ECLI:NL:GHSHE:2022:1694
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Huur bedrijfsruimte en betalingswijze in hoger beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte. [geïntimeerde] huurt sinds 5 december 2003 een bedrijfsruimte van [appellant]. De huurprijs was aanvankelijk € 650,- per maand, maar na de aankoop van het pand door [appellant] in juni 2018, werd een nieuwe huurprijs van € 1.701,- exclusief btw voorgesteld. [appellant] heeft [geïntimeerde] in 2018 aangeschreven met het voorstel om de huur voort te zetten onder nieuwe voorwaarden. [geïntimeerde] heeft echter de huur via een zwager van [appellant] betaald, wat leidde tot een geschil over de betalingswijze en de rechtsverhouding tussen partijen. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van [appellant] afgewezen, met de conclusie dat er een contractuele relatie bestaat tussen [appellant] en [geïntimeerde]. In hoger beroep heeft [appellant] negen grieven aangevoerd, waaronder de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het pand. Het hof heeft geoordeeld dat [appellant] onvoldoende bewijs heeft geleverd dat [geïntimeerde] niet bevrijdend heeft betaald en heeft de eerdere vonnissen bekrachtigd. Het hof verklaart [appellant] niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen het tussenvonnis van 25 april 2019 en veroordeelt hem in de proceskosten van het hoger beroep.