Uitspraak
5.Het verdere verloop van het geding
- het tussenarrest van 19 oktober 2021;
- de akte van [appellante] van 16 november 2021 met producties;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 14 december 2021.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 25 januari 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over een vordering tot schadevergoeding door een appellante tegen haar bewindvoerder. De appellante, vertegenwoordigd door mr. S.A. van Snippenburg, heeft de bewindvoerder, Bewindvoerderskantoor [X] B.V., aangeklaagd voor het niet betalen van zorgpremies aan VGZ, wat heeft geleid tot een rechtszaak tegen haar. De bewindvoerder, vertegenwoordigd door mr. L.K. de Haan, heeft betoogd dat er geen middelen beschikbaar waren voor de betaling van deze premies. Het hof heeft in een eerder tussenarrest van 19 oktober 2021 vastgesteld dat er onvoldoende grond was voor de vorderingen van de appellante, maar heeft haar de gelegenheid gegeven om te reageren op het verweer van de bewindvoerder.
In de verdere beoordeling heeft het hof gekeken naar de rekeningafschriften die de appellante heeft overgelegd, waaruit zij stelt dat er voldoende middelen waren om de premies te voldoen, ondanks een tijdelijke stopzetting van haar bijstandsuitkering. Het hof oordeelt echter dat de appellante niet voldoende heeft aangetoond dat de bewindvoerder tekortgeschoten is in haar taak. De bewindvoerder heeft aannemelijk gemaakt dat de betalingen voor de bewindvoering zijn gedaan uit bijzondere bijstand, die niet voor andere doeleinden mag worden aangewend.
Uiteindelijk heeft het hof de grief van de appellante verworpen en het eindvonnis van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij de appellante is veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Het hof heeft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.