ECLI:NL:GHSHE:2022:1777

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
3 juni 2022
Zaaknummer
200.302.498_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van bewind wegens problematische schulden en verstoorde verhouding met bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 juni 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van een bewind dat was ingesteld over de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende, die analfabeet is en de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, was in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 augustus 2021, waarin bewind was ingesteld vanwege problematische schulden. De rechthebbende stelde dat hij niet goed was geïnformeerd over de gevolgen van het bewind en dat er geen sprake was van verkwisting of een problematische schuldenlast die het instellen van bewind rechtvaardigde. Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de rechthebbende slechts een schuld had bij Zilveren Kruis van ongeveer € 4.000,-- en dat hij inmiddels hulp had ingeschakeld om zijn financiële situatie te verbeteren.

Het hof heeft vastgesteld dat de verstandhouding tussen de rechthebbende en de bewindvoerder ernstig verstoord was, wat leidde tot een gebrek aan vertrouwen. De rechthebbende had geen vertrouwen in de handelwijze van de bewindvoerder en voelde zich bedreigd. Het hof oordeelde dat, hoewel er sprake was van problematische schulden, de rechthebbende met de ondersteuning van een instantie in staat was zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Daarom heeft het hof besloten het bewind met ingang van 1 juli 2022 te beëindigen en de beschikking van de rechtbank te vernietigen. Tevens werd bepaald dat de bewindvoerder een eindrekening en -verantwoording moest afleggen aan de rechthebbende en de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 juni 2022
Zaaknummer: 200.302.498/01
Zaaknummer eerste aanleg: 9304473 TD VERZ 21-926
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. H. Sanli,
Als belanghebbende in deze zaak wordt aangemerkt:
- [B.V.] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] , (hierna te noemen: de bewindvoerder).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 augustus 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 11 november 2021, - gewijzigd op de mondelinge behandeling - heeft de rechthebbende verzocht om bij beschikking, voor zover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en het inleidende verzoek alsnog af te wijzen. Kosten rechtens.
2.2.
Van de zijde van de bewindvoerder is geen verweerschrift ontvangen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 april 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de rechthebbende, bijgestaan door mr. Sanli. Voor de rechthebbende is de heer A.J. Elouise opgetreden als tolk in de Papiamento taal, ingeschreven als beëdigd tolk onder Wbtv-nr. 3059;
  • namens de bewindvoerder: [medewerker] .
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 17 augustus 2021 en het inleidende verzoek, overgelegd door de advocaat van de rechthebbende bij het V6-formulier d.d. 16 december 2021.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de bestreden beschikking van 17 augustus 2021 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld, met benoeming van [B.V.] B.V. tot bewindvoerder.
3.2.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.
De rechthebbende voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling – samengevat – aan dat er geen sprake is van verkwisting of een problematische schuldenlast waardoor beschermingsbewind geïndiceerd zou zijn.
De rechthebbende heeft destijds via internet gezocht naar een bewindvoerder. Reden hiervoor was dat de rechthebbende een aantal brieven had ontvangen die hij niet begreep. De rechthebbende is analfabeet. Volgens die brieven had de rechthebbende een schuld bij Zilveren Kruis van ongeveer € 4.000,--. De rechthebbende wilde voor deze schuld een betalingsregeling treffen en hij had het vermoeden dat een bewindvoerder hem hierbij kon helpen.
De rechthebbende spreekt de Nederlandse taal niet, althans onvoldoende. Het is hem tot op heden niet duidelijk geworden wat beschermingsbewind daadwerkelijk inhoudt. Hij is niet geïnformeerd over het aanstellen van een bewindvoerder. Kennelijk is er namens de rechthebbende een verzoek ingediend bij de rechtbank, zonder de inhoud van dat verzoek met hem te bespreken en zonder kenbaar te maken welke taken een bewindvoerder heeft. De rechthebbende heeft gedwaald ten aanzien van het instellen van beschermingsbewind.
Tijdens de mondelinge behandeling bij de kantonrechter is door de bewindvoerder ten onrechte de schijn gewekt dat de rechthebbende meer dan € 15.000,-- aan schulden zou hebben. De rechthebbende heeft alleen een schuld bij Zilveren Kruis. Deze schuld is niet dusdanig van omvang, dat het instellen van beschermingsbewind noodzakelijk zou zijn. De rechthebbende heeft recent hulpverlening ingeschakeld die hem kan helpen bij het opstellen van brieven in de Nederlandse taal. De bewindvoerder heeft ten onrechte geen tolk voor de rechthebbende gereserveerd. Hierdoor kon de rechthebbende zijn mening niet geven over de inhoud van het verzoekschrift.
De rechthebbende heeft geen enkel vertrouwen in de handelwijze van de bewindvoerder. Er is sprake van een oneerlijke rechtsgang, waarbij de mening van de rechthebbende in zijn geheel niet is meegewogen bij het nemen van de beslissing. Indien het bewind niet kan worden opgeheven, verzoekt de rechthebbende een wijziging van bewindvoerder.
3.4.
De bewindvoerder voert tijdens de mondelinge behandeling – kort samengevat – aan dat hij door de rechthebbende is benaderd en dat op 22 juni 2021 op de kamer van de rechthebbende een intake heeft plaatsgevonden. De bewindvoerder heeft de rechthebbende gevraagd of hij begreep wat bewind inhield. Zijn Nederlands was prima en de bewindvoerder had de overtuiging dat de rechthebbende hem begreep. De rechthebbende gaf aan dat de schuldenlast € 13.000,-- bedroeg. De bewindvoerder heeft het verzoek tot onderbewindstelling ingevuld. De rechthebbende was hierbij aanwezig. De bewindvoerder heeft het verzoek bij de rechtbank ingediend.
Nadat de beschikking was gegeven veranderde de toon van de rechthebbende. Hij stelde dat de bewindvoerder een oplichter was. De bewindvoerder heeft geen contact met de rechthebbende. Het contact verloopt via de begeleider van [instantie] . De bewindvoerder voelt zich bedreigd door de rechthebbende.
De bewindvoerder heeft de schuldeisers aangeschreven die hem vervolgens hebben bevestigd wat de schulden zijn. Er is een schuld van bijna € 4.000,-- bij Zilveren Kruis, verder is er een aantal kleinere schulden. De totale schuldenlast bedraagt € 5.000,--. De rechthebbende ontvangt een bijstandsuitkering. Hij ontvangt € 50,-- per week aan leefgeld. Hij lost € 100,-- per maand af op zijn schulden.
De bewindvoerder voldoet de vaste lasten, beheert het inkomen van de rechthebbende en heeft een betalingsregeling getroffen met Zilveren Kruis. De bewindvoerder wilde voor de rechthebbende de schuldsaneringsregeling aanvragen zodat hij binnen drie jaar van de schulden af zou zijn. Dat heeft de bewindvoerder echter niet gedaan omdat het contact zo moeizaam verloopt. De rechthebbende zou ook zelf een betalingsregeling met zijn schuldeisers kunnen treffen. De bewindvoerder wil liever geen bewindvoerder van de rechthebbende blijven.
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 BW kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.5.2.
Op grond van het vorenstaande dient het hof allereerst te beoordelen of bij de rechthebbende sprake is van een lichamelijke of geestelijke toestand dan wel verkwisting of het hebben van problematische schulden die een bewind rechtvaardigt.
3.5.3.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is het hof van oordeel dat gebleken is dat aan deze voorwaarde(n) is voldaan. Het hof neemt daarbij het volgende in aanmerking.
De rechthebbende ontvangt een bijstandsuitkering van de gemeente [gemeente] . Zijn schuldenlast bedraagt in ieder geval € 5.000,--. De rechthebbende heeft vanwege medische redenen geen zicht op werk. Hij heeft ook geen ander inkomen. Gelet op het inkomen van de rechthebbende is een schuldenlast van € 5.000,-- te kwalificeren als een problematische schuld.
Inmiddels ontvangt de rechthebbende echter op structurele basis hulp van [instantie] en wordt hij ondersteund bij praktische en financiële vragen. Bovendien is er inmiddels een betalingsregeling getroffen met Zilveren Kruis, de grootste schuldeiser.
Voorts blijkt dat de verstandhouding tussen de rechthebbende en de bewindvoerder ernstig is verstoord. De rechthebbende heeft geen enkel vertrouwen in de bewindvoerder en de bewindvoerder voelt zich door de rechthebbende bedreigd. De rechthebbende heeft subsidiair wel om het ontslag van de huidige bewindvoerder verzocht maar geen voorstel tot benoeming van een nieuwe bewindvoerder gedaan. Een bereidverklaring ontbreekt bovendien.
Gelet op alle voormelde omstandigheden, in onderling verband gezien, is het hof van oordeel dat de rechthebbende het voordeel van de twijfel moet worden gegund. Weliswaar is sprake van problematische schulden, maar gelet op de getroffen betalingsregeling met Zilveren Kruis terwijl niet gebleken is van nieuwe opgekomen schulden, wordt aangenomen dat de rechthebbende met de ondersteuning van [instantie] voldoende in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Het hof zal het bewind daarom met ingang van 1 juli 2022 beëindigen.
Conclusie
3.6.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen met ingang van 1 juli 2022 en het verzoek in eerste aanleg alsnog met ingang van gelijke datum afwijzen.
3.7.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
Proceskosten
3.8.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep instanties compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 17 augustus 2021, voor zover daarbij het verzoek tot het instellen van bewind is toegewezen en vernietigt de beschikking met ingang van 1 juli 2022;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het verzoek van de rechthebbende strekkende tot instelling van een bewind over alle goederen die aan hem toebehoren of zullen toebehoren, met ingang van 1 juli 2022;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en een - zo mogelijk door hem voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Oost-Brabant, overlegt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, A.M. Bossink en H.M.A.W. Erven en is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.