In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, is de moeder in hoger beroep gekomen tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een zorgregeling voor hun minderjarige kind is vastgesteld. De moeder verzocht om een gefaseerde en begeleide zorgregeling, terwijl de vader verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken. De mondelinge behandeling vond plaats op 19 mei 2022, waarbij beide ouders en vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg aanwezig waren.
De rechtbank had eerder bepaald dat de minderjarige, geboren in 2019, bij de moeder zou verblijven, maar dat er ook een zorgregeling voor de vader moest komen. De moeder was van mening dat de omgang met de vader onder begeleiding moest plaatsvinden, gezien de jonge leeftijd van het kind en de zorgen over de veiligheid. De vader daarentegen stelde dat de omgang zonder begeleiding moest plaatsvinden, en dat de moeder hem stelselmatig weigerde om contact te hebben met hun kind.
Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, maar met de aanvulling dat er eerst vier begeleide contacten tussen de vader en het kind zullen plaatsvinden. Dit besluit is genomen in het belang van het kind, gezien het tijdsverloop en de jonge leeftijd. Het hof heeft ook geoordeeld dat de opgelegde dwangsommen niet geschorst worden, omdat de bestreden beschikking in stand blijft. De beslissing is op 9 juni 2022 uitgesproken in het openbaar.