Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
:
magzijn, maar het mag alleen als het de wens en het initiatief van [minderjarige] is.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, uitgesproken op 2 juni 2022 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het gezamenlijk gezag van de vader over zijn minderjarige dochter, geboren in 2007, en de ontzegging van omgang tussen hen. De vader, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, betwist de beslissing van de rechtbank waarin zijn gezag is beëindigd en de omgang is ontzegd. De rechtbank had geoordeeld dat de vader ongeschikt was om omgang te hebben met de minderjarige, die al geruime tijd geen contact meer met hem heeft gehad. De moeder, die het gezag alleen wil uitoefenen, heeft aangegeven dat de minderjarige klem zit tussen de ouders en dat de vader niet meewerkt aan de benodigde hulpverlening. De Raad voor de Kinderbescherming heeft zijn standpunt gewijzigd en pleit voor een eenhoofdig gezag bij de moeder, gezien de problematiek van de minderjarige en de ongunstige invloed van de vader.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de minderjarige haar mening kenbaar gemaakt, waarbij zij aangaf geen contact met de vader te willen. Het hof heeft overwogen dat de situatie van de minderjarige ernstig is en dat zij de rust en ruimte nodig heeft om haar therapie te volgen. De vader heeft aangegeven de wens van de minderjarige te respecteren, maar het hof concludeert dat de omgang met de vader in strijd is met de belangen van de minderjarige. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.