3.2.Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. [geïntimeerde] huurt met ingang van 20 november 2014 van Leystromen de woning staande en gelegen te [plaats] aan de [adres 1] (hierna: het gehuurde).
b. Op de tussen partijen bestaande huurovereenkomst zijn de ‘Algemene voorwaarden zelfstandige woonruimte’ (hierna: de algemene huurvoorwaarden) van toepassing. In artikel 7.7 van de algemene huurvoorwaarden is bepaald:
“Het is huurder niet toegestaan in het gehuurde hennep te doen kweken, drogen of knippen dan wel andere activiteiten te verrichten die op grond van de Opiumwet strafbaar zijn gesteld. Indien huurder tekortschiet in de nakoming van deze verplichting, start verhuurder een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst.”
c. [geïntimeerde] huurt daarnaast van [persoon A] (hierna: [persoon A] ) sinds 5 april 2019 als onderhuurder een kantoor met bedrijfsruimte en entresol binnen een bedrijfspand staande en gelegen te [vestigingsplaats] aan de [adres 2] vanuit waar hij zijn computerbedrijfje ‘ [[Y]] ’ exploiteert (hierna: de bedrijfsruimte).
d. Op 21 februari 2020 heeft de politie Eenheid Zeeland-West-Brabant belast met de ondersteuning van de gemeente bij een bestuurlijke controle het gehuurde en de bedrijfsruimte doorzocht. In het daarvan opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 28 februari 2020 staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:
“ [adres 2] , [vestigingsplaats] .
Ik, [verbalisant] , constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat er hennep-gerelateerde goederen in het bedrijfspand aanwezig waren. Deze hennep-gerelateerde goederen zijn onder andere verboden en strafbaar gesteld bij artikel 3 jo 11 en 11a van de Opiumwet. Deze hennep-gerelateerde goederen lagen opgeslagen in een ‘hok’ op de eerste etage van het bedrijfspand. (…).
[adres 1] , [plaats] .
In het “hok” binnen het bedrijfspand aan de [adres 2] werden de volgende goederen aangetroffen. 2x Slakkenhuis 5x Koolstoffilter 24x Lampenkappen 22x Transformatoren 5x Dozen met groeimiddel 5x zakken met potten (100) stuks 27x Nieuwe lampen 400 watt 4x Dozen grote gripzakken 3x Rollen witte kabel 3x Luchtbevochtigers 1x Zak sealbags (…).
In de woning aan de [adres 1] te [plaats] werden door mij de volgende goederen aangetroffen: 140 gram hennep, 10 gram hasjiesj 1 gram cocaïne. Deze goederen zijn onder andere verboden en strafbaar gesteld bij artikel 3c jo 11 van de Opiumwet. Tevens werden er op de tweede etage van de woning, zijnde de zolder, meerdere kweekbakjes en een droogtent ten behoeve van hennep aangetroffen. De voornoemde hennep, hasjiesj werden door [geïntimeerde] uit een dressoir in de woonkamer van de woning gehaald. De cocaïne werd door [geïntimeerde] uit een nachtkastje naast zijn bed op de eerste etage van de woning gehaald. (…).
Door Hulp Officier van Justitie [persoon B] werd, in verband met de slechte kwaliteit van de hennep en hasjiesj besloten om de drugs te vernietigen en daarbij geen vervolging in te stellen.”
[geïntimeerde] heeft de in het bedrijfspand aangetroffen hennep-gerelateerde goederen afgevoerd naar het stort.
e. Bij brief van 5 maart 2020 heeft de burgemeester van [plaats] (hierna: de burgemeester) aan Leystromen aangekondigd dat hij voornemens is om over te gaan tot sluiting van het gehuurde vanwege de aangetroffen drugs.
f. Bij brief van 10 maart 2020 heeft Leystromen aan [geïntimeerde] de mogelijkheid geboden om de huurovereenkomst zelf op te zeggen omdat er drugs in het gehuurde zijn gevonden. Van deze mogelijkheid heeft [geïntimeerde] geen gebruik gemaakt.
g. Bij brief van 23 maart 2020 heeft de burgemeester aan [geïntimeerde] kenbaar gemaakt dat hij afziet van zijn voornemen om over te gaan tot sluiting van het gehuurde naar aanleiding van de door [geïntimeerde] ingediende zienswijze over zijn persoonlijke omstandigheden.
h. In een schriftelijke verklaring, gedateerd 11 mei 2020, verklaart [persoon A] het volgende:
“(…). Ik [persoon A] huur het gehele pand op contract van de Firma [[X]] . [geïntimeerde] onderhuurt van mij hier op de begane grond het kantoorgedeelte. (…) de spullen die in het “hok” gevonden zijn op de 1e verdieping, bevonden zich dus niet in de door de heer [geïntimeerde] gehuurde ruimte. Ook heeft [geïntimeerde] geen permanente toegang tot dit deel van het gebouw.”
i. [geïntimeerde] wordt op eigen initiatief begeleid door GGZ Impegno B.V..
De zaak bij de kantonrechter