In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die sinds 30 november 2020 onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling (GI). De vader van de kinderen heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de ondertoezichtstelling had verlengd, te vernietigen. De vader stelt dat de ondertoezichtstelling geen doel meer dient en dat de GI onvoldoende regie heeft gevoerd. De moeder daarentegen is van mening dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de kinderen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 april 2022 zijn zowel de vader als de moeder gehoord, evenals vertegenwoordigers van de GI. De vader heeft aangegeven dat hij geen vertrouwen meer heeft in de GI en dat de hulpverlening niet adequaat is geweest. De moeder heeft betoogd dat er wel degelijk vooruitgang is geboekt en dat de kinderen gebaat zijn bij de ondertoezichtstelling.
Het hof heeft vastgesteld dat er nog steeds een ontwikkelingsdreiging voor de kinderen aanwezig is, maar dat de verlenging van de ondertoezichtstelling niet langer zinvol is. Het hof heeft geconcludeerd dat de ouders niet in staat zijn om samen te werken en dat de GI onvoldoende heeft gedaan om de situatie te verbeteren. De beschikking van de rechtbank is vernietigd en het verzoek van de GI tot verlenging van de ondertoezichtstelling is afgewezen. Het hof heeft beide ouders aangespoord om zich open te stellen voor een goed contact met elkaar in het belang van de kinderen.