ECLI:NL:GHSHE:2022:1659

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
200.303.994_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in incident ex artikelen 351 en 235 Rv na voltooiing executie

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 mei 2022 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een incident. De vorderingen in het incident, gebaseerd op de artikelen 351 en 235 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, zijn afgewezen. De reden hiervoor is dat er geen belang meer bestond bij de vorderingen, aangezien de executie al was voltooid. De appellante, vertegenwoordigd door mr. A.J.M. van der Borst, had vorderingen ingediend tegen de curator van Funchoc Holding B.V., die werd bijgestaan door mr. Y.J. Snoep. De curator had conservatoir beslag gelegd op de woning van de appellante en haar voormalige echtgenoot, maar na de verkoop van de woning was het beslag op de overwaarde van de woning komen te rusten. De curator had het bedrag dat in depot was gehouden door de notaris, aan zichzelf laten uitbetalen, wat door de appellante als misbruik van procesrecht werd bestempeld. Het hof oordeelde echter dat de executie was voltooid en dat er geen andere executiemaatregelen waren genomen. Daarom ontbrak het vereiste belang bij schorsing van de executie. Het hof compenseerde de proceskosten, zodat elke partij de eigen kosten droeg. De hoofdzaak werd verwezen naar de rol voor het opgeven van verhinderdata en het overleggen van het procesdossier.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.303.994/01
arrest van 24 mei 2022
gewezen in het incident ex artikelen 351 en 235 Rv in de zaak van
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep in de hoofdzaak,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat: mr. A.J.M. van der Borst te Etten-Leur,
tegen
[geïntimeerde],
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Funchoc Holding B.V.,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep in de hoofdzaak,
appellant in incidenteel hoger beroep in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
advocaat: mr. Y.J. Snoep te Bergen op Zoom,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 5 april 2022, in het hoger beroep van het onder zaaknummer C/02/376894 / HA ZA 20-556 door de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, gewezen vonnis van 24 november 2021.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest in het incident van 5 april 2022;
- de antwoordakte in het incident van [appellante] ;
- de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald.

6.De verdere beoordeling

In het incident
6.1.
Bij tussenarrest van 5 april 2022 heeft het hof geoordeeld dat [appellante] ontvankelijk is in haar incidentele vorderingen en is [appellante] in de gelegenheid gesteld te reageren op het verweer van de curator dat [appellante] geen belang (meer) heeft bij haar vorderingen omdat, aldus de curator, het conservatoire beslag onder het notariskantoor al op 16 december 2021 executoriaal is gemaakt en hij voor het overige geen executiemaatregelen heeft genomen en eventuele andere executiemaatregelen, voor zover die al zouden zijn aangevangen, in afwachting van de beslissing in de hoofdzaak zal schorsen.
6.2.
In haar antwoordakte voert [appellante] aan dat de handelwijze van de curator afkeurenswaardig en onrechtvaardig is, omdat daarmee de onderhavige vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging illusoir wordt gemaakt. Door het bij de notaris in depot gestorte bedrag aan hem uit te laten betalen, heeft de curator bewerkstelligd dat artikel 351 Rv een dode letter is geworden. Het beroep van de curator op het ontbreken van belang is als misbruik van procesrecht te kwalificeren, aldus [appellante] .
6.3.
Het hof overweegt dat de curator jegens [appellante] aanspraak maakt op een bedrag van (in ieder geval) € 43.572,-. De curator heeft met toestemming van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg (productie 11 bij inleidende dagvaarding) ter verzekering van dat bedrag (en de kosten) conservatoir beslag gelegd op de aan [appellante] en haar voormalige echtgenoot ( [persoon A] ) in eigendom toebehorende woning. Na verkoop en levering van die woning aan een derde is het conservatoire beslag op de voet van artikel 507b Rv komen te rusten op het deel van de koopprijs dat de notaris ten behoeve van de verkopers ( [appellante] en [persoon A] ) onder zich hield (de overwaarde). De notaris heeft het desbetreffende bedrag (€ 40.337,90) in depot gehouden op een derdengeldrekening van het notariskantoor.
De curator heeft het bestreden vonnis, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en waarbij [appellante] is veroordeeld tot betaling van € 43.310,09 (te vermeerderen met rente en kosten) aan de curator, aan de notaris doen betekenen, waarna het in depot gehouden bedrag (verminderd met kosten) op 3 februari 2022 is uitbetaald aan (de advocaat van) de curator, zo blijkt uit productie 2 bij de antwoordakte na tussenarrest van [appellante] .
6.4.
Het hof overweegt dat de executie voor wat betreft het beslag op de (overwaarde van de) onroerende zaak is voltooid. [appellante] heeft niet bestreden dat de curator geen andere executiemaatregelen heeft genomen. Voorts heeft de curator toegezegd dat hij eventuele andere executiemaatregelen (voor zover al aangevangen) in afwachting van de beslissing in de hoofdzaak zal schorsen. Gelet daarop en de voltooide executie, is het hof van oordeel dat het vereiste belang bij schorsing van de executie en het stellen van zekerheid ontbreekt. Reeds daarom zullen de vorderingen in het incident worden afgewezen. Van misbruik van procesrecht door de curator is het hof niet gebleken.
6.5.
Aanleiding wordt gezien de proceskosten tussen partijen te compenseren.
In de hoofdzaak
6.6.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor het opgeven van verhinderdata (periode: november 2022 tot en met april 2023) ten behoeve van de mondelinge behandeling, en voor het overleggen van het procesdossier in viervoud door de curator.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

7.De beslissing

Het hof:
in het incident:
wijst de vorderingen af;
compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 23 augustus 2022 voor opgave van verhinderdata door beide partijen ten behoeve van de mondelinge behandeling (periode: november 2022 tot en met april 2023) en voor het overleggen van het procesdossier in viervoud door de curator;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.W.A. van Geloven, J.M.H. Schoenmakers en E.H. Schulten en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 mei 2022.
griffier rolraadsheer