Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1],wonende te [woonplaats],geïntimeerde,hierna aan te duiden als [geïntimeerde 1],
Van Holland Design B.V., tevens handelend onder de namen European Fashion Team en EFT Design,
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/02/371172 / HA ZA 20-217)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep die is uitgebracht tegen [geïntimeerde 1] en EFT;
- het verleende verstek tegen EFT;
- de rolbeslissing van 25 januari 2022;
- de akte van [appellant];
- de antwoordakte van [geïntimeerde 1].
3.De beoordeling
"dat geïntimeerde Shirt Design B.V. aansprakelijk is om de meerbedoelde consultancy fee zoals deze volgt uit de onder het incident gevorderde bescheiden aan appellant te betalen". [appellant] is in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten over de ontvankelijkheid van het hoger beroep ten aanzien van EFT. Voorts wordt [appellant] in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de status van EFT in relatie tot de vorderingen in het hoger beroep.
"beiden geïntimeerden te dezer zake domicilie gekozen hebben (…) ten kantore van de advocaat mr. H.L.J.M. van Grinsven (…)". [appellant] is in hoger beroep gekomen van het vonnis in incident en het eindvonnis en vordert vernietiging van beide vonnissen. In de appeldagvaarding vordert [appellant] vernietiging van het vonnis in incident waarbij
"geïntimeerden"dienen te worden veroordeeld om afschriften te verschaffen. Voorts vordert [appellant] in de hoofdzaak subsidiair dat
"geïntimeerde Shirt Design aansprakelijk is".
"geïntimeerden", zodat daaruit niet kan worden afgeleid dat enkel [geïntimeerde 1] en Shirt Design (kunnen) zijn bedoeld, en niet EFT en [geïntimeerde 1]. De omstandigheid dat [geïntimeerde 1] dga is van Shirt Design en dat [geïntimeerde 1] daaruit had moeten afleiden dat [appellant] niet heeft bedoeld EFT maar Shirt Design te dagvaarden, in combinatie met het gegeven dat de appeldagvaarding is betekend aan het kantoor van de advocaat van [geïntimeerde 1], leggen in dit verband onvoldoende gewicht in de schaal. Ook de omstandigheid dat volgens [appellant] het uitbrengen van een appeldagvaarding aan EFT om meerdere redenen zinloos zou zijn, doet hier niet aan af. EFT was in eerste aanleg partij, terwijl het vonnis in incident ook jegens EFT is gewezen. Het hof wil aannemen dat sprake is van een vergissing van de zijde van [appellant], maar van een
kennelijkevergissing die voor alle betrokkenen direct kenbaar was, is geen sprake.