ECLI:NL:GHSHE:2022:1778

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
200.304.168_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en onderzoek naar contactherstel tussen vader en minderjarige kinderen

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vader verzoekt om een omgangsregeling met zijn minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], na een lange periode van geen contact. De vader stelt dat hij door onjuiste informatie van de moeder geen omgang heeft gehad en dat de Raad voor de Kinderbescherming destijds onterecht heeft geadviseerd om geen omgang te hebben. De moeder, die niet op de zitting verscheen, voert aan dat de kinderen geen behoefte hebben aan contact met de vader en dat er veiligheidsredenen zijn voor het ontbreken van contact. Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling op 28 april 2022 de vader, de advocaat van de moeder en de Raad gehoord. De Raad heeft aangegeven dat er mogelijkheden zijn voor contact, maar dat er meer onderzoek nodig is om te bepalen hoe dit kan worden gerealiseerd. Het hof heeft besloten om de Raad te verzoeken een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden voor contactherstel en heeft de verdere behandeling van de zaak aangehouden tot 3 oktober 2022, om de resultaten van dit onderzoek af te wachten.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 juni 2022
Zaaknummer: 200.304.168/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/384325 FA RK 21-1707
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. Ü. Ögüt,
tegen
[de moeder],
wonende op een bij het hof bekend adres,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.A. Remport Urban.
Deze zaak gaat over omgang tussen de vader en:
-
[minderjarige 1](hierna te noemen: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] en
-
[minderjarige 2](hierna te noemen: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Den Haag van 24 maart 2021 en van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda van 21 september 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 december 2021, heeft de vader verzocht voormelde beschikking van 21 september 2021 te vernietigen voor zover het betreft de verzochte omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige kinderen en opnieuw rechtdoende:
- te bepalen dat de raad een onderzoek gaat verrichten naar de mogelijkheden tot
contactherstel tussen de man en de minderjarige kinderen;
- te bepalen dat tussen de man en de minderjarigen de volgende opbouwregeling wordt
vastgesteld:
"Maand 1: Gesprekken met de minderjarige kinderen, vader en moeder. Inventariseren wat
de behoefte en wensen zijn;
Maand 2: Onder begeleiding van een hulporganisatie in de woonplaats van de minderjarigen 1 uur omgang op de zaterdag om de veertiendagen;
Maand 3: Onder begeleiding van een hulporganisatie in de woonplaats van de minderjarigen 2 uur omgang op de zaterdag om de veertiendagen;
Maand 4: Onder begeleiding van een hulporganisatie in de woonplaats van de minderjarigen 3 uur omgang op de zaterdag om de veertiendagen;
Maand 5: Zonder begeleiding omgang op de zaterdag met de minderjarigen in de woonplaats van de minderjarigen van 13:00 uur tot en met 18:00 uur;
Maand 6: Zonder begeleiding omgang op de zaterdag met de minderjarigen in de woonplaats van de minderjarigen van 13:00 uur tot en met 18:00 uur;
Maand 7: Zonder begeleiding omgang met de minderjarigen van zaterdagochtend 10:00 uur tot en met zondagavond 19:00 uur;
Maand 8: Zonder begeleiding omgang met de minderjarigen van zaterdagochtend 10:00 uur tot en met zondagavond 19: 00 uur.”
- althans een omgangsregeling op een door het hof te bepalen wijze en ingaande op een door het hof te bepalen datum.
Kosten rechtens.
2.2.
Van de zijde van de vrouw is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 april 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. Ögüt;
  • namens de moeder mr. Remport Urban;
  • de raad.
2.3.1.
De moeder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.2.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken. Zij hebben hiervan geen gebruik gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen 1-3 en 5-7 van de advocaat van de vader d.d. 3 januari 2022;
  • het V8 formulier van de advocaat van de moeder, ingekomen d.d. 11 januari 2022;
  • het V8 formulier met bijlage van de advocaat van de moeder, ingekomen op 25 april 2022.

3.3. De beoordeling

3.1.
In hoger beroep wordt uitgegaan van het volgende.
Partijen zijn op 4 april 2000 met elkaar gehuwd te [plaats] , Albanië.
Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [jongmeerderjarige 1] (hierna te noemen: [jongmeerderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2001 te
[geboorteplaats] ,
- [jongmeerderjarige 2] (hierna te noemen: [jongmeerderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 1] (hierna te noemen [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] en
- [minderjarige 2] (hierna te noemen [minderjarige 2] ) geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
[jongmeerderjarige 1] en [jongmeerderjarige 2] zijn inmiddels meerderjarig.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben het hoofdverblijf bij de moeder.
Bij beschikking van 23 januari 2018 heeft de rechtbank Den Haag de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 22 juni 2018 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Bij beschikking van 4 juni 2019 heeft de rechtbank Den Haag bepaald dat de moeder voortaan alleen het gezag toekomt over de minderjarigen en het verzoek van de vader tot het vaststellen van een omgangsregeling afgewezen.
Bij beschikking van 22 april 2020 heeft hof Den Haag de beschikkingen van de rechtbank Den Haag van 23 januari 2018, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en van 4 juni 2019 bekrachtigd en een informatieregeling vastgesteld, inhoudende dat de moeder tweemaal per jaar schriftelijke informatie over de ontwikkeling van de kinderen aan de vader zal sturen.
3.2.
Bij beschikking van 24 maart 2021 heeft de rechtbank Dan Haag zich onbevoegd verklaard kennis te nemen van het verzoekschrift van de vader van 4 maart 2021 en de zaak in de stand waarin deze zich bevindt verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
3.3.
Bij de bestreden beschikking van 21 september 2021 heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot verkrijging van het gezamenlijk gezag over de minderjarigen en het verzoek van de man tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen hem en de minderjarigen afgewezen.
3.4.
De vader kan zich met de beslissing over het verzoek om omgang niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De vader voert, kort samengevat het volgende aan.
Op basis van onjuiste informatie van de moeder heeft de raad destijds geadviseerd dat de vader geen omgang dient te hebben met de minderjarige kinderen. De moeder heeft ten onrechte gesteld dat er sprake was van huiselijk geweld. Nadien heeft de moeder deze valse aantijgingen ingetrokken.
De ondertoezichtstelling is inmiddels al een jaar beëindigd en er heeft nadien geen onderzoek meer door de raad plaatsgevonden. De raad kan dan ook niet weten dat de kinderen momenteel angstig zijn. De vader heeft de kinderen al vijf jaar niet meer gezien. Er kan in die tijd niets zijn gebeurd waardoor de kinderen door hem getraumatiseerd zijn. Dat de vader geen inzicht heeft in de ontwikkeling van de kinderen is te wijten aan de moeder die haar informatieverplichting niet nakomt. De vader weet niet waar de kinderen wonen of waar ze naar school gaan, hij weet helemaal niets van de kinderen.
Hoewel de vader begrijpt dat er na vijf jaar niet overgestapt kan worden naar een weekendregeling is ten onrechte niet gekeken hoe het contact opgebouwd kan worden. De vader is bereid om in het vrijwillig kader hulpverlening te accepteren en om te kijken of bijvoorbeeld centrum jeugd en gezin daarin kan bemiddelen. De kinderen krijgen allen individuele hulpverlening, dat vindt de vader een goede zaak.
De vader wil graag dat er onder begeleiding een zorg- en contactregeling wordt gestart. Dat kan zonder de kinderen te belasten. [instantie 1] of [instantie 2] kunnen dit traject begeleiden. Er dienen eerst gesprekken plaats te vinden op basis waarvan een eerste contactmoment en een opbouwregeling vastgesteld kan worden conform zijn verzoek.
Gezien de leeftijd van de kinderen zou de communicatie juist beter in gang gezet kunnen worden. Gestart zou kunnen worden met kaartjes en foto’s. De vader is bereid om mee te werken aan een onderzoek door de raad.
3.6.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan. De vader is veroordeeld voor stalking van de moeder. In verband met veiligheidsredenen kan de moeder niet naar de zitting komen. [minderjarige 1] staat nog steeds achter haar eerdere verklaringen. Zij heeft geen behoefte om haar vader te zien en te spreken. [minderjarige 2] wil geen contact met haar vader. De kinderen hebben het naar hun zin, ze zitten op school en hebben vriendinnen. Ze behalen goede resultaten op school. De oudste twee kinderen hebben EMDR therapie afgesloten. Zij hebben nog wel te maken met vervelende herinneringen uit het verleden. De moeder doet haar best om de kinderen een zo normaal mogelijk jeugd te geven. Het gaat goed thuis, er is geen behoefte aan contact. Contact zou de situatie verslechteren. Als dit in de toekomst verandert is de moeder bereid om hulpverlening in te schakelen en via haar advocaat contact op te nemen met de vader. De moeder staat open voor gesprekken met hulpverlening en de raad. De jongste twee kinderen hebben op school contact met een vertrouwenspersoon. De school houdt de kinderen in de gaten. Er is op dit moment geen andere hulpverlening.
De moeder verkondigt geen leugens. Zij heeft met behulp van de politie en de gemeente een huis gekregen waar zij door de politie in de gaten wordt gehouden. Weersproken wordt dat de vader geen informatie krijgt. De moeder is bereid om mee te werken aan een onderzoek door de raad.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven er in principe vóór te zijn dat kinderen contact hebben met beide ouders. De raad zoekt naar openingen, maar dat is in deze zaak een moeilijk verhaal. De kinderen vertellen een consistent verhaal. Het leven van de kinderen is drastisch veranderd, ze moesten bijvoorbeeld geheim gaan wonen. Er blijkt nu tijdens de mondelinge behandeling dat, anders dan waarvan eerder werd uitgegaan, helemaal geen sprake is van hulp voor de jongste kinderen. Onduidelijk is wat de reden daarvoor is. Eigenlijk is er geen beeld van hoe het met de kinderen gaat. De raad kan zich dan ook voorstellen dat er onderzoek wordt gedaan naar de vraag of er een opening voor enige vorm van contact is en wat dat zou moeten zijn. Zo kunnen de kinderen ook op het spoor voor hulpverlening worden gezet. De informatieregeling loopt kennelijk ook niet zoals afgesproken. Ook dat kan een mogelijke opening zijn.
3.8.
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen. Het hof zal dan ook de raad verzoeken om een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren omtrent de volgende vragen:
- zijn er mogelijkheden om tot contactherstel tussen de vader en [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te komen en wat is daarvoor nodig?
- als er nu geen mogelijkheden zijn om tot contactherstel te komen; kan of moet er nog iets worden gedaan en zo ja, wat, om contactherstel mogelijk te maken, daarbij mede de leeftijd van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in aanmerking genomen?
3.9.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak vier maanden aanhouden, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad.
3.10.
Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 3.8 is overwogen;
verzoekt de raad tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de raadslieden van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 3 oktober 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, A.M. Bossink en H.M.A.W. Erven en is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.