Uitspraak
,
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 16 juli 2021. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om de beschikking te vernietigen en haar te belasten met eenhoofdig gezag over haar minderjarige kind, geboren in 2010. De man, verweerder in hoger beroep, heeft verzocht de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen. De zaak draait om de omgangsregeling en het gezag over het kind, waarbij de vrouw zich verzet tegen de opgelegde dwangsom voor het meewerken aan een hulpverleningstraject. Het hof heeft de feiten en eerdere beslissingen in de zaak in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen van de rechtbank en rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling. Het hof heeft geoordeeld dat de vrouw onvoldoende intrinsieke motivatie toont om mee te werken aan het hulpverleningstraject, wat heeft geleid tot de beslissing om de dwangsom in stand te laten. Tevens heeft het hof geoordeeld dat er geen grond is voor wijziging van het gezamenlijk gezag naar eenhoofdig gezag door de vrouw, omdat het in het belang van het kind is dat de man betrokken blijft. De beschikking van de rechtbank is bekrachtigd, en de proceskosten zijn gecompenseerd.