Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/347752 / HA ZA 18-495)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met productie;
- het exploot van anticipatie van 19 april 2021;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord, tevens memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep met producties.
3.De beoordeling
ALGEHELE UITSLUITING
VERDELING EN LEVERING
conventiegeconcludeerd tot het niet-ontvankelijk verklaren van de vrouw dan wel tot afwijzing van haar vorderingen met veroordeling van haar in de kosten van de procedure.
voorwaardelijke reconventie(voor zover de vordering van de vrouw wordt toegewezen om de huwelijkse voorwaarden af te wikkelen op grond van benadeling ex art. 3:196 BW, althans indien de overeenkomst van 8 januari 2013 namens haar – partieel – zou worden vernietigd) :
- partijen op 8 januari 2013 een overeenkomst hebben gesloten waarbij de schuld van de man aan de vrouw uit hoofde van de huwelijkse voorwaarden is verrekend met andere schulden;
- partijen op 8 januari 2013 een overeenkomst hebben gesloten waarbij de netto opbrengst van de woning aan de [adres 2] (op voorhand) is verrekend met schulden van de vrouw.
in conventieonder 2) en 3) toegewezen omdat de man niet is geslaagd in de bewijslevering. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
in (voorwaardelijke) reconventieniet-ontvankelijk verklaard op grond van het bepaalde in art. 136 Rv. Het gaat volgens de rechtbank om een vordering van [Beheer B.V.] . Deze vennootschap is echter geen partij in de procedure tussen de man en de vrouw en gemotiveerd gesteld noch gebleken is dat de man aan die gestelde vordering enig recht jegens de vrouw zou kunnen ontlenen.
in conventie als in reconventie, de proceskosten gecompenseerd.
manheeft in hoger beroep geconcludeerd, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank van 24 maart 2021, opnieuw rechtdoende, tot:
- de bewijsopdracht (grief I);
- de bewijswaardering (grief II);
- de niet-ontvankelijkverklaring van de man in zijn vordering in reconventie (grief III);
- de omvang van de vordering van de vrouw (grief IV).
vrouwheeft primair verzocht om ontslag van instantie vanwege het niet (tijdig) betalen van het griffierecht door de man. Voorts heeft zij de grieven inhoudelijk weersproken.
principaal hoger beroepheeft zij geconcludeerd, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, tot:
incidenteel hoger beroepingesteld. Zij heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van 24 maart 2021 voor zover de rechtbank het in conventie meer of anders gevorderde heeft afgewezen en opnieuw rechtdoende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, tot veroordeling van de man:
- haar vordering tot schadevergoeding vanwege een onrechtmatige daad (grief I);
- haar beroep op onbillijke bevoordeling althans ongerechtvaardigde verrijking (grief II);
- de beslagkosten.
manheeft in zijn memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep de niet-tijdige betaling van het griffierecht alsmede de grieven in incidenteel hoger beroep weersproken.
vrouwstelt dat de man haar bij exploot van dagvaarding op 6 april 2021 heeft opgeroepen te verschijnen ter zitting van 12 oktober 2021 Bij exploot van 19 april 2021 heeft de vrouw de roldatum vervroegd naar 4 mei 2021. Op 4 mei 2021 hebben beide partijen de zaak aangebracht en heeft de advocaat van de man zich gesteld.
manstelt dat hij het griffierecht wel tijdig heeft voldaan.
hofstelt, op basis van het roljournaal, vast dat op 4 mei 2021 het griffierecht ten laste van de man is geheven. Het beroep van de vrouw op ontslag van instantie wordt daarom afgewezen.
manheeft de rechtbank hem ten onrechte toegelaten c.q. opgedragen tot het leveren van bewijs van het sluiten van een tweetal overeenkomsten tussen partijen op 8 januari 2013. Hij heeft zijn grief als volgt toegelicht.
vrouwheeft de grieven weersproken. Zij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
zalde vrouw een arbeidsovereenkomst worden aangeboden met als ingangsdatum 1 januari 2013, terwijl zij al op 2 januari 2012 een arbeidsovereen-komst voor onbepaalde tijd ingaande op 1 januari 2012
heeftondertekend met Safique BV.
hofoverweegt als volgt.
rechtbankheeft de man toegelaten (het hof begrijpt: opgedragen) te bewijzen dat partijen op 8 januari 2013 een overeenkomst hebben gesloten waarbij de schuld van de man aan de vrouw uit hoofde van de huwelijkse voorwaarden is verrekend met andere schulden en de netto verkoopopbrengst van de woning aan de [adres 2] (op voorhand) is verrekend met de schulden van de vrouw. De rechtbank is van oordeel dat de man niet in de bewijslevering is geslaagd. Zij overwoog hiertoe in rov. 2.4. en 2.5. van het bestreden vonnis als volgt:
mansubsidiair (zijn grief richt zich primair tegen het oordeel dat de overeenkomst van 8 januari 2013 tot stand is gekomen en op grond daarvan de vrouw niets meer van hem heeft te vorderen) dat geen sprake kan zijn van kwijtschelding van “de overblijvende vordering (…) ad € 145.407,-) ten gunste van de vrouw indien de overeenkomst van 8 januari 2013 niet tot stand is gekomen.
vrouwheeft de grief weersproken. Voor een rechtsgeldige cessie is op grond van art. 3:84 lid 1 BW een geldige titel vereist. De man baseert de cessie op de overeenkomst van 8 januari 2013. Die overeenkomst is niet tot stand gekomen. Hierdoor ontbreekt een geldige titel voor cessie. Ook andere authentieke stukken waaruit kan blijken dat de beweerde cessie op een rechtsgeldige titel berust, ontbreken. Ten slotte heeft zij tot op heden geen aangetekende brief met een akte van cessie ontvangen. Productie 18 (de akte van cessie) is door haar advocaat opgevraagd omdat deze ontbrak. Op het verzendbewijs is PL als bestemming vermeld maar het adres ontbreekt.
hofoverweegt als volgt.
manbetoogt met zijn grief dat de rechtbank hem ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn vordering in reconventie. Hij licht zijn grief als volgt toe.
vrouwheeft de grief weersproken.
hofoverweegt als volgt.
vrouwkomt er op neer dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij haar vordering wegens onrechtmatige daad ter zake van de verdeling en levering van de onroerende zaak aan de [adres 1] onvoldoende heeft onderbouwd. Zij heeft haar grief als volgt toegelicht.
manheeft de grief weersproken. Hij heeft niet onrechtmatig gehandeld jegens de vrouw. Hij heeft geen inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de vrouw en/of gehandeld in strijd met een wettelijke plicht en/of de maatschappelijke betamelijkheid. Hij heeft de vrouw niet bewust de volmachten laten tekenen. Hij wijst daarbij nog op het volgende.
hofoverweegt als volgt.
vrouwbetoogt dat de rechtbank haar beroep op ongerechtvaardigde verrijking van de man ten onrechte heeft gepasseerd. Zij heeft haar grief als volgt toegelicht.
manheeft de grief weersproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de vrouw haar grief niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd. Er is geen sprake van ongerechtvaardigde verrijking van de man omdat aan de vrouw een bedrag van € 145.407,-- is kwijtgescholden.
hofoverweegt als volgt.
vrouwheeft op 15 april 2021 conservatoir beslag doen leggen op de woning van de man aan de [adres 1] . De man heeft ontoelaatbaar gehandeld. Zij heeft hierdoor financiële en emotionele schade geleden. Hij moet daarom in de beslagkosten, proceskosten en nakosten worden veroordeeld.
manbetoogt dat de vrouw ten onrechte conservatoir beslag heeft gelegd op zijn woning. Er is bovendien nog een onherroepelijke einduitspraak gedaan. De vrouw was betrokken bij de vermogensrechtelijke afwikkeling van de echtscheiding. Zij woonde tot medio 2019/2020 in Nederland en kan zich er achteraf niet gerechtvaardigd op beroepen dat zij hier niet van op de hoogte was. De vrouw heeft door de door haar gestarte procedure hoge proceskosten voor de man veroorzaakt. Zij dient in die kosten te worden veroordeeld.
hofoordeelt als volgt.