ECLI:NL:GHSHE:2022:1679

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 april 2022
Publicatiedatum
25 mei 2022
Zaaknummer
20-000349-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake ernstige verkeersovertredingen en ontzegging rijbevoegdheid

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 april 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg. De verdachte, geboren in 1996, zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor meerdere overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar. De zaak betreft twee incidenten waarbij de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige verkeersovertredingen, waaronder het negeren van verkeerslichten en het rijden zonder geldig rijbewijs. De politierechter had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand en een taakstraf opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en een zwaardere straf opgelegd. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van tien weken geëist, maar het hof heeft een langere straf opgelegd vanwege de ernst van de feiten en het gebrek aan schuldbesef van de verdachte. De verdachte had zich binnen drie dagen tweemaal schuldig gemaakt aan gevaarzettend rijgedrag, wat de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar heeft gebracht. Het hof heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf ook toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit had schuldig gemaakt.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000349-21
Uitspraak : 29 april 2022
TEGENSPRAAK (ex art. 279 Sv)

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 29 januari 2021 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken met parketnummers 03-255393-20 en 03-255470-20, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf, parketnummer 09-842216-19, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996 ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte door de politierechter ter zake van tweemaal overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (in de zaak met parketnummer 03-255393-20 primair en in de zaak met 03-255470-20 onder 2 primair tenlastegelegd) en een auto besturen terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd (in de zaak met 03-255470-20 onder 1 tenlastegelegd) veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar.
Voorts heeft de politierechter de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis met aanvulling van gronden en behoudens de opgelegde straf zal bevestigen en, in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
De verdediging heeft primair bepleit dat het hof de verdachte dient vrij te spreken van het in de zaak met parketnummer 03-255393-20 primair en in de zaak met 03-255470-20 onder 2 primair tenlastegelegde. Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 03-255393-20 subsidiair en in de zaak met 03-255470-20 onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Subsidiair heeft de verdediging een strafmaatverweer gevoerd.
Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging heeft de verdediging bepleit dat het hof deze vordering zal afwijzen.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het beroepen vonnis verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 03-255393-20:hij op of omstreeks 1 juli 2020 te Roermond als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Looskade en/of de Roerkade, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, immers heeft verdachte
 meermalen, althans eenmaal (een) personenauto(‘s), op een gevaarlijke wijze ingehaald, door die inhaalmanoeuvre(s) – met verhoogde snelheid – te verrichten in een onoverzichtelijke bocht en/of op een helling, terwijl hij daarbij een dubbel doorgetrokken streep heeft overschreden en/of (vervolgens)
 op de kruising van de Looskade met de Roerkade en/of (vervolgens) op de Roerkade een rood verkeerslicht genegeerd,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 1 juli 2020 te Roermond als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Looskade en/of de Roerkade,
 meermalen, althans eenmaal (een) personenauto(‘s), op een gevaarlijke wijze heeft ingehaald, door die inhaalmanoeuvre(s) – met verhoogde snelheid – te verrichten in een onoverzichtelijke bocht en/of op een helling, terwijl hij daarbij een dubbel doorgetrokken streep heeft overschreden en/of (vervolgens)
 op de kruising van de Looskade met de Roerkade en/of (vervolgens) op de Roerkade een rood verkeerslicht heeft genegeerd,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Zaak met parketnummer 03-255470-20 (gevoegd):1.
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Roermond als degene van wie ingevolge artikel 130, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat rijbewijs niet was teruggegeven, op een weg, het Gelderseplein, een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, als bestuurder heeft bestuurd;
2.
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Roermond als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en), de Prins Bernhardstraat, Hendriklaan, Burgemeester Rauppstraat, Julianastraat, Mauritsstraat, Gulickerstraat en/of het Gelderseplein, terwijl hij op die weg(en) werd achtervolgd door politieambtenaren, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden immers heeft verdachte
 het stopteken (via het stoptransparant en/of optische en geluidsignalen van het politiedienstvoertuig) genegeerd,
 tijdens de achtervolging geen enkele keer zijn richtingaanwijzer gebruikt,
 meermalen, althans eenmaal gereden met een snelheid van tussen de 30 kilometer per uur en 79 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, én welke snelheid gelet op de bestaande verkeerssituatie te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
 meermalen, althans eenmaal – bij het afslaan – de bochten afgesneden en/of
 met hoge snelheid – op de Hendriklaan- rakelings, langs een tegemoetkomende personenauto gereden,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Roermond als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg(en), de Prins Bernhardstraat, Hendriklaan, Burgemeester Rauppstraat, Julianastraat, Mauritsstraat, Gulickerstraat en/of het Gelderseplein, terwijl hij werd achtervolgd door politieambtenaren, op zodanige wijze heeft gestuurd, althans gereden, dat hij
 het stopteken (via het stoptransparant en/of optische en geluidsignalen van het politiedienstvoertuig) heeft genegeerd,
 geen enkele keer zijn richtingaanwijzer heeft gebruikt,
 meermalen, althans eenmaal heeft gereden met een snelheid van tussen de 30 kilometer per uur en 79 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, én welke snelheid gelet op de bestaande verkeerssituatie te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
 meermalen, althans eenmaal -bij het afslaan- de bochten heeft afgesneden, en/of
 met hoge snelheid – op de Hendriklaan – rakelings, langs een tegemoetkomende personenauto heeft gereden,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsmiddelen
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten. Alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
Parketnummer 03-255393-20:
1. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , beiden hoofdagent van de politie Eenheid Limburg, Basisteam Roermond d.d. 1 juli 2020, inhoudende:
Op woensdag 1 juli 2020 omstreeks 20.50 uur, reden wij over de N280 te Roermond. (...) Wij zagen dat aan het einde van de straat een Volkswagen Golf, zwart van kleur, linksaf sloeg de Looskade in. Wij sloegen vervolgens ook linksaf de Looskade in. Wij zagen op enig moment op enige afstand dat de Volkswagen Golf voorzien was van het Nederlands kenteken [kenteken] . Wij zagen dat de Volkswagen Golf op enig moment een andere personenauto die voor hem reed, over links inhaalde. Wij zagen dat de Volkswagen Golf aan de auto voorbij reed onder het viaduct. Wij zagen dat hij door deze inhaalmanoeuvre een dubbel doorgetrokken streep overschreed. Wij zagen dat hij dit deed in een zeer onoverzichtelijk bocht.
Wij zagen dat de Volkswagen Golf vervolgens achter een andere personenauto reed. Wij zagen dat de Volkswagen Golf ook deze personenauto inhaalde. Wij zagen dat hij dit deed op het punt waar een helling in de weg zit en dus ook zeer onoverzichtelijk is. Wij zagen dat de Volkswagen Golf ook ditmaal een dubbel doorgetrokken streep overschreed. Wij zagen dat de Volkswagen Golf met verhoogde snelheid reed. Wij zagen dit aan de snelheid die wij op dit moment reden om de genoemde personenauto's in te halen en het feit dat de Volkswagen Golf nog van ons vandaan reed. Wij zagen dat er op de stoep meerdere mensen wandelden. Wij zagen dat de mensen de Volkswagen Golf nakeken. Wij zagen dat de mensen duimen omhoog staken op het moment dat ze zagen dat wij achter de Volkswagen Golf aan reden. Wij zagen dat de Volkswagen Golf het kruispunt met de Roerkade naderde. Wij zagen dat de Volkswagen Golf vervolgens linksaf sloeg. Wij zagen dat de Volkswagen Golf hierbij het rode verkeerslicht negeerde en gewoon linksaf sloeg. Wij zagen dat de Volkswagen Golf de eerst volgende verkeerslichten om rechtsaf te slaan in de richting van de Markt naderde. Wij zagen dat de Volkswagen Golf ook hier het rode verkeerslicht negeerde en gewoon rechtsaf sloeg. Wij gaven de Volkswagen Golf vervolgens een stopteken op de Kraanpoort te Roermond. Wij zagen dat de Volkswagen Golf dit stopteken ook opvolgde. Wij zagen dat aan het bestuurdersportier iemand uitstapte. Wij zagen dat dit de ons ambtshalve bekende [verdachte] betrof. Wij zagen dat er verder niemand in de Volkswagen Golf zat.
Parketnummer 03-255470-20:
In de hierna volgende bewijsmiddelen wordt – tenzij anders vermeld – telkens verwezen naar dossierpagina’s van het doorgenummerde procesdossier van Politie Eenheid Limburg, District Noord- & Midden-Limburg, met dossiernummer 2020104814, op ambtsbelofte opgemaakt en gesloten d.d. 8 juli 2020 door [verbalisant 3] , hoofdagent van politie-eenheid Limburg, pagina’s 1 tot en met 32.
1. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , beiden hoofdagent van politie-eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2020104814-3 d.d. 5 juli 2020 (pg. 8-13), inhoudende:
Wij, verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , waren op zaterdag 4 juli 2020, belast met de gebiedsgebonden noodhulp surveillance van het werkgebied Roermond. (...) Wij reden omstreeks 23.35 uur over de Koninginnelaan in Roermond in de richting van de snelweg A73. Het was op dat moment donker, de straatlantaarns brandden en er viel op dat moment motregen. Het had eerder op de avond harder geregend waardoor het wegdek nat was. Wij zagen dat er nog redelijk wat verkeer op de weg was op dat tijdstip. Ik, [verbalisant 3] , zag dat de voor mij zeer bekende zwarte Volkwagen Golf met Nederlands kenteken [kenteken] ons tegenmoet kwam gereden. Ik weet ambtshalve dat deze auto van [verdachte] is. Ik kon niet zien wie er achter het stuur zat, maar ik wist dat het rijbewijs van [verdachte] op woensdag 1 juli 2020 ingevorderd was door zijn agressieve/onveilige rijgedrag. Wij gingen op de rijbaan voor tegemoetkomend verkeer direct naast de auto van [verdachte] staan, terwijl hij nog voor het rode verkeerslicht stond te wachten. Wij keken in de
auto van [verdachte] op ongeveer één meter afstand. Wij herkenden de persoon die achter het
stuur zat meteen als [verdachte] . Wij hebben meermaals contact gehad met [verdachte]
met meldingen, bekeuringsgesprekken en aanhoudingen. Ik, [verbalisant 3] , deed de blauwe zwaailichten van mijn voertuig aan terwijl ik naast [verdachte] stond. Ik, [verbalisant 4] , keek [verdachte] aan en wees in de richting van de Prins Bernhardstraat. Wij zagen dat [verdachte] rechtsaf de Prins Berhardstaat in reed. Ik, [verbalisant 3] , zette meteen het stopteken aan de voorzijde van ons dienstvoertuig aan. Deze had ik voor de dienst nog getest en deze werkte naar behoren. Ik reed vervolgens achter hem aan. Wij zagen dat [verdachte] in eerste instantie rustig over de Prins Berharstraat reed terwijl wij achter hem aan reden met het stopteken en de blauwe zwaailichten aan. Wij zagen dat hij zijn auto niet aan de kant zette, terwijl hier op dat moment plaats genoeg voor was op de Prins Berhardstraat. Wij zagen dat [verdachte] sneller ging rijden. Ik, [verbalisant 4] , zette meteen ook de geluidssignalen van ons dienstvoertuig aan, zodat wij geheel herkenbaar waren als voorrangsvoertuig. (...) Wij zagen dat [verdachte] met zeer hoge snelheid door de wijk 't Veld in Roermond reed. In de wijk 't Veld zijn veelal smalle straten, waarbij je bij tegemoetkomend verkeer met gepaste snelheid naast elkaar af moet rijden om goed in te schatten dat er ruimte genoeg is. De wijk ’t Veld is in zijn geheel een 30 km/u zone. Wij zagen dat [verdachte] over de Prins Berharstraat reed en linksaf de Hendriklaan inreed. Wij zagen dat hij deze bocht met een hoge snelheid nam en de bocht afsneed. Wij zagen dat [verdachte] met hoge snelheid over de Hendriklaan reed. Wij zagen dat hij met hoge snelheid rakelings langs een tegemoetkomende auto reed. Wij reden hier ook langs en zagen dat er ook maar net plaats genoeg was om zonder schade langs dit voertuig te rijden. (...) Wij zagen dat hij vervolgens vanuit de Hendriklaan linksaf de Burgemeester Rauppstraat insloeg. Wij zagen dat hij ook deze bocht weer met een hoge snelheid nam. Wij zagen dat hij in de bocht een beetje uitbrak. Wij zagen dat hij deze bocht wederom afsneed. Wij zagen dat [verdachte] vanuit de Burgemeester Rauppstraat rechtsaf de Julianastraat insloeg. Wij zagen dat hij meteen weer rechtsaf de Hendriklaan insloeg. Wij zagen dat hij deze bochten wederom afsneed en met hoge snelheid nam. Wij zagen dat [verdachte] vanuit de Hendriklaan linksaf de Mauritsstraat inreed. Wij zagen dat hij met een zeer hoge snelheid reed en dat hij van ons uitliep. Ik, [verbalisant 3] keek op mijn digitale kilometerteller en ik zag dat deze 79 km/u aangaf. Wij zagen dat [verdachte] op het einde van de straat rechtsaf sloeg richting de Gulickerstraat. Wij zagen dat het wegdek uit klinkers bestond en nat was. Ik, [verbalisant 3] , nam deze bocht ook en voelde dat mijn voertuig op het natte wegdek uitbrak. Wij zagen dat ons dienstvoertuig richting de stoeprand schoof. Ik, [verbalisant 3] , kon onze auto nog maar op het nippertje corrigeren om een aanrijding met de stoeprand te voorkomen. Wij reden vervolgens verder en zagen dat [verdachte] in de verte linksaf het Gelderseplein insloeg. (...) Gezien de snelheid, de weers-en lichtgesteldheid, het natte wegdek en het belemmerde zicht door gebouwen of geparkeerde auto's langs de straten, was het voor [verdachte] onmogelijk geweest om op tijd te kunnen reageren op verkeer dat uit zijstraten had kunnen komen of over had kunnen steken. Wij zagen dat [verdachte] geen enkele keer tijdens de achtervolging richting aangaf en extreem agressief reed. Ik, [verbalisant 3] , nam deze bocht ook en voelde dat mijn voertuig op het natte wegdek uitbrak. Wij zagen dat ons dienstvoertuig richting de stoeprand schoof. Ik, [verbalisant 3] , kon onze auto nog maar op het nippertje corrigeren om een aanrijding met de stoeprand te voorkomen.
2. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van de politie Eenheid Limburg, Basisteam Roermond, proces-verbaalnummer PL233C-2020104814-11, d.d. 9 september 2020, niet opgenomen in maar wel betrekking hebbend op de feiten gerelateerd in voornoemd procesdossier van Politie Eenheid Limburg, District Noord- & Midden-Limburg, met dossiernummer 2020104814:
Op woensdag 1 juli 2020, was ik doende met de noodhulp surveillance binnen het bewakingsgebied van Roermond. Na een aantal overtredingen, waarvoor proces-verbaal
opgemaakt werd, nam ik het rijbewijs van [verdachte] in beslag. Ik vertelde hem hierbij dat hij geen auto meer mocht rijden totdat hij zijn rijbewijs terug kreeg. Ik hoorde dat [verdachte] hierop reageerde met: 'jongen je kent mij toch? Denk je echt dat ik niet meer ga rijden?', of woorden van gelijke strekking.
3. Het proces-verbaal van (in)vordering rijbewijs van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , hoofdagenten van de politie Eenheid Limburg, Basisteam Roermond, proces-verbaalnummer PL2300-2020102971-3, d.d. 1 juli 2020, inhoudende voor zover relevant:
Op woensdag 1 juli 2020 om 20:55 uur, is op de locatie Kraanpoort, 6041 EG Roermond,
van betrokken bestuurder, genaamd:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1996
Geboorteplaats : [geboorteplaats] in Nederland
Geslacht : Man
Nationaliteiten : Nederlandse en Turkse
Adres : [woonadres]
Postcode plaats : [woonplaats]
BRP-nummer : [BRP-nummer]
Strafrechtsketennummer : [strafrechtsketennummer]
Telefoonnummer : [telefoonnummer]
ingevorderd het op zijn naam staand rijbewijs:
Goednummer : [Goednummer]
Categorie omschrijving : Identiteitspapieren
Object : Rijbewijs
Categorieën : AM-B-T
Land : Nederland
Rijbewijs nummer : [rijbewijsnummer 1]
Datum afgifte : 28 november 2019
Datum eerste afgifte : 8 november 2012
4. Het proces-verbaal van invordering rijbewijs van verbalisant [verbalisant 1] , hoofdagent van de politie Eenheid Limburg, Basisteam Roermond, proces-verbaalnummer PL2300-2020102971-3, d.d. 1 juli 2020, inhoudende voor zover relevant:
Ondergetekende, [verbalisant 1] (LN003991), hoofdagent van politie Eenheid Limburg, verklaart op woensdag 1 juli 2020 uit handen van:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1996
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Geslacht : Man
Nationaliteiten : Nederlandse en Turkse
Adres : [woonadres]
Postcode plaats : [woonplaats]
BRP-nummer : [BRP-nummer]
Strafrechtsketennummer : [strafrechtsketennummer]
te hebben ingevorderd
Goednummer : [Goednummer]
Object : Rijbewijs
Categorieën : AM-B-T
Land : Nederland
Rijbewijsnummer : [rijbewijsnummer 1]
Zolang u het rijbewijs niet heeft terugontvangen is het besturen van een motorrijtuig
waarvoor een rijbewijs vereist is, verboden. Het besturen van een motorrijtuig gedurende deze periode is een misdrijf.
5. ( (Overtreding van artikel 9, 4e en 5e lid van de Wegenverkeerswet 1994) Het proces-verbaal van verhoor d.d. 5 juli 2020 (pagina’s 25 t/m 29) voor zover inhoudende als verklaring van de verdachte:
V: Die politiemensen zagen jou achter het stuur zitten van de Volkswagen Golf,
voorzien van het kenteken [kenteken] . Wat kan je hierop verklaren?
A: Dat klopt.
V: Begrijp je dat jij met jou rijgedrag andere verkeersdeelnemers in gevaar hebt gebracht of hiermee in gevaar kon brengen en dat dit strafbaar is?
A: Dat weet ik….
Bewijsoverwegingen
De verdediging stelt zich op het standpunt dat overtreding van artikel 5a Wegenverkeerswet 1994 in de zaak met parketnummer 03/255393-20 noch in de zaak met parketnummer 03/255470-20 kan worden bewezen omdat de verkeersregels niet in ernstige mate zijn geschonden. Mocht dat wel worden aangenomen, dan kan niet worden bewezen dat de verdachte het (dubbele) opzet had om zowel de verkeersregels te schenden als deze in ernstige mate te schenden. In het geval van de zaak met parketnummer 03/255393-20 blijkt namelijk onvoldoende wat de door de verdachte gereden snelheid, de drukte op de weg en de weersomstandigheden zijn geweest. Hierdoor kan voorts de mate van gevaar niet worden ingeschat en evenmin de voorzienbaarheid daarvan naar algemene ervaringsregels.. Hetzelfde geldt voor de zaak met parketnummer 03/255470-20. Het is denkbaar dat de verdachte het stopteken vanwege de geblindeerde ramen niet heeft gezien en de geluidssignalen niet heeft gehoord omdat hij de radio hard aan had staan.
Het hof acht het primair tenlastegelegde feit met parketnummer 03-255393-20 alsmede het onder 1 en 2 primair tenlastegelegde feit met parketnummer 03-255470-20 bewezen en verwerpt het andersluidende standpunt van de verdediging gelet op de hierboven opgenomen bewijsmiddelen in onderlinge samenhang en (tijds)verband beschouwd en neemt daarbij de volgende overwegingen in aanmerking. Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 03-255393-20 primair tenlastegelegde feit stelt het hof vast dat er vier te onderscheiden situaties zijn geweest die tezamen een aaneenschakeling van opeenvolgende verkeersovertredingen laten zien.
Situatie 1
  • In een viaduct, in een zeer onoverzichtelijke bocht, haalt verdachte een personenauto links in terwijl de weg was voorzien van een dubbele, doorgetrokken streep;
  • De verdachte heeft hierdoor met zijn auto gedurende enige tijd op de voor het tegemoetkomende verkeer bedoelde weghelft gereden;
Situatie 2
  • Op dezelfde weg haalt verdachte, daar waar een helling in de weg zit en de weg hierdoor zeer onoverzichtelijk is, wederom een personenauto in terwijl de weg ook daar was voorzien van een dubbele, doorgetrokken streep;
  • Verdachte heeft hierdoor met zijn auto gedurende enige tijd op de voor het tegemoetkomende verkeer bedoelde weghelft gereden;
  • Dit deed verdachte met zodanig verhoogde snelheid dat hij van de achtervolgende politieauto vandaan reed, wandelaars de auto van de verdachte nakeken en deze vervolgens richting de politie hun duim opstaken;
Situatie 3
  • De verdachte heeft, komende vanuit de Looskade, op de kruising van de Looskade en de Roerkade een rood verkeerslicht genegeerd en is ‘gewoon’ linksaf geslagen;
  • Uit het woord ‘gewoon’ leidt het hof af dat de verdachte zijn snelheid niet heeft aangepast aan het feit dat hij door rood licht reed;
  • Uit het gegeven dat de verdachte op de kruising linksaf sloeg leidt het hof af dat de verdachte beide weghelften heeft gekruist;
Situatie 4
  • De verdachte heeft bij het rechtsaf slaan richting de markt wederom een rood verkeerslicht genegeerd;
  • Uit Google maps en streetview leidt het hof af dat ter hoogte van het verkeerslicht, op de hoek van de Looskade en de Kraanpoort, richting de Markt, aan de, bezien vanuit verdachtes rijrichting, rechterzijde een gebouw staat dat het zicht op het verkeer in de Kraanpoort in belangrijke mate beperkt.
Met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 03-255470-20 onder 2 primair tenlastegelegde feit stelt het hof de volgende verkeersovertredingen vast die tezamen een aaneenschakeling van opeenvolgende verkeersovertredingen laten zien.
  • De verdachte is nadat hem door de politie een stopteken was gegeven met verhoogde snelheid wegereden. Hierop is de achtervolging met zwaailicht en geluidssignalen ingezet.
  • De verdachte is met hoge snelheid door de woonwijk 't Veld in Roermond gereden;
  • Deze woonwijk, die in zijn geheel een 30 km/u zone is, wordt gekenmerkt door veelal smalle straten waarin auto’s voorzichtig moeten rijden om elkaar daarmee net voldoende ruimte te laten en zodoende schade te voorkomen;
  • De verdachte reed op de Henriklaan zichtbaar rakelings langs een tegemoetkomende auto waar ook de politieauto nog maar net genoeg ruimte had om zonder schade langs dit voertuig te rijden;
  • Bij de achtervolging reed de politie op een gegeven moment 79 km/u terwijl de auto van de verdachte daarop uitliep en derhalve met een nog hogere snelheid in deze woonwijk reed.
  • De verdachte is met hoge snelheid meerdere bochten ingegaan waarvan hij diverse heeft afgesneden en bij één een beetje uitbrak.
  • Op het moment van de vlucht was het wegdek nat, bestond dit (deels) uit klinkers en belemmerde geparkeerde auto’s en gebouwen het zicht op de straten die werden gekruist.
  • De verdachte heeft geen enkele keer richting aangegeven.
Beoordeling van de verkeersovertredingen aan de hand van de maatstaf van artikel 5a Wegenverkeerswet 1994.
Artikel 5a Wegenverkeerswet 1994
Het hof moet beoordelen of de verdachte met het uit de bewijsmiddelen blijkende rijgedrag (I) de verkeersregels heeft geschonden, (II) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (III) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (IV) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
I) De verkeersregels
Het in artikel 5a Wegenverkeerswet 1994 vervatte verbod is beperkt tot gedragingen in het verkeer die bestaan in het in ernstige mate schenden van “de verkeersregels”. Uit de Memorie van Toelichting op dit wetsvoorstel leidt het hof af dat het gaat om een samenstel van gedragingen. Zoals daarin wordt gesteld gaat het om het begaan van dikwijls aaneengesloten ernstige verkeersovertredingen.
Ter zake het tenlastegelegde feit met parketnummer 03-255393-20:
Het hof stelt vast dat de verdachte in de situaties 1 tot en met 4 telkenmale één of meer verkeersregels heeft overtreden en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan de volgende in artikel 5a, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994, genoemde verkeersgedragingen.
a. onvoldoende rechts houden op onoverzichtelijke plaatsen;
b. gevaarlijk inhalen;
i. door rood licht rijden;
Ter zake het onder 2 primair tenlastegelegde feit met parketnummer 03-255470-20:
Het hof stelt vast dat de verdachte gedurende de gehele vluchtroute door de woonwijk ’t Veld veel te snel heeft gereden, niet heeft voldaan aan het gegeven stopteken en zich daarmee schuldig heeft gemaakt aan de volgende in artikel 5a, eerste lid, Wegenverkeerswet 1994, genoemde verkeersgedragingen.
g. overschrijden van de krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid;
l. niet opvolgen van verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van deze wet bevoegde

personen;

Dat de verdachte het hem gegeven stopteken niet zou hebben gezien acht het hof onder de omstandigheid dat een opvallend politievoertuig met blauwe zwaailichten aan naast de auto van de verdachte stond, verbalisant [verbalisant 3] de verdachte op dat moment aankeek en hem naar de Prins Bernhardstraat dirigeerde, de verdachte daar rustig naar toe reed, het stopteken ondertussen werd aangezet, de verdachte ineens zijn snelheid verhoogde en wegreed, de verdachte hierop met blauwe zwaailichten en geluidssignalen aan en bij hoge snelheden werd achtervolgd, maakt dat het hof geen enkel geloof hecht aan de verklaring van de verdachte dat hij niet zou hebben geweten dat hem een stopteken was gegeven c.q. moest stoppen. Het hof schuift dit verweer dan ook terzijde.
II) In ernstige mate
Artikel 5a Wegenverkeerswet 1994 heeft alleen betrekking op het in
ernstige mate schenden van deverkeersregels. In de MvT valt hierover het volgende te lezen.
“De gedachte achter de keuze voor in «in ernstige mate» is dat de bepaling beperkt moet zijn tot (voldoende) ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Bij het schenden van een verkeersregel in «ernstige mate» kan worden gedacht aan het meerdere malen negeren van een rood kruis, het meerdere keren rijden door rood licht, voor een langere periode met een hoge snelheid rijden, continu over een vluchtstrook blijven rijden, terwijl dat niet is toegestaan.”
Ter zake het tenlastegelegde feit met parketnummer 03-255393-20:Naar het oordeel van het hof zijn in het geval van de verdachte de onder I genoemde verkeersregels meerdere keren in ernstige mate geschonden en kan derhalve worden gesproken van
ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Immers, daar waar de verdachte gelet op de dubbele doorgetrokken streep geacht wordt op zijn eigen weghelft te blijven rijdt de verdachte, op de momenten van inhalen, bij herhaling welbewust op de weghelft die bestemd is voor het tegemoetkomend verkeer. Als de verkeerssituatie, in het bijzonder in de situaties 1 en 2, zeer onoverzichtelijk is, het inhalen in situatie 1 in een viaduct plaatsvindt – daar waar zich aan weerszijden van de weg viaductmuren bevinden en de uitwijkmogelijkheden hierdoor naar mag worden aangenomen beperkt zijn – en, gelet op de inhaalmanoeuvres, kennelijk nog het nodige verkeer op de weg was en bovendien twee keer een rood verkeerslicht is genegeerd, dan dwingt dat tot de conclusie dat de verkeersvoorschriften bij herhaling in ernstige mate zijn geschonden. Dit doet zich des te sterker gevoelen nu iedere, afzonderlijke verkeersovertreding niet op zichzelf staat, maar gezien dient te worden in een aaneengesloten keten van ernstige verkeersovertredingen.
Ter zake het onder 2 primair tenlastegelegde feit met parketnummer 03-255470-20:
Naar het oordeel van het hof zijn in het geval van de verdachte de onder I genoemde verkeersregels voortdurend in ernstige mate geschonden en kan derhalve worden gesproken van
ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Immers, de verdachte reed gedurende de gehele vluchtroute met een veel te hoge snelheid door een woonwijk met smalle straten, terwijl de (klinker)straten nat waren en het zicht op kruisende wegen door geparkeerde auto’s en bebouwing in aanmerkelijke mate werd beperkt. Deze autorit is daardoor in wezen te beschouwen als een dollemansrit en dwingt dan ook tot de conclusie dat de verkeersvoorschriften bij voortduring in ernstige mate zijn geschonden.
III) Opzettelijk
In de Nota naar aanleiding van het verslag [1] schrijft de minister van Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer over het opzet o.a. het volgende.
“De plaats van het begrip opzettelijk in de zinsnede «opzettelijk zich zodanig in het verkeer gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate worden geschonden» brengt mee dat het opzet zowel gericht moet zijn op het overtreden van een of meer verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regel(s). Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet worden afgeleid dat de gedragingen, die elk op zichzelf een overtreding van een verkeersregel inhouden en in veel gevallen niet anders dan opzettelijk kunnen worden begaan, in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige overschrijding van de verkeersregels gericht zijn. Zoals hierboven in de algemene inleiding van deze nota naar aanleiding van het verslag is aangegeven, is de beoordeling van verkeersdelicten in hoge mate casuïstisch.”
Blijkens de MvT [2] is opzet
“gericht op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels en niet op de verder liggende gevaren of gevolgen.”Het hof zal zich dan ook beperken tot de vraag of het opzet van de verdachte gericht was op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels. Voor zover deze vraag bevestigend kan worden beantwoord is daarmee ook de eerste vraag beantwoord; heeft de verdachte een of meer verkeersregels overtreden.
Ter zake het tenlastegelegde feit met parketnummer 03-255393-20:Het hof is van oordeel dat het twee keer op zeer onoverzichtelijke weggedeelten inhalen, het daarbij overschrijden van een dubbele doorgetrokken streep en het twee keer door rood rijden, zeker in hun onderlinge samenhang bezien, niet anders dan opzettelijk kan zijn gedaan. Immers, de aan de verdachte toe te schrijven verkeershandelingen betreffen telkens nieuwe keuzes die zowel het weten als het aanvaarden impliceren. Daarmee is gegeven de aard en de ernst van de hier aan de orde zijnde verkeersovertredingen het opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels gegeven.
Ter zake het onder 2 primair tenlastegelegde feit met parketnummer 03-255470-20:
Het hof is van oordeel dat het gedurende de gehele vluchtroute met een veel te hoge snelheid door een woonwijk rijden en het geen gevolg geven aan een stopteken niet anders dan opzettelijk kan zijn gedaan. De aan de verdachte toe te schrijven verkeershandelingen betreffen in wezen de voortdurende keuze om de snelheid niet te verlagen en geen gevolg te geven aan het stopteken. Door onder de genoemde omstandigheden zo hard door de betreffende woonwijk te rijden en geen gevolg te geven aan het stopteken, is het opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels gegeven.
IV) Gevaar te duchten
Ter zake het tenlastegelegde feit met parketnummer 03-255393-20:Het hof oordeelt dat het voorzienbaar is dat vanwege dit
ernstig verkeersgevaarlijk gedragzwaar lichamelijk letsel of levensgevaar was te duchten. Immers, de tegenligger is niet bedacht op en merkt daardoor te laat dat op zijn weghelft een auto op hem af rijdt. Ook de verdachte kan de tegenligger bij gebrek aan voldoende overzicht niet tijdig opmerken. Een frontale botsing onder deze omstandigheden – waarbij de verdachte ook nog eens met verhoogde snelheid reed – rechtvaardigt de reële vrees dat een aanrijding kan plaatsvinden en daarbij één of meer personen zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen of zelfs zouden hebben kunnen overlijden.
Ter zake het onder 2 primair tenlastegelegde feit met parketnummer 03-255470-20:
Het hof oordeelt dat het voorzienbaar is dat vanwege dit
ernstig verkeersgevaarlijk gedragzwaar lichamelijk letsel of levensgevaar was te duchten. Zo is de verdachte gedurende de achtervolging rakelings langs een tegemoetkomende auto gereden. Gezien de snelheid, de weers- en lichtgesteldheid, het natte wegdek en het belemmerde zicht door gebouwen en geparkeerde auto's langs de straten, was het voor de verdachte onmogelijk geweest om op tijd te kunnen reageren op verkeer dat uit de zijstraten had kunnen komen of personen die over hadden kunnen steken. Dat dit alles rond 23:35 uur plaatsvond maakt dit niet anders. Ook dan plegen er mensen op straat te zijn. Dit rijgedrag rechtvaardigt de reële vrees dat een aanrijding zou hebben kunnen plaatsvinden en dat daarbij één of meer personen zwaar lichamelijk letsel zouden hebben kunnen oplopen of zelfs zouden hebben kunnen overlijden.
Rijbewijs
Ter zake het onder 1 tenlastegelegde feit met parketnummer 03-255470-20:
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof voor wat betreft het tenlastegelegde feit dat – kort gezegd – ziet op het besturen van een motorrijtuig terwijl het rijbewijs was ingevorderd en nog niet was teruggegeven. Het hof acht dat feit gelet op de in dit arrest onder 2, 3 en 4 opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen aangezien de verdachte op het moment dat hij zijn rijbewijs ter invordering had overhandigd te horen heeft gekregen dat hij niet eerder auto mag rijden dan nadat hij weer over een rijbewijs zou beschikken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-255393-20 primair en in de zaak met parketnummer 03-255470-20 onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 03-255393-20:hij op 1 juli 2020 te Roermond als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Looskade en de Roerkade, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden, immers heeft verdachte
 meermalen personenauto‘s op een gevaarlijke wijze ingehaald, door die inhaalmanoeuvres – met verhoogde snelheid – te verrichten in een onoverzichtelijke bocht en op een helling, terwijl hij daarbij een dubbel doorgetrokken streep heeft overschreden en vervolgens
 op de kruising van de Looskade met de Roerkade en vervolgens op de Roerkade een rood verkeerslicht genegeerd,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.
Zaak met parketnummer 03-255470-20 (gevoegd):1.
hij op 4 juli 2020 te Roermond als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat rijbewijs niet was teruggegeven, op een weg, het Gelderseplein, een motorrijtuig, personenauto, van de categorie waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, als bestuurder heeft bestuurd;
2.
hij op 4 juli 2020 te Roermond als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de wegen, de Prins Bernhardstraat, Hendriklaan, Burgemeester Rauppstraat, Julianastraat, Mauritsstraat, Gulickerstraat en het Gelderseplein, terwijl hij op die wegen werd achtervolgd door politieambtenaren, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden immers heeft verdachte
 het stopteken (via het stoptransparant en optische en geluidsignalen van het politiedienstvoertuig) genegeerd,
 tijdens de achtervolging geen enkele keer zijn richtingaanwijzer gebruikt,
 meermalen gereden met een snelheid van tussen de 30 kilometer per uur en 79 kilometer per uur, althans met een aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximumsnelheid van 30 kilometer per uur, én welke snelheid gelet op de bestaande verkeerssituatie te hoog was voor een veilig verkeer ter plaatse,
 meermalen – bij het afslaan – de bochten afgesneden en
 met hoge snelheid – op de Hendriklaan – rakelings, langs een tegemoetkomende personenauto gereden,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het in de zaak met parketnummer 03-255393-20 bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.

Het in de zaak met parketnummer 03-255470-20 onder 1 bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 9, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Het in de zaak met parketnummer 03-255470-20 onder 2 bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen sanctie
De politierechter heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf voor de duur van 90 uren, subsidiair 45 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 weken en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 12 maanden.
De verdediging heeft zich ten aanzien van de hoofdstraffen geschaard achter de strafoplegging van de politierechter. Ten aanzien van op te leggen ontzegging van de rijbevoegdheid heeft de verdediging het hof primair verzocht te volstaan met de oplegging hiervan voor de duur van 6 maanden en subsidiair verzocht om een groot deel van de ontzegging van de rijbevoegdheid voor een langere duur voorwaardelijk op te leggen.
Het hof komt tot een andere strafoplegging dan is gevorderd door de advocaat-generaal en dan is verzocht door de verdediging en overweegt daartoe als volgt.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast heeft het hof gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte heeft het hof bewezenverklaard dat hij zich tweemaal schuldig heeft gemaakt aan de overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 (ernstige gevaarzetting) en dat hij zich schuldig heeft gemaakt de overtreding van artikel 9, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (rijden terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd).
Het hof is van oordeel dat in het algemeen bij de straftoemeting aansluiting kan worden gezocht bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
Het LOVS heeft voor zowel de overtreding van artikel 9, eerste lid (rijden tijdens een rijontzegging) als ook voor de overtreding van artikel 9, tweede lid (rijden tijdens een ongeldig verklaard rijbewijs) van de Wegenverkeerswet 1994 als oriëntatiepunt een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken geformuleerd. Het hof acht dit oriëntatiepunt eveneens een passend uitgangspunt voor de overtreding van artikel 9, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en zal hier derhalve aansluiting bij zoeken.
Ten aanzien van de overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 heeft het LOVS geen oriëntatiepunt geformuleerd. Het hof is echter van oordeel dat bij het bepalen van de op te leggen straf voor de overtreding van dit artikel aansluiting kan worden gezocht bij de voor een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 geformuleerde uitgangspunten en overweegt daartoe als volgt. Allereerst heeft het hof bij dit oordeel betrokken dat artikel 175, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 – dat de strafoplegging voor een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 bepaalt – stelt dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, kan worden aangemerkt. Dit betreft de zwaarste vorm van schuld als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Het hof heeft bij het aansluiting zoeken bij het oriëntatiepunt voor de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet acht geslagen op enerzijds de verhouding tussen de gestelde strafmaxima voor de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 waarbij sprake is van roekeloosheid en lichamelijk letsel (artikel 175, tweede lid), te weten een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren en een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren indien het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, en anderzijds het strafmaximum dat is gesteld voor de overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren (artikel 176, eerste lid). Het hof leidt hieruit af dat de mate van ernst van het gevolg van het verwijtbare verkeersgedrag – hoewel niet bepalend voor de mate van schuld – kennelijk in grotere mate de strafhoogte bepaalt dan de mate van verwijtbaarheid van het verkeersgedrag zelf. Het hof zal deze door de wetgever gemaakte keuze dan ook als uitgangspunt nemen voor de op te leggen straf.
Het LOVS heeft voor de overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij er sprake is van een ‘
zeer hoge mate van schuld’ – niet zijnde roekeloosheid – en geen alcoholgebruik, als oriëntatiepunt geformuleerd een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar. In het geval van lichamelijk letsel, tijdelijke ziekte,een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren en indien er sprake is van een ongeval waardoor een ander is gedood een gevangenisstraf van 8 maanden en een rijontzegging voor de duur van 3 jaren. Gelet op deze oriëntatiepunten en de verhouding tussen voornoemde strafmaxima is het hof van oordeel dat voor een overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 als uitgangspunt de oplegging van een gevangenisstraf waarvan de duur tussen een maand en 3 maanden ligt en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar als passend kan worden geschouwd.
Reeds om deze reden is het hof van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving, bij een overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994 in beginsel niet kan worden volstaan met een straf die geen onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Voorts heeft het hof met betrekking tot de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan acht geslagen op het volgende.
De verdachte heeft zich binnen drie dagen tijd tweemaal schuldig gemaakt aan ernstige gevaarzetting in het verkeer, waardoor de verkeersveiligheid in concreto in ernstige mate in gevaar is gebracht. Dat er beide keren geen gewonden, of nog erger dodelijke slachtoffers te betreuren zijn geweest, is geenszins te danken aan het handelen van de verdachte, maar berust enkel op louter toeval. Met name op grond van diens verklaringen bij de politie, is het hof voorts gebleken dat de verdachte kennelijk het kwalijke van zijn handelen niet inziet, hij geen schuldbesef heeft en ook geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn ernstige gevaarzettende verkeersgedragingen. Zo heeft de verdachte bijvoorbeeld verklaard dat zijn gedrag in het verkeer komt ddoordat de politie hem altijd moet hebben. Ook heeft hij zich niets aangetrokken van het feit dat zijn rijbewijs was ingenomen en van de mededeling van de verbalisant dat hij geen auto meer mocht rijden totdat hij zijn rijbewijs terug had gekregen. Immers, niet alleen heeft hij op het moment dat hem het voorgaande werd medegedeeld, verklaard “Jongen, je kent mij toch? Denk je echt dat ik niet meer ga rijden?” (of woorden van gelijke strekking), maar heeft hij drie dagen later hij zich wederom schuldig gemaakt aan ernstig gevaarzettend rijgedrag en is hij achtervolgd door de politie.
Kennelijk heeft de verdachte niet alleen geen enkel respect voor de verkeersregels en de politieambtenaren, maar ook niet voor de veiligheid van zijn medeweggebruikers. Het hof rekent de verdachte dit zwaar aan.
Tot slot heeft het hof acht geslagen op het, de verdachte betreffend, Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 februari 2022. Blijkens dit uittreksel is de verdachte voorafgaand aan het bewezenverklaarde handelen bij strafbeschikking onherroepelijk veroordeeld ter zake van overtreding van het reglement verkeersregels en verkeerstekens.
Anders dan door de verdediging is verzocht is het hof niet van oordeel dat het gestelde feit dat het rijbewijs van de verdachte niet tijdig aan de verdachte is teruggezonden, in strafmatigende zin dient te worden meegewogen bij het bepalen van de strafoplegging. Immers, de tijd dat het rijbewijs van de verdachte ingevorderd of ingehouden is geweest, zal van rechtswege in mindering worden gebracht op de op te leggen duur van de ontzegging van de rijbevoegdheid.
Al het vorenstaande afwegende is het hof van oordeel dat de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, passend is bij de persoon van de verdachte en de ernst van en de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan. Met de oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf beoogt het hof enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking te brengen en anderzijds de strafoplegging dienstbaar te maken aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Gelet op voornoemde oriëntatiepunten en mede ter bescherming van de verkeersveiligheid zal het hof, zowel ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-255470-20 onder 2 primair bewezenverklaarde als het in de zaak met parketnummer 03-255393-20 primair bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzeggen voor de duur van een jaar. Het hof komt derhalve tot twee ontzeggingen van de rijbevoegdheid, ieder voor de duur van een jaar.
De tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd of ingehouden is geweest, zal op de duur van deze bijkomende straf in mindering worden gebracht.
Vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie in het arrondissement Limburg heeft, bij vordering van 4 januari 2021, de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, locatie ’s-Gravenhage, van 6 januari 2020 onder parketnummer 09-842216-19 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, is het hof van oordeel dat de tenuitvoerlegging van de gehele voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 9, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 03-255393-20 primair en in de zaak met parketnummer 03-255470-20 onder 1 en 2 primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 03-255393-20 en in de zaak met parketnummer 03-255470-20 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-255470-20 onder 2 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 (één) jaar.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 03-255393-20 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
1 (één) jaar.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag, locatie ’s-Gravenhage, van 6 januari 2020, met parketnummer 09-842216-19, te weten van
gevangenisstrafvoor de duur van
14 (veertien) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. H.A.T.G. Koning, voorzitter,
mr. S.C. van Duijn en mr. A.J. Henzen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. Tatters, griffier,
en op 29 april 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.J. Henzen en mr. M.M. Tatters zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Kamerstukken II, 2018/19 35086, 6, p. 11.
2.Kamerstukken II, 2018/19 35086, 3, p. 14.