ECLI:NL:GHSHE:2022:1603

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
20-000530-21
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte was eerder veroordeeld voor poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling, waarbij hij vrijspraak bepleitte. Het hof heeft het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg herzien en de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van drie maanden had geëist. De raadsvrouw van de verdachte voerde aan dat de verdachte vrijgesproken moest worden en dat de opgelegde straf beperkt moest worden tot de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 februari 2018 had geprobeerd in te breken in de woning van zijn oma, terwijl zij in het ziekenhuis lag. De verdachte had via een whatsapp-conversatie met een mededader gecommuniceerd over de inbraak. Het hof oordeelde echter dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk de inbraak had gepleegd of dat hij als medepleger kon worden aangemerkt. De betrokkenheid van de verdachte bij het strafbare feit kon niet worden bewezen, omdat er geen voldoende nauwe en bewuste samenwerking was vastgesteld. Het hof heeft daarom het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000530-21
Uitspraak : 17 mei 2022
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, van 15 februari 2021, in de strafzaak met parketnummer
02-820465-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
verblijvende te [verblijfadres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [Penitentiaire Inrichting] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig (36) dagen met aftrek van voorarrest.
Van de zijde van de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is in de appelakte uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder feit 1 is tenlastegelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen ten aanzien van de straf, en, opnieuw rechtdoende op dit punt de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie (3) maanden met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Voorts is subsidiair een straftoemetingsverweer gevoerd, in die zin dat is verzocht de op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de tijd die verdachte in onderhavige zaak in voorarrest heeft doorgebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 26 februari 2018 te [pleegplaats] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning/appartement (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen goed(eren) van zijn/hun gading en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die/dat woning/appartement te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geld onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededaders, althans alleen opzettelijk - een sleutelkluisje bij de voordeur van die/dat woning/appartement heeft/hebben vernield/kapot gemaakt en/of heeft/hebben getracht open te breken en/of - een glazenschuifpui van die/dat woning/appartement heeft/hebben ingetikt/vernield/kapot gemaakt en/of - de voordeur van die/dat woning/appartement heeft/hebben vernield/kapot gemaakt en/of heeft/hebben getracht open te breken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
In de kern komt het verwijt aan verdachte erop neer dat hij zich in vereniging, dat wil zeggen als medepleger, dan wel alleen, heeft schuldig gemaakt aan een poging tot gekwalificeerde diefstal in/uit een woning in [pleegplaats] . Anders dan de advocaat-generaal en de rechtbank heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Dit oordeel berust op het volgende.
Juridisch kader
Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, maar uit gedragingen die doorgaans met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht – zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht – kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal dan van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Feitelijke vaststellingen
Met de rechtbank stelt het hof vast dat op 26 februari 2018 is getracht in te breken in de woning van de oma van verdachte te [pleegplaats] , door aan de achterzijde van de woning een ruit in te gooien. Tevens is getracht het sleutelkluisje, bestemd voor de medewerkers van de thuiszorg, open te breken, kennelijk om op die manier in het bezit te komen van de sleutels van de woning. De inbraak vond plaats op het moment dat de oma van verdachte in het ziekenhuis lag.
De plaats, het tijdstip, de omstandigheden waaronder en de wijze waarop deze inbraak heeft plaatsgevonden, loopt nagenoeg synchroon met de informatie gewisseld in een whatsapp-conversatie tussen verdachte en [persoon 1] , die - naar het hof heeft begrepen - inmiddels voor dit feit is veroordeeld. Het hof hecht geen enkel geloof aan de verklaring van verdachte dat hij niet aan deze whatsapp-conversatie heeft deelgenomen, maar dat mogelijk zijn verslaafde schoonvader zich in deze conversatie voor hem heeft uitgegeven. Allereerst wordt deze whatsapp-conversatie verzonden vanaf een telefoon waarvan verdachte heeft verklaard gebruik te maken. Het feit dat in de, onmiskenbaar op onderhavige inbraakpoging betrekking hebbende, whatsapp-conversatie tevens een foto van verdachte wordt meegezonden, spreekt in dit verband daarnaast boekdelen. Ook de wijze waarop wordt gecommuniceerd en de inhoud van de gewisselde informatie maakt het meer dan onwaarschijnlijk dat een ander dan verdachte aan deze conversatie heeft deelgenomen.
Integendeel, naar het oordeel van het hof is het onmiskenbaar verdachte die deze whatsapp-conversatie met [persoon 1] heeft gevoerd.
Hoewel verdachte aan deze conversatie heeft deelgenomen, heeft het hof op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kunnen vaststellen dat verdachte de persoon is die feitelijk heeft getracht de woning binnen te komen. Het hof heeft aldus niet kunnen vaststellen dat verdachte als pleger van het delict kan worden aangemerkt.
Medeplegen
Gelet op het vorenstaande ziet het hof zich voor de vraag gesteld of de bijdrage die verdachte, met het verstrekken van inlichtingen aan (een) ander(en) heeft geleverd, van voldoende gewicht is hem als medepleger aan te merken. Aangezien buiten het verstrekken van inlichtingen door verdachte voor het overige bijna niets kan worden vastgesteld omtrent de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip, beantwoordt het hof die vraag ontkennend.
Conclusie
Zoals reeds bovenvermeld heeft het hof uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde als medepleger dan wel als pleger heeft begaan.
Gelet op de omstandigheid dat naast het plegen, geen andere deelnemingsvorm dan medeplegen ten laste is gelegd, rest het hof niets anders dan de verdachte van het tenlastegelegde vrij te spreken.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door:
mr. R. Lonterman, voorzitter,
mr. A.C. Bosch en mr. J.F. Dekking, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. E.F.G Truijen, griffier,
en op 17 mei 2022 ter openbare terechtzitting uitgesproken.