In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin de omgang met zijn minderjarige kind, geboren in 2013, voor twaalf maanden is ontzegd. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.G.J.E. Lut, verzoekt de beschikking te vernietigen en de omgang toe te staan. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.S. Yap, verzet zich hiertegen en vraagt de beschikking te bevestigen. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure.
De vader ontkent beschuldigingen van seksueel misbruik en stelt dat de moeder aangifte heeft gedaan om hem uit het leven van hun kind te weren. De moeder daarentegen stelt dat de vader ongepast gedrag heeft vertoond en dat omgang met hem niet in het belang van het kind is, vooral gezien de huidige psychische toestand van het kind, dat onder behandeling is voor trauma's. Het hof heeft de mondelinge behandeling op 2 mei 2022 gehouden en heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder proces-verbaal van eerdere zittingen en rapporten van hulpverleners.
Het hof overweegt dat de veiligheid en het welzijn van het kind voorop staan. Gezien de ernst van de beschuldigingen en de huidige situatie van het kind, oordeelt het hof dat omgang met de vader op dit moment niet in het belang van het kind is. De rechtbank heeft terecht de omgang ontzegd en de vader's verzoek afgewezen. De beslissing van het hof is om de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen en het verzoek van de vader af te wijzen.