ECLI:NL:GHSHE:2022:1648

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 mei 2022
Publicatiedatum
24 mei 2022
Zaaknummer
200.278.913_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake overeenkomst van opdracht en toepasselijkheid van algemene voorwaarden met betrekking tot vervaltermijn voor klachten

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tussen MSB Containers & Recycling B.V. en Geffen Products B.V. betreffende een overeenkomst van opdracht en de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van de Metaalunie. MSB, een bedrijf actief in afvalverwerking, heeft Geffen, een machinebouwbedrijf, opdracht gegeven voor werkzaamheden aan een aanhanger. Na het ontvangen van een factuur van Geffen heeft MSB een deel van het bedrag betaald, maar de rest onbetaald gelaten, wat leidde tot een geschil over de toepasselijkheid van de Metaalunievoorwaarden en de klachttermijn. Geffen vorderde betaling van de openstaande facturen, terwijl MSB in reconventie schadevergoeding eiste wegens een vermeende tekortkoming in de uitvoering van de opdracht. De kantonrechter heeft MSB veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, maar MSB ging in hoger beroep. Het hof oordeelde dat de Metaalunievoorwaarden van toepassing zijn, en dat MSB niet tijdig schriftelijk heeft geklaagd over de factuur, waardoor het beroep op vervaltermijn niet slaagde. Het hof bekrachtigde de beslissing van de kantonrechter, met uitzondering van de afwijzing van de buitengerechtelijke incassokosten, die nu wel zijn toegewezen aan Geffen. De proceskosten werden voor MSB in het ongelijk gestelde partij verhaald.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.278.913/01
arrest van 24 mei 2022
in de zaak van
MSB Containers & Recycling B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
appellante in principaal hoger beroep,
geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als MSB,
advocaat: mr. D.D. Dielissen-Breukers te Eindhoven,
tegen
Geffen Products B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als Geffen,
advocaat: mr. M.C.A. Geerts te Oirschot,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 28 juli 2020 in het hoger beroep van het door de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, onder zaaknummer 8088951 19-6938 gewezen vonnis van 13 februari 2020.

5.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 28 juli 2020 waarbij het hof een mondelinge behandeling na aanbrengen heeft gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling na aanbrengen van 23 september 2020;
  • de memorie van grieven met producties en eiswijziging;
  • de memorie van antwoord, tevens houdende memorie van grieven in incidenteel hoger beroep;
  • de memorie van antwoord in incidenteel hoger beroep;
  • de mondelinge behandeling, waarbij partijen spreekaantekeningen hebben overgelegd.
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg

6.De beoordeling

in principaal en incidenteel hoger beroep
6.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
a. a) Geffen is een onderneming die zich bezighoudt met werkzaamheden op het gebied van machinebouw en werktuigbouwkunde. Geffen hanteert de algemene voorwaarden van de Metaalunie. Artikel 15.2 van die algemene voorwaarden luidt als volgt:
“Opdrachtgever moet klachten over de hoogte van het factuurbedrag, op straffe van alle rechten binnen de betalingstermijn schriftelijk bij opdrachtnemer hebben ingediend. Als de betalingstermijn langer is dan dertig dagen, moet opdrachtgever uiterlijk binnen dertig dagen na factuurdatum schriftelijk hebben geklaagd.”.
b) MSB is een bedrijf dat actief is op het gebied van afvalverwerking en recycling.
c) Geffen en MSB doen sinds 2009 zaken met elkaar.
d) In de tweede helft van 2018 heeft [persoon A] , directeur/bestuurder van MSB, een bezoek gebracht aan Geffen. [persoon A] heeft Geffen toen verzocht om een rolkar op een vrachtwagenaanhanger (hierna: de aanhanger) te monteren.
e) Vervolgens wenste MSB de aanhanger te laten verlengen. [persoon A] en [persoon B] , een monteur in dienst bij MSB, hebben toen een bezoek gebracht aan Geffen en haar gevraagd om de aanhanger met 1.20 meter te verlengen.
f) Partijen zijn met elkaar overeengekomen dat de bovengenoemde werkzaamheden met betrekking tot de rolkar en de aanhanger tegen vergoeding van het aantal gewerkte uren en de materiaalkosten verricht zouden worden.
g) Gedurende de periode dat Geffen de opgedragen werkzaamheden verrichtte, is [persoon B] regelmatig bij Geffen gaan kijken naar de voortgang van de werkzaamheden.
h) Eind 2018 is de aanhanger bij Geffen opgehaald.
i. i) Op 13 december 2018 heeft Geffen een factuur gestuurd voor de werkzaamheden met betrekking tot het verlengen van de aanhanger van € 15.349,84, inclusief btw.
j) Op 17 december 2018 heeft Geffen een overzicht van de uren en de materialen die gebruikt zijn voor de aanhanger per mail aan MSB gezonden.
k) Een e-mailbericht van [persoon C] , directeur van Geffen, van 6 februari 2019, gericht aan [persoon A] houdt onder meer het volgende in:
“Wij kunnen ons niet vinden in hetgeen u heeft omschreven in u[w]
mail van 05-02-2019 en wil laten suggereren! (…) Deze door de monteurs zelf ingevulde uren en materiaal sturen wij dan al op 17-12-2018 naar u per mail. Hiermee geven wij al op dat moment volledige openheid van zaken. Na vele herinneringen (zie bijlage) en telefonisch contact voor de facturen te betalen krijgen wij pas op 5 februari j.l. een mail dat er van alles mis zou zijn.”.
l) MSB heeft een bedrag van € 7.260,- betaald maar de factuur voor het overige onbetaald gelaten. Ook een aantal andere facturen heeft MSB (deels) onbetaald gelaten.
6.2.
Geffen heeft in eerste aanleg gevorderd om MSB te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 10.111,52, te vermeerderen met de contractuele rente van 12% per jaar, de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.385,00 en de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente. Geffen legt aan haar vordering ten grondslag dat zij in opdracht en voor rekening van MSB werkzaamheden heeft verricht en dat MSB gehouden is tot betaling van de gefactureerde bedragen.
6.3.
In reconventie heeft MSB gevorderd om Geffen te veroordelen tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding van € 756,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Hieraan legt MSB ten grondslag dat Geffen een bandenrek niet deugdelijk onder de aanhanger gemonteerd heeft, als gevolg waarvan het bandenrek tijdens het rijden van de aanhanger is gevallen en er schade is ontstaan. Volgens MSB is Geffen tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst en daarom gehouden de door haar geleden schade te vergoeden.
6.4.
De kantonrechter heeft in conventie MSB veroordeeld om aan Geffen te betalen een bedrag van € 10.111,52, te vermeerderen met de contractuele rente van 12 % per jaar, met veroordeling van MSB in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. De buitengerechtelijke incassokosten heeft de kantonrechter tot een bedrag van € 40,- afgewezen. In reconventie heeft de kantonrechter de vorderingen van MSB afgewezen en MSB veroordeeld in de kosten van de procedure (begroot op nihil).
6.5.
MSB heeft in hoger beroep achttien grieven tegen het vonnis gericht. MSB concludeert tot vernietiging van het vonnis voor zover de vorderingen van Geffen ten onrechte zijn toegewezen en de vorderingen van MSB ten onrechte zijn afgewezen. MSB verzoekt het hof de vorderingen van MSB alsnog toe te wijzen en de vorderingen van Geffen alsnog gedeeltelijk af te wijzen. MSB verzoekt het hof te bepalen dat Geffen aan MSB moet terugbetalen (kort samengevat) de bedragen € 8.866,89 en € 87,74 die MSB ter uitvoering van het vonnis aan Geffen heeft voldaan (te vermeerderen met de contractuele rente van
€ 1.210,46), alsmede een bedrag van € 1.270,50 inzake de kosten van een rapport van DEKRA en een bedrag van € 626,- inzake de door MSB geleden schade in verband met het bandenrek, met veroordeling van Geffen in de proceskosten (inclusief nakosten).
Het hof begrijpt aldus dat MSB haar eis (in reconventie) in zoverre heeft verminderd.
6.6.
Geffen voert gemotiveerd verweer, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan. Voorts Geffen heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Geffen verzoekt het hof MSB te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van
€ 1.385,-, met veroordeling van MSB in de proceskosten.
In principaal hoger beroep
6.7.
De grieven 1 en 2 die zijn gericht tegen de feitenvaststelling van de kantonrechter, behoeven, nu het hof hiervoor onder 6.1 zelf de feiten heeft vastgesteld, geen verdere bespreking.
De toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en het contractuele vervalbeding
6.8.
Het hof ziet aanleiding om de grieven 12 tot en met 15 eerst te bespreken. In die grieven stelt MSB dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat – gelet op de tussen partijen bestaande bestendige handelsrelatie – de algemene voorwaarden (hierna: de Metaalunievoorwaarden) van toepassing zijn. De overeenkomst met betrekking tot de aanhanger tussen partijen is mondeling gesloten. De Metaalunievoorwaarden zijn niet van toepassing verklaard en zijn nooit ter hand gesteld. MSB doet een beroep op de vernietiging van de Metaalunievoorwaarden in hoger beroep omdat ze nooit ter hand zijn gesteld. Artikel 15.2 van de Metaalunievoorwaarden is onredelijk bezwarend en een beroep op dit artikel door Geffen is in strijd met de redelijkheid en billijkheid, met name gelet op de verhouding tussen partijen. Er is bovendien door MSB tijdig schriftelijk geklaagd over de factuur. Daarom heeft de kantonrechter ten onrechte geoordeeld dat het beroep van Geffen op het verstrijken van de vervaltermijn slaagt, aldus nog steeds MSB.
6.9.
Het hof oordeelt als volgt. Vaststaat dat partijen al sinds 2009 zaken met elkaar doen. Uit offertes van 2010 van Geffen gericht aan MSB blijkt dat op die offertes is aangegeven dat de Metaalunievoorwaarden op een te sluiten overeenkomst van toepassing zullen zijn. Geffen heeft gesteld dat een aantal van deze offertes is geaccepteerd, waarmee een overeenkomst tot stand is gekomen (productie 10 eerste aanleg). Dit is door MSB niet bestreden. Door de jaren heen zijn er door MSB verschillende opdrachten aan Geffen verstrekt, die door Geffen zijn uitgevoerd. Geffen heeft onderbouwd gesteld dat bij het versturen van facturen in het verleden telkens op de facturen is verwezen naar de Metaalunievoorwaarden, waarbij is opgemerkt dat deze voorwaarden van toepassing zijn. De Metaalunievoorwaarden zijn ook in mei, juli en oktober 2018 als pdf-bestand per mail meegezonden met facturen die betrekking hebben op eerdere werkzaamheden (productie 9 eerste aanleg). MSB heeft dit alles niet, althans onvoldoende, weersproken. Dat de Metaalunievoorwaarden ten tijde van de mondelinge opdracht met betrekking tot de aanhanger niet ter hand zijn gesteld, legt in dit verband onvoldoende gewicht in de schaal. Geffen en MSB zijn professionele partijen die al jaren met elkaar zaken doen, waarbij de Metaalunievoorwaarden telkens van toepassing waren op de door partijen gesloten overeenkomsten. MSB heeft nimmer geprotesteerd tegen de toepasselijkheid van de Metaalunievoorwaarden. Een verwijzing door Geffen op haar facturen naar de Metaalunievoorwaarden is onder deze omstandigheden dan ook voldoende voor het aannemen van de toepasselijkheid ervan. Het in hoger beroep gedane beroep op vernietiging van de Metaalunievoorwaarden omdat deze niet ter hand zouden zijn gesteld, treft geen doel.
6.10.
Voorts heeft Geffen aangevoerd dat MSB zelf ook algemene voorwaarden hanteert die nagenoeg gelijkluidend zijn aan die van Geffen, waardoor MSB een beroep op vernietiging niet toekomt op grond van artikel 6:235 lid 3 BW. MSB heeft een en ander niet bestreden. Een beroep op vernietiging van de algemene voorwaarden, dan wel wegens de onredelijk bezwarendheid van artikel 15.2 van de Metaalunievoorwaarden, komt MSB ook op grond van artikel 6:253 lid 3 BW niet toe.
6.11.
Dat het beroep van Geffen op artikel 15.2 van de Metaalunievoorwaarden in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, is het hof niet gebleken. De omstandigheid dat partijen al jaren zaken met elkaar doen en er in het verleden op informele wijze een oplossing werd gevonden bij discussie over een factuur, maakt niet dat Geffen in dit geval geen beroep toekomt op artikel 15.2. Het verzoek van MSB om een specificatie van de werkzaamheden kan niet worden beschouwd als een tijdige klacht. Het hof merkt op dat deze specificatie vier dagen na het verzenden van de factuur van 13 december 2018 aan MSB is verstrekt. Niet valt in te zien waarom het onder deze omstandigheden niet van MSB kon worden gevergd schriftelijk te klagen binnen de betalingstermijn van dertig dagen. Dat mondeling binnen de betalingstermijn is geklaagd, hetgeen door Geffen is betwist, is in dit verband niet relevant, omdat schriftelijk had moeten worden geklaagd. De eis dat schriftelijk moet worden geklaagd, is niet onredelijk en voorkomt juist discussie of er nu wel of niet tijdig is geklaagd. Het hof constateert dat MSB binnen de betalingstermijn niet schriftelijk heeft geklaagd bij Geffen. Het oordeel van de kantonrechter dat het beroep van Geffen op artikel 15.2 van de Metaalunievoorwaarden (het contractuele vervalbeding) slaagt, is juist.
6.12.
De grieven 12 tot en met 15 falen. Dit heeft tot gevolg dat het oordeel van de kantonrechter omtrent de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden en het vervalbeding in stand blijft. Dit betekent dat het hof niet meer toekomt aan bespreking van de grieven 3 tot en met 11. MSB is terecht door de kantonrechter in de proceskosten in eerste aanleg veroordeeld. Grief 16 faalt dan ook. Grief 17 is tevergeefs voorgesteld. Nu de Metaalunievoorwaarden tussen partijen hebben te gelden, is MSB ook de contractuele rente van 12% per jaar verschuldigd en niet de wettelijke handelsrente, zoals MSB betoogt. De kosten die MSB heeft gemaakt ten behoeve van het rapport van DEKRA blijven voor haar rekening. Om expertisekosten te vergoeden is op grond van artikel 6:96 lid 2 onder b BW nodig dat het redelijk is geweest dat kosten zijn gemaakt en de kosten moeten op zich ook redelijk zijn. Het hof oordeelt dat MSB deze kosten in redelijkheid niet hoefde te maken, omdat het rapport bij de beoordeling van het hoger beroep niet van belang is geweest.
Het bandenrek
6.13.
Met grief 18 komt MSB op tegen het oordeel van de kantonrechter dat de vorderingen in reconventie moeten worden afgewezen en dat MSB in de kosten van de procedure is veroordeeld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat MSB in het kader van haar vorderingen, mede gelet op het door Geffen gevoerde verweer, niet aan haar stelplicht heeft voldaan. Dat is in hoger beroep niet anders geworden. MSB heeft slechts haar standpunten herhaald, zonder enige nadere onderbouwing of motivering. In het licht van het gemotiveerde verweer van Geffen, had het op de weg van MSB gelegen haar stellingen nader te onderbouwen. Grief 18 faalt.
In incidenteel hoger beroep
6.14.
In haar enige grief voert Geffen aan dat de kantonrechter de vordering tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.385,- ten onrechte heeft afgewezen. Geffen heeft de buitengerechtelijke werkzaamheden verricht. Zij heeft getracht om buiten rechte MSB ertoe te bewegen de openstaande facturen te betalen. Op grond van artikel 17 van de Metaalunievoorwaarden is MSB de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd aan Geffen.
6.15.
Het hof oordeelt als volgt. Voor zover door MSB is gesteld dat de Metaalunievoorwaarden door haar zijn vernietigd, verwijst het hof naar hetgeen hiervoor onder 6.9-6.10 is overwogen. Op grond van artikel 17 van de Metaalunievoorwaarden is MSB de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd. Het hof merkt nog op dat uit het dossier genoegzaam is gebleken dat Geffen buitengerechtelijke incassokosten heeft laten verrichten anders dan enkel werkzaamheden ter instructie van de zaak.
6.16.
De slotsom is dat de grieven van MSB in principaal hoger beroep falen. De grief van Geffen in incidenteel hoger beroep slaagt. MSB zal als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal hoger beroep, tot op heden begroot op:
- griffierecht € 760,-
- salaris advocaat (3 punten x Tarief I) € 2.361,-
Totaal € 3.121,-
Het hof ziet aanleiding om de proceskosten in het incidenteel hoger beroep te compenseren.

7.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en incidenteel hoger beroep
vernietigt het vonnis van de kantonrechter van 13 februari 2020 voor zover een bedrag van
€ 40,- aan buitengerechtelijke incassokosten is toegewezen,
veroordeelt MSB om aan Geffen te betalen een bedrag van € 1.385,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van 13 februari 2020 voor het overige;
veroordeelt MSB in de proceskosten van het principaal hoger beroep, tot op heden begroot op € 760,- aan griffierecht en € 2.361,- aan salaris advocaat;
compenseert de proceskosten in het incidenteel hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordeling tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, E.H. Schulten en M.M.L. Kalsbeek en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 24 mei 2022.
griffier rolraadsheer