ECLI:NL:GHSHE:2022:170

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
25 januari 2022
Zaaknummer
200.291.095_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep deelgeschil over aansprakelijkheid na ongeval op rolbaan in winkelcentrum

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een deelbeschikking van de rechtbank Limburg. De rechtbank had in een eerdere beschikking van 9 december 2020 en een vonnis van 14 april 2021 geoordeeld dat er meer bewijs nodig was om te kunnen oordelen over de aansprakelijkheid van de geïntimeerde, MVGM Vastgoedmanagement, na een ongeval dat plaatsvond op 20 december 2018. [appellant] was gevallen bij het betreden van een rolbaan in winkelcentrum De Leim, wat resulteerde in een spiraalbreuk in zijn rechteronderbeen. In de deelgeschilprocedure verzocht [appellant] de rechtbank om een getuige te horen en om MVGM aansprakelijk te stellen voor de gevolgen van het ongeval. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen, wat leidde tot het hoger beroep.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank in de deelbeschikking geen bindende eindbeslissingen heeft genomen over de materiële rechtsverhouding tussen partijen. Dit betekent dat het hoger beroep niet ontvankelijk is, aangezien artikel 1019cc lid 3 Rv bepaalt dat alleen hoger beroep kan worden ingesteld tegen bindende eindbeslissingen. Het hof heeft geconcludeerd dat de rechtbank geen oordeel heeft kunnen geven over de aansprakelijkheid van MVGM zonder nadere bewijslevering, en dat de deelgeschilprocedure zich daar niet voor leent.

Uiteindelijk heeft het hof [appellant] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep en hem veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, inclusief wettelijke rente en nakosten. De proceskostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit arrest is uitgesproken op 25 januari 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF `s-HERTOGENBOSCH
team Handelsrecht
zaaknummer 200.291.095/01
arrest van 25 januari 2022
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats]
appellant
hierna: [appellant]
advocaat mr. F.C. Schirmeister
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MVGM Vastgoedmanagement
gevestigd te [vestigingsplaats]
geïntimeerde
hierna: MVGM
advocaat mr. C. Banis

1.De procedure bij de rechtbank

Daarvoor verwijst het hof naar de beschikking van de rechtbank Limburg (zittingsplaats Maastricht) van 9 december 2020 en het vonnis van diezelfde rechtbank van 14 april 2021.

2.De procedure bij het hof

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 1 maart 2021,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties).
2.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

3.De beoordeling

Waarover gaat deze zaak?
3.1
Op 20 december 2018 omstreeks 15.00 uur is [appellant] gevallen bij het betreden van een rolbaan (een roltrap zonder treden) in winkelcentrum De Leim in [plaats]. De rolbaan ligt op de begane grond (niveau 0) en loopt schuin af naar de onder het winkelcentrum (niveau -1) gelegen parkeergarage. [appellant] heeft door de val een spiraalbreuk in zijn rechteronderbeen opgelopen.
De deelgeschilprocedure
3.2
Met een verzoekschrift van 8 april 2020 is [appellant] een deelgeschilprocedure gestart waarin hij, kort weergegeven, de rechtbank heeft verzocht om (1) een getuige te laten horen, (2) een verklaring voor recht te geven dat MVGM aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval op 20 december 2018, (3) voorwaardelijk heeft verzocht om MVM te veroordelen mee te werken aan een toedrachtonderzoek en om (4) MVGM te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en in de kosten van het deelgeschil. De rechtbank had het verzoek onder (1) al eerder afgewezen en heeft in haar beschikking van 9 december 2020 (hierna: de deelbeschikking) ook de andere verzoeken van [appellant] afgewezen.
3.3
Bij dagvaarding van 9 februari 2021 is [appellant] naar aanleiding van de deelbeschikking een bodemprocedure bij de rechtbank Limburg gestart. [appellant] heeft toen ook aan de rechtbank gevraagd om tussentijds hoger beroep tegen de deelbeschikking te mogen instellen, wat de rechtbank in haar vonnis van 14 april 2021 heeft toegestaan. De rechtbank heeft de bodemprocedure in afwachting daarvan aangehouden.
Ontvankelijkheid
3.4
Met zes grieven komt [appellant] in hoger beroep tegen de deelbeschikking. Het hof moet (ambtshalve) onderzoeken of [appellant] ontvankelijk is in zijn hoger beroep. Artikel 1019cc lid 3 Rv bepaalt dat in de bodemprocedure alleen hoger beroep kan worden ingesteld van de deelbeschikking voor zover die beslissingen bevat als bedoeld in artikel 1019cc lid 1 Rv. Dat artikel bepaalt dat het moet gaan om
uitdrukkelijk en zonder voorbehoud gegeven beslissingen op een of meer geschilpunten tussen partijen die hun materiële rechtsverhouding betreffen. Tussentijds hoger beroep is dus - kort gezegd - alleen mogelijk tegen bindende eindbeslissingen betreffende de materiële rechtsverhouding tussen partijen, niet tegen (al dan niet bindende) procedurele eindbeslissingen. Met procedurele eindbeslissingen worden onder meer bedoeld de verplichting tot medewerking aan verdere (medische of arbeidskundige) onderzoeken en beslissingen ter verdere instructie van de onderhandelingen in het deelgeschil.
3.5
De rechtbank heeft in de deelbeschikking waartegen [appellant] hoger beroep heeft ingesteld geen bindende eindbeslissingen gegeven over de materiële rechtsverhouding tussen partijen. De rechtbank heeft daarin immers juist geoordeeld dat zij over de eventuele aansprakelijkheid van MVGM geen beslissing kan geven zonder nadere bewijslevering (r.ov. 4.4.), waarvoor de deelgeschilprocedure zich niet leent (r.ov. 4.3.3.). De rechtbank heeft daarom het verzoek onder (2) en in het verlengde daarvan ook de overige verzoeken afgewezen. Daarmee heeft de rechtbank in de deelbeschikking geen uitdrukkelijke en zonder voorbehoud gegeven beslissingen genomen over geschilpunten tussen partijen die hun materiële rechtsverhouding betreffen. Hoger beroep staat daartegen dus niet open (artikel 1019bb Rv).
Slotsom
3.6
[appellant] zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep en zal in de kosten die MVGM in hoger beroep heeft gemaakt worden veroordeeld, inclusief de wettelijke rente over de proceskosten, de nakosten en ook de daarover gevorderde wettelijke rente, alles zoals hierna vermeld.

4.De beslissing

Het hof,
verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in het hoger beroep tegen de deelbeschikking,
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van MVGM vastgesteld op € 772 voor griffierecht en op € 1.114 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
veroordeelt [appellant] in de nakosten, begroot op € 163 met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85 en de explootkosten van betekening van dit arrest in geval [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening,
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.J.H.G. Bronzwaer, O.G.H. Milar en J.M.H. Schoenmakers, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2022.