ECLI:NL:GHSHE:2022:1779

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
7 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
20-001959-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor oplichting en opzetheling met gevangenisstraf en taakstraf

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1982, was eerder veroordeeld voor oplichting en opzetheling. Het hof heeft de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf van 120 uren. De zaak betreft een oplichting waarbij de verdachte een Mini Cooper Countryman te koop aanbood via autoscout24.nl, terwijl hij wist dat de auto van misdrijf afkomstig was. De verdachte heeft zich voorgedaan als de rechtmatige eigenaar en heeft de aspirant koper, [aangeefster], bewogen tot de afgifte van € 8.900,00. De politierechter had eerder de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, maar het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van € 8.910,10, vermeerderd met wettelijke rente, integraal toegewezen. Het hof heeft de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafoplegging, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die aangaf zijn leven te beteren. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer : 20-001959-21
Uitspraak : 7 juni 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank
Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 3 augustus 2021, in de strafzaak met parketnummer 01-271601-20 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982,
[adres verdachte] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van ‘oplichting’ (feit 1) en ‘opzetheling’ (feit 2) bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De vordering van de [benadeelde partij] is door de politierechter gedeeltelijk toegewezen tot het bedrag van € 8.900,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2019 en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De politierechter heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering verklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren alsmede tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis.
Met betrekking tot de vordering van de [benadeelde partij] heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof deze integraal zal toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van het hof. Daarnaast heeft de raadsvrouw een straftoemetingsverweer gevoerd. Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij heeft de raadsvrouw bepleit dat deze kan worden toegewezen tot het bedrag van € 8.900,00.
Vonnis waarvan beroep
Het bestreden vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 maart 2019 te Oss, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [aangeefster] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten de afgifte van een geldbedrag ter hoogte van € 8.900,00, in elk geval enig geldbedrag, door:
  • een auto, te weten een Mini Cooper Countryman, die was voorzien van valse kentekenplaten, onder valse naam, te weten [valse naam] , ter verkoop aan te bieden op het platform autoscout24.nl, wetende dat deze auto van misdrijf afkomstig is,
  • een afspraak gemaakt met de aspirant koper [aangeefster] ,
  • nadat de aspirant koper [aangeefster] verdachte had ontmoet, zich uit te geven voor de rechtmatige eigenaar en/althans voor een te goeder trouw zijnde verkoper en/of zich voor te doen als beschikkingsbevoegd over het voertuig, en/of
  • ter overschrijving van die auto ten name van die [aangeefster] valse en/of vervalste papieren, althans niet bij die auto behorende papieren, te overhandigen;
2.
hij op of omstreeks 23 maart 2019 te Oss een auto, te weten een Mini Cooper Countryman, althans een goed, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op 23 maart 2019 te Oss met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen [aangeefster] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten de afgifte van een geldbedrag ter hoogte van € 8.900,00, door:
  • een auto, te weten een Mini Cooper Countryman, die was voorzien van valse kentekenplaten, onder valse naam, te weten [valse naam] , ter verkoop aan te bieden op het platform autoscout24.nl, wetende dat deze auto van misdrijf afkomstig is,
  • een afspraak gemaakt met de aspirant koper [aangeefster] ,
  • nadat de aspirant koper [aangeefster] verdachte had ontmoet, zich uit te geven voor de rechtmatige eigenaar, althans voor een te goeder trouw zijnde verkoper, en zich voor te doen als beschikkingsbevoegd over het voertuig, en
  • ter overschrijving van die auto ten name van die [aangeefster] valse papieren, althans niet bij die auto behorende papieren, te overhandigen.
2.
hij op 23 maart 2019 te Oss een auto, te weten een Mini Cooper Countryman, heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkorte arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Bewijsoverwegingen
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Nu het hof op grond van de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen acht dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting van [aangeefster] , wordt aan het voorwaardelijk verzoek van de advocaat-generaal om aangeefster [aangeefster] en [persoon 1] als getuigen te (doen laten) horen, niet toegekomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde van het onder feit 1 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

oplichting.

Het bewezenverklaarde van het onder feit 2 tenlastegelegde wordt als volgt gekwalificeerd:

opzetheling.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij een Mini Cooper Countryman met valse kentekenplaten te koop heeft aangeboden via autoscout24.nl. Naar aanleiding van de advertentie heeft de potentiële koper contact opgenomen met de verdachte, waarna zij een afspraak voor een bezichtiging hebben gemaakt. Tijdens deze afspraak stelde verdachte zich onder een andere naam voor en deed hij zich voor als een eerlijke en betrouwbare verkoper. Bij de koop van de auto heeft de koper een contant geldbedrag van € 8.900,00 overhandigd. Dergelijke oplichtingspraktijken schaden het vertrouwen dat de koper in de verkoper mag stellen en meer in het algemeen het vertrouwen dat je als deelnemer aan het maatschappelijke en economische verkeer mag stellen in de oprechtheid waarmee anderen aan dit verkeer deelnemen. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan opzetheling. Heling van gestolen goederen leidt ertoe dat de plegers van diefstal geldelijk voordeel kunnen trekken uit de door hen gepleegde diefstallen.
De verdachte heeft zich van dit alles geen rekenschap gegeven en heeft kennelijk uitsluitend gehandeld uit het oogpunt van persoonlijk financieel gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 maart 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevindt zich een veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf voor soortgelijke feiten. Die eerdere veroordelingen hebben de verdachte er kennelijk niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan de onderhavige strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ten overstaan van het hof heeft de verdachte in dit verband naar voren gebracht dat hij zijn leven aan het beteren is en hij zijn criminele verleden achter zich heeft gelaten. Hij werkt als ZZP’er in de steigerbouw en wordt momenteel fulltime ingehuurd als uitvoerder en hoofdplanner, is op zoek naar een woning en heeft een betalingsregeling getroffen met het CJIB voor het aflossen van zijn schulden. Als aan hem een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd, zal hij zijn werk verliezen, aldus de verdachte.
Alles afwegende acht het hof, zoals gevorderd door de advocaat-generaal, oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis passend en geboden. Met oplegging van deze gedeeltelijk voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Vordering van de [benadeelde partij]
De [benadeelde partij] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 8.960,10, bestaande uit materiële schade. Deze vordering ziet op de aanschafprijs van de in beslag genomen Mini Cooper Countryman, de kosten voor het overschrijven van de auto en kosten voor het tanken van benzine.
De vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 8.900,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. De benadeelde partij is voor het overige deel in haar vordering, voor zover die ziet op de overschrijvings- en tankkosten, niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft te kennen gegeven de gehele vordering in hoger beroep te handhaven.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder feit 1 bewezenverklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 8.910,10. Dat bedrag heeft betrekking op de aanschafprijs van de Mini Cooper Countryman en de kosten voor het overschrijven van de auto.
Ten aanzien van de tankkosten is het hof van oordeel dat deze in onvoldoende rechtstreeks verband staan tot het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij kan daarom in dit onderdeel van haar de vordering niet worden ontvangen.
Het toe te wijzen bedrag van € 8.910,10 zal, zoals gevorderd, worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2019, zijnde het moment waarop de schade is ontstaan, tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof zal de verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Voorts zal de verdachte worden veroordeeld in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging van dit arrest door de benadeelde partij nog te maken kosten. Beide kostenposten worden tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting heeft het hof in rechte vastgesteld dat door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade aan het [slachtoffer] is toegebracht tot een bedrag van € 8.910,10. De verdachte is daarvoor jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Het hof ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op
te leggen ter hoogte van voormeld bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 326 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis;
wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de [benadeelde partij] ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 8.910,10 (achtduizend negenhonderdtien euro en tien cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2019 tot aan de dag der voldoening;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte in de door de [benadeelde partij] gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat der Nederlanden, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd
[slachtoffer]ter zake van het onder feit 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 8.910,10 (achtduizend negenhonderdtien euro en tien cent)als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 maart 2019 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 79 (negenenzeventig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid van de schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;
bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van de aan hem opgelegde betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Aldus gewezen door:
mr. J. Platschorre, voorzitter,
mr. A.M.G. Smit en mr. S. Taalman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. van Kaathoven en mr. H. Smits, griffiers,
en op 7 juni 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.