ECLI:NL:GHSHE:2022:1831

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 juni 2022
Publicatiedatum
9 juni 2022
Zaaknummer
200.302.623_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige en inschrijving op basisschool

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de moeder tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 september 2021. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met haar minderjarige kind, geboren in 2011, naar Duitsland te verhuizen en het kind daar in te schrijven in de Basisregistratie Personen. Tevens vroeg zij toestemming om het kind in te schrijven op een basisschool in Nederland. De vader verzocht om afwijzing van deze verzoeken en om ieder van partijen de eigen kosten te laten dragen. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2022 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, bijgestaan door hun advocaten. Na een schorsing hebben partijen aangegeven mediation te willen proberen. Uiteindelijk hebben zij overeenstemming bereikt, welke is vastgelegd in een ondertekende vaststellingsovereenkomst. Het hof heeft deze overeenkomst aan de beschikking gehecht en de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd, met uitzondering van de beslissing over de proceskosten. Het hof heeft bepaald dat iedere partij de eigen kosten draagt en heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 9 juni 2022
Zaaknummer: 200.302.623/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/373693 / FA RK 21-3701
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats],
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. N.M.J. Schepens,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader
,
advocaat: mr. A.E. Klaassen.
Deze zaak gaat over de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum ] 2011 te [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, vestiging [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen bij het hof op 16 november 2021, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats 1], Duitsland, te verhuizen en [minderjarige] daar in te schrijven in de Basisregistratie Personen toe te wijzen, evenals het verzoek om aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool] in [plaats 2].
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen bij het hof op 27 december 2021, heeft de vader verzocht de verzoeken van de moeder af te wijzen en te bepalen dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 februari 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Schepens;
- de vader, bijgestaan door mr. Klaassen;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.4.
Het hof heeft verder kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 19 augustus 2021;
- de brief van 26 april 2022 van de advocaat van de moeder, met als bijlage een vaststellingsovereenkomst.

3.De beoordeling

3.1.
Partijen zijn op 7 juli 2020 met elkaar gehuwd. Uit het huwelijk van partijen is de minderjarige [minderjarige] geboren. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over de minderjarige uit. [minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Bij beschikking van 31 oktober 2014 heeft de rechtbank Oost-Brabant tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, welke beschikking op 13 november 2014 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. In deze beschikking is verwezen naar het aangehechte ouderschapsplan van 23 september 2014, waarin partijen onder meer zijn overeengekomen dat [minderjarige] ieder weekend bij de vader verblijft en dat de vader iedere dinsdag- en donderdagmiddag in de woning van de moeder is om met [minderjarige] te eten en haar in bed te leggen.
3.3.
Partijen zijn nadien overeengekomen dat [minderjarige] om de veertien dagen van vrijdag tot en met zondag bij de vader verblijft.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats 1], Duitsland, te verhuizen en [minderjarige] daar in te schrijven in de Basisregistratie Personen afgewezen, evenals het verzoek om aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op basisschool [basisschool] in [plaats 2].
3.5.
De moeder kon zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.6.
Na een korte schorsing van de mondelinge behandeling hebben partijen uitgesproken dat zij willen trachten om door middel van mediation hun geschil te beslechten. In afwachting van de uitkomst van de mediation heeft het hof de procedure aangehouden.
3.7.
Uit voornoemde brief van 26 april 2022 blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt, welke overeenstemming zij hebben vastgelegd in een door hen beiden op 19 april 2022 ondertekende vaststellingsovereenkomst. Aan het hof is door de moeder verzocht, met wijziging van haar verzoek en akkoordbevinding daarvan door de vader, de tussen partijen gemaakte afspraken vast te leggen door voornoemde overeenkomst op te nemen en aan de beschikking te hechten.
3.8.
Het hof zal aan dit verzoek voldoen en de vaststellingsovereenkomst aan deze beschikking hechten. Het hof zal dienovereenkomstig beslissen.
3.9.
Het vorenstaande brengt met zich dat de beschikking waarvan beroep dient te worden vernietigd, met uitzondering van hetgeen daarin is overwogen ten aanzien van de proceskosten.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 september 2021, met uitzondering van de beslissing dat iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
beslist conform de door partijen ondertekende vaststellingsovereenkomst en bepaalt dat deze overeenkomst deel uitmaakt van deze beschikking en beslissing en aan deze beslissing wordt gehecht;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, E.L. Schaafsma-Beversluis en P.M.M. Mostermans, en is op 9 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.