Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De beoordeling
-onder aanvulling van de gronden
-worden bekrachtigd.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van de rechtbank Zeeland-West-Brabant om de appellant toe te laten tot de schuldsaneringsregeling. De appellant, die een aanzienlijke schuldenlast heeft van € 110.317,56, had eerder verzocht om toelating tot de schuldsanering, maar zijn verzoek werd afgewezen omdat de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat hij de verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zou nakomen. De rechtbank had vastgesteld dat de appellant onvoldoende inspanningen had geleverd om zijn schulden te voldoen en dat hij niet actief op zoek was naar werk, ondanks zijn arbeidsongeschiktheid. In hoger beroep heeft de appellant zijn situatie toegelicht, waarbij hij zijn medische problemen en de gevolgen daarvan voor zijn werkvermogen uiteenzette. Het hof heeft echter geoordeeld dat de appellant niet te goeder trouw is geweest in de vijf jaar voorafgaand aan zijn verzoek en dat hij onvoldoende motivatie toont om actief naar werk te zoeken. Het hof heeft de eerdere beslissing van de rechtbank bekrachtigd, met aanvulling van de gronden, en het verzoek van de appellant om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling afgewezen.