ECLI:NL:GHSHE:2022:1613

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
23 mei 2022
Zaaknummer
20-000380-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake poging tot inbraak met strafoplegging

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, dat op 3 februari 2021 was gewezen. De verdachte, geboren in 1985 en thans verblijvende in PI Vught, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, met een aanpassing van de strafmaat, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak en teruggave van in beslag genomen voorwerpen.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, maar met een verbetering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde. De politierechter had abusievelijk de kwalificatie van de feiten verkeerd weergegeven. Het hof heeft de kwalificatie gecorrigeerd naar 'poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming'.

Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de aard en ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder het feit is begaan, en het strafblad van de verdachte. De verdachte had eerder veroordelingen voor vermogensdelicten. Het hof oordeelde dat een gevangenisstraf van 6 weken, met aftrek van voorarrest, passend was, gezien de financiële motieven van de verdachte en de schade die hij had veroorzaakt. Het hof bevestigde het vonnis van de politierechter, met inachtneming van de verbeteringen in de kwalificatie en de strafmaat.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000380-21
Uitspraak : 17 mei 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 3 februari 2021 in de strafzaak met parketnummer 01-023870-21 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [adres] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Vught - Nieuw Vosseveld 2 gevangenis te Vught.
Hoger beroep
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de politierechter zal bevestigen, met verbetering van de strafmaatoverweging waarin rekening wordt gehouden met een destijds nog niet onherroepelijke zaak, en in zoverre opnieuw rechtdoende, de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft door gebracht.
Door en namens de verdachte is bepleit dat het hof het vonnis van de politierechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende, de verdachte zal vrijspreken van het tenlastegelegde en de teruggave zal gelasten van de in beslag genomen voorwerpen. Voorts is een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht niet een hogere straf op te leggen dan door de politierechter is gedaan.
Vonnis waarvan beroep
Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep, met verbetering van de kwalificatie van het bewezenverklaarde.
Het hof merkt op dat de politierechter heeft bewezenverklaard ‘zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak en inklimming’. Abusievelijk heeft de politierechter dit gekwalificeerd als ‘poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming’. Gelet op de bewezenverklaring van de politierechter zal het hof de kennelijke misslag in de kwalificatie verbeterd lezen naar ‘poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming’. De verdachte ondervindt van verbetering van deze misslag geen nadeel.
Voor het overige zal het hof het vonnis waarvan beroep bevestigen, met aanvulling en verbetering van de gronden waarop dit berust, op de na te melden wijze.
Het hof zal de strafoverweging van de politierechter vervangen door hetgeen hierna zal worden overwogen.
Verder acht het hof het aangewezen om de door de politierechter aangehaalde toepasselijke wettelijke voorschriften aan te vullen met artikel 63 van het Wetboek van strafrecht.
Ten slotte zal het hof – nu de meervoudige strafkamer gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359, derde lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering – indien tegen dit arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, de inhoud van de door de politierechter opgesomde bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring uitwerken in een aanvulling op dit verkorte arrest. Deze aanvulling wordt dan aan dit arrest gehecht.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Het hof heeft acht geslagen op de inhoud van het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 11 februari 2022, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk voor strafbare feiten is veroordeeld. Daaronder bevinden zich onder meer veroordelingen ter zake van vermogensdelicten. De politierechter heeft onterecht in zijn strafoverweging acht geslagen op destijds nog niet onherroepelijke veroordelingen.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot inbraak. Een inbraak levert voor de benadeelden materiële schade en overlast op. De verdachte heeft zich daarvan niets aangetrokken. Hij heeft zich kennelijk enkel laten leiden door financiële motieven.
Het hof is gezien het vorenstaande van oordeel dat in verband met een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest.
Het hof verenigt zich met de door de politierechter opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 weken met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van het vorenoverwogene.
Aldus gewezen door:
mr. G.C. Bos, voorzitter,
mr. B. Stapert en mr. H. von Hebel, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N. van Abeelen, griffier,
en op 17 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Bos en mr. Von Hebel voornoemd zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.