsonderzoek te doen.
Zoals de moeder tijdens de mondelinge behandeling kenbaar heeft gemaakt, is de inmenging van de GI hierbij, gelet op de wachttijden, van belang en ook voor het concretiseren van de onderzoeksvragen. Het hof verzoekt de GI dan ook een leidende rol in te nemen in het tot stand brengen van het persoonlijkheidsonderzoek. Hoewel de moeder zich heeft aangemeld bij [instantie], heeft zij tijdens de mondelinge behandeling kenbaar gemaakt dat dit onderzoek even goed bij een andere instantie kan plaatsvinden. Het hof gaat er daarnaast van uit dat de GI voortvarend aan de slag zal gaan om de andere onderzoeken (van [minderjarige]) te laten verrichten.