ECLI:NL:GHSHE:2022:1761

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
200.301.600_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar omgangsregeling tussen ouders en minderjarigen na conflicten en zorgen over veiligheid

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een omgangsregeling voor zijn kinderen is vastgesteld. De man is op 22 oktober 2021 in hoger beroep gekomen van de beschikking van 23 juli 2021, waarin de rechtbank bepaalde dat de kinderen bij de vrouw verblijven van maandag tot en met vrijdag en bij de man in de weekenden. De man verzoekt om een wijziging van deze regeling, zodat de kinderen om de week bij hem verblijven. De vrouw verzet zich tegen deze wijziging en heeft een incidenteel beroep ingesteld, waarin zij verzoekt om de man niet-ontvankelijk te verklaren of de eerdere beschikking te bekrachtigen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 12 april 2022 zijn beide partijen gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De vrouw heeft zorgen geuit over de veiligheid van de kinderen tijdens de omgang, vooral na incidenten van bedreiging en geweld door de man en zijn partner. De raad heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de veiligheid van de kinderen en heeft een onderzoek naar de omgangsregeling voorgesteld. Het hof heeft besloten om de verdere behandeling van de zaak aan te houden tot 3 oktober 2022, om de resultaten van het onderzoek van de raad af te wachten. Het hof verzoekt de raad om te rapporteren over de omgangsregeling en de belangen van de kinderen, en houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 2 juni 2022
Zaaknummer: 200.301.600/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/292376 / FA RK 21-1932
in de zaak in hoger beroep van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in principaal hoger beroep,
verweerder in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. P.W.A.M. van Roy,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in principaal hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. R.P.H.W. Haas.
Deze zaak gaat over:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats];
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats].
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, van 23 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
De man op 22 oktober 2021 in hoger beroep gekomen van voornoemde beschikking van 23 juli 2021.
2.2.
Naar aanleiding van het verzoek van het hof aan (de advocaat van) de man om verduidelijking van het petitum van het beroepschrift, heeft de man op 10 november 2021 een nieuw beroepschrift ingediend.
Gelet op het verzoek dat het hof had gedaan, neemt het hof van dit beroepschrift alleen het petitum in aanmerking. Tijdens de mondelinge behandeling heeft het hof dit aan partijen kenbaar gemaakt.
2.3.
De vrouw heeft op 8 maart 2022 een verweerschrift tevens houdende incidenteel beroep ingediend.
2.4.
De man heeft op 6 april 2022 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 april 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de man, bijgestaan door mr. Van Roy;
- de vrouw, bijgestaan door mr. Haas;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad].
2.6.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- een V-formulier van de advocaat van de man met het procesdossier in eerste aanleg, ingekomen d.d. 5 november 2021.

3.De feiten

3.1.
Partijen hebben tot augustus 2020 een affectieve relatie met elkaar gehad. Zij hebben samengewoond.
3.2.
Partijen zijn de ouders van:
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats], en
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats].
De man heeft de kinderen erkend. De vrouw oefent van rechtswege het gezag over de kinderen uit. De kinderen wonen bij de vrouw.

4.De omvang van het geschil

4.1.
Bij de – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking van 23 juli 2021 heeft de rechtbank, voor zover hier van belang, bepaald dat ten aanzien van de kinderen de volgende omgangsregeling zal gelden, waarbij de man de kinderen haalt en brengt:
- de kinderen verblijven bij de vrouw van maandag tot en met vrijdag 17.00 uur (mogelijk eerder of later afhankelijk van het werk van de man) en één weekend per maand;
- de kinderen verblijven bij de man:
- drie weekenden per maand van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 – 18.00 uur;
- tijdens de vakantie/verlof met een maximum van 21 dagen, waarvan maximaal 14 dagen aaneensluitend in de schoolvakanties, de data in onderling overleg door de ouders af te spreken;
- bij doordeweeks eerder klaar van het werk is er de mogelijkheid om de kinderen te zien, mits weer op tijd om 18.00 uur terug bij de vrouw voor de volgende schooldag.
Daarnaast heeft de rechtbank, kort gezegd, een omgangsregeling voor de feestdagen en bijzondere gelegenheden bepaald.
4.2.
De man kan zich met deze beslissing niet verenigen voor zover het de reguliere omgangsregeling betreft en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
De man heeft het hof bij beroepschrift, zoals verduidelijkt in het petitum van het beroepschrift dat is ingekomen op 10 november 2021, verzocht:
de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de vastgestelde reguliere omgangsregeling (dit betreft 5.1.1. en 5.1.2. van het dictum);
een (naar het hof begrijpt) omgangsregeling vast te stellen waarbij:
- de kinderen om de week van zondag 20.00 uur tot en met donderdag 20.00 uur bij de ene ouder verblijven en van donderdag 20.00 uur tot en met zondag 20.00 uur bij de andere ouder verblijven;
- waarbij de man c.q. de vrouw de kinderen om de week zal brengen naar en ophalen bij de ander;
- waarbij van de regeling kan worden afgeweken bij vakanties/verlof van de ouders in onderling overleg;
- althans een omgangsregeling in goede justitie vast te stellen.
4.3.
De vrouw heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Bij verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep heeft de vrouw verzocht:
primair: de man in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren;
subsidiair: de bestreden beschikking te bekrachtigen, zo nodig na een voorafgaand onderzoek en advies van de raad, en de omgangsregeling vooralsnog onder begeleiding vast te stellen en vervolgens met aanscherping van de voorwaarden zoals geformuleerd in productie 4 bij het verweerschrift tevens houdende incidenteel beroep.
4.4.
De man heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de vrouw in incidenteel hoger beroep en het hof verzocht het verzoek van de vrouw af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

in het principaal en incidenteel hoger beroep
Ontvankelijkheid
5.1.
De vrouw verzoekt primair de man in zijn verzoek niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de man niet tijdig zijn beroepschrift zou hebben ingediend.
Het hof overweegt als volgt. De man is op 22 oktober 2021 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Hij heeft daarmee tijdig, namelijk binnen drie maanden na de dag van de uitspraak, hoger beroep ingesteld. De man zal daarom in zijn verzoek worden ontvangen.
Omgangsregeling
5.2.
Het hof heeft beide partijen tijdens de mondelinge behandeling gevraagd om een verduidelijking van de door hen ingediende verzoeken. Zij hebben hun verzoeken als volgt verduidelijkt. De man verzoekt te bepalen dat de kinderen wekelijks van zondag tot donderdag bij de vrouw verblijven en van donderdag tot zondag bij de man.
Voor de vrouw is de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling nog steeds het uitgangspunt, maar die regeling vindt zij nu niet verantwoord. De vrouw verzoekt daarom om vaststelling van een omgangsregeling onder begeleiding, met een aanscherping van de voorwaarden zoals geformuleerd in productie 4.
Het hof zal voor de verdere beoordeling hiervan uitgaan.
5.3.
De man voert, samengevat, het volgende aan.
De man wenst een evenredige verdeling tussen partijen van het contact met de kinderen. Hij heeft met de kinderen een goede en liefdevolle verstandhouding. Hij is even goed als de vrouw in staat om de kinderen te verzorgen en op te voeden. Hij mist de kinderen en wil meer tijd met hen doorbrengen dan nu kan op basis van de regeling die de rechtbank heeft vastgesteld. Dat is ook in het belang van de kinderen. De vrouw kampt met mentale problemen. Voor de rust en het welzijn van de kinderen is het van belang dat zij meer tijd met hem spenderen. Hij wil de kinderen ieder weekend zien, maar als de vrouw in het weekend vrij is, is hij bereid dat in te leveren.
Partijen hebben onderling conflicten gehad, maar hij laat zich niet negatief uit over de vrouw in het bijzijn van de kinderen. Hij is niet betrokken geweest bij het letsel dat de vrouw op 6 augustus 2021 heeft opgelopen. De man erkent wel dat hij uit frustratie (doods)bedreigingen jegens de vrouw heeft geuit. De laatste weken is de situatie vrij stabiel en is de omgangsregeling uitgevoerd, waarbij de man de kinderen op vrijdag bij de vrouw heeft opgehaald. De man zet zich in om de omgangsregeling na te leven en communiceert met de vrouw wanneer er onregelmatigheden plaatsvinden. Hij wil zelf zorgdragen voor de wisselmomenten en kan dat met zijn werkgever afstemmen. De man zal nooit iets doen wat de veiligheid van de kinderen in gevaar brengt. Toen het in zijn privé situatie niet goed ging heeft hij met de vrouw gebeld en de kinderen naar haar gebracht, omdat hij niet wil dat de kinderen dat meekrijgen. De man is bereid om mee te werken aan een onderzoek door de raad. De omgangsregeling kan tussentijds worden voortgezet.
5.4.
De vrouw voert, kort samengevat, het volgende aan.
De vastgestelde omgangsregeling verloopt niet goed. Tijdens de wisselmomenten is de vrouw door de man bedreigd, uitgescholden en geïntimideerd, ook in aanwezigheid van de kinderen. Op 6 augustus 2021 liep de woordenwisseling zo hoog op dat de vrouw fysiek werd mishandeld door de huidige partner van de man in bijzijn van de kinderen. Hierbij werd haar vinger gebroken. De man weigerde die zondag de kinderen terug te geven aan de vrouw, waarna de politie betrokken is geweest. De vrouw heeft zich vervolgens genoodzaakt gezien om hulp te zoeken van onder andere Veilig Thuis en Team Jeugd. Aan de vrouw is geadviseerd om hulpverlening van aXnaga in te schakelen voor verbetering van de communicatie tussen partijen en om tot gesprekken te komen over de begeleiding van de omgang. Deze hulpverlening is gestart. Vanwege de zorgen die er zijn over haar veiligheid, krijgt de vrouw een aware-systeem.
De afgelopen periode is de omgang een aantal keren goed verlopen (de partner van de man is toen niet bij de omgang geweest of is op afstand gebleven), maar na een incident dat begin april 2022 tussen de man en zijn partner in bijzijn van de kinderen heeft plaatsgevonden is de omgang door de vrouw, op advies van de hulpverlening, stopgezet.
De vrouw is niet tegen contact tussen de man en de kinderen, maar onder de huidige omstandigheden is dit niet veilig. Het gaat de vrouw om de confrontaties tijdens het halen en brengen van de kinderen. Om dit te voorkomen is inmiddels gesproken over de mogelijkheid om de wisselmomenten via het aXiehuis in Heerlen te laten verlopen. De vrouw is verder erg bezorgd over de rust, persoonlijke verzorging en veiligheid van de kinderen bij de man. Zij kan daarom nu niet instemmen met de vastgestelde reguliere omgangsregeling.
Een co-ouderschapsregeling, zoals de man heeft verzocht, is niet aan de orde.
5.5.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling, samengevat, het volgende naar voren gebracht.
Veilig Thuis heeft de zaak overgedragen aan Team Jeugd en de procesregisseur is nu aan zet. De ingezette hulpverlening is opgeschaald vanwege de zorgen die er zijn over de veiligheid van de kinderen. Daar is onvoldoende zicht op. De raad deelt die zorgen, gelet op hetgeen in de stukken staat over het geweld dat in bijzijn van de kinderen heeft plaatsgevonden en de bedreigingen die de man tegen de vrouw heeft geuit. Beide partijen staan open voor hulpverlening in het vrijwillig kader, maar de raad vraagt zich af of de ingezette hulpverlening toereikend is. Axnaga richt zich op het maken van afspraken tussen partijen, maar niet op de veiligheid van de kinderen. Een raadsonderzoek naar de omgangsregeling, zoals de vrouw heeft verzocht, kan de raad uitbreiden naar een beschermingsonderzoek.
Gelet op de zorgen die door partijen over en weer zijn geuit, dient naar de situaties van beide partijen onderzoek plaats te vinden.
5.6.
Het hof overweegt als volgt.
5.6.1.
Ingevolge artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast.
5.6.2.
Uit de processtukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat na de bestreden beschikking meerdere, ernstige conflicten tussen partijen hebben plaatsgevonden in het kader van de uitvoering van de omgangsregeling. Axnaga is sinds maart 2022 betrokken ten behoeve van de omgangsregeling, maar dit heeft (nog) niet tot een verbetering van de situatie geleid. Nadat begin april 2022 tussen de man en zijn partner een ruzie is ontstaan terwijl de kinderen bij de man waren, heeft de vrouw de omgang stopgezet. De standpunten van partijen over welke omgangsregeling op dit moment in het belang van de kinderen is, liggen ver uiteen.
Er zijn vanuit de betrokken hulpverlening zorgen over de veiligheid van de kinderen bij partijen. Daarnaast zijn er door de man en de vrouw over en weer zorgen geuit over de opvoedsituatie bij de andere ouder. Veilig Thuis heeft de zaak inmiddels overgedragen aan Team Jeugd. Ten tijde van de mondelinge behandeling was nog niet duidelijk wat hiervan de uitkomst is.
5.6.3.
Het hof acht zich op grond van de thans beschikbare informatie onvoldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen omtrent welke omgangsregeling tussen de man en de kinderen in het belang van de kinderen wenselijk is. Het hof zal dan ook de raad verzoeken om een onderzoek in te stellen en te rapporteren en adviseren omtrent de volgende vragen:
- welke omgangsregeling tussen de kinderen en de man komt het meest tegemoet aan de belangen van de kinderen?
- op welke wijze dient aan het contact tussen de kinderen en de man vorm gegeven te worden en met welke mogelijkheden en belemmeringen van zowel partijen als de kinderen dient daarbij rekening worden gehouden?
- komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet in het antwoord op de voornoemde onderzoeksvragen zijn genoemd, maar wel van belang zijn met betrekking tot de omgangsregeling; en zo deze naar voren komen, welke zijn dit?
5.6.4.
Het hof zal de verdere behandeling van de zaak vier maanden aanhouden, tot 3 oktober 2022, teneinde de resultaten van het onderzoek en het advies van de raad af te wachten. Partijen zullen vervolgens door het hof in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk te reageren op het rapport en het advies van de raad. Zo nodig bepaalt het hof een tweede mondelinge behandeling.
5.6.5.
Op grond van het vorenstaande zal het hof iedere verdere beslissing aanhouden. Het hof gaat er vanuit gaat dat partijen in het belang van de kinderen medewerking verlenen aan de thans betrokken hulpverlening,

6.De beslissing

in het principaal en incidenteel hoger beroep
Het hof:
verzoekt de raad een onderzoek in te stellen conform hetgeen hiervoor onder rechtsoverweging 5.6.3. is overwogen;
verzoekt de raad voor de hierna te noemen pro forma datum rapport en advies uit te brengen aan het hof, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaten van partijen;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 3 oktober 2022.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.M.C. Dumoulin, C.D.M. Lamers en A.J.F. Manders en is op 2 juni 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.