Het hof is van oordeel dat voor [minderjarige] nader onderzoek noodzakelijk is, zodat zij de juiste hulp kan krijgen om haar ernstige ontwikkelingsbedreiging weg te nemen. Dit is van belang, omdat uit het onderzoek van [instantie 1] uit 2021 blijkt dat [minderjarige] sociaal-emotioneel erg jong is voor haar leeftijd, gespannen, somber, bezorgd en angstig is. Ook is [minderjarige] heel gevoelig. [minderjarige] heeft op school moeite aansluiting te vinden en praat met onbekenden bijna alleen over haar lievelingsonderwerp, vogels. Daarnaast zijn er zorgen over een mogelijk loyaliteitsconflict in verband met de voortdurende strijd tussen de ouders. De problematiek van [minderjarige] kan volgens het onderzoek van [instantie 1] mogelijk verklaard kan worden vanuit sociale angst, een autismespectrumstoornis, een reactie op de opvoedsituatie, onveilige hechting, reactie op een trauma of een combinatie van dit alles. Derhalve dient de systeemtherapie die door [instantie 2] noodzakelijk wordt geacht om het systeem waarin [minderjarige] opgroeit te verbeteren, opgestart én afgerond te worden.
[instantie 1] had aanvankelijk geadviseerd om een nader onderzoek te laten uitvoeren zodat er een beter beeld komt waar de oorzaak van de problematiek ligt. Vervolgens heeft er een intake plaatsgevonden bij de Hondsberg, waarbij de moeder niet aanwezig was, waarna is aangegeven dat een opname voor [minderjarige] nog te vroeg is. De ouders hebben hierop een intake gehad bij [instantie 2] voor de uitvoering van een verdiepend psychiatrisch onderzoek en eventueel traumaverwerking. Ook hier gaf de moeder aan geen hulpvraag te hebben en bleek dat de moeder geen emotionele toestemming kan verlenen voor het onderzoek dat nodig is in het belang van [minderjarige] . Op die voet heeft [instantie 2] aangegeven geen verdiepend onderzoek te kunnen verrichten. Wel zou er ingezet kunnen gaan worden op systeemtherapie. Hoewel de moeder tijdens de mondelinge behandeling aan heeft gegeven mee te zullen werken aan de therapie, valt dit moeilijk te rijmen met de verklaringen van de moeder waaruit blijkt dat zij de problematiek van [minderjarige] niet erkent en geen hulpvraag heeft. De moeder accepteert daarmee de hulpverlening die noodzakelijk is om de ernstige ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen onvoldoende. Daar komt nog bij dat alleen het verlenen van toestemming voor de therapie onvoldoende is. De moeder zal ook haar medewerking moeten geven en inzet moeten tonen om dit traject een kans van slagen te geven. Hiervoor is regie van de GI noodzakelijk, opdat de moeder haar medewerking aan deze therapie zal blijven verlenen. Dit is nodig, omdat de moeder in het verleden heeft laten zien eerder verleende toestemming in te trekken waardoor het onderzoek van [minderjarige] bij [instantie 1] heeft stilgelegen. Ook blijkt uit de stukken en hetgeen de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat de moeder tot op de dag van vandaag de problematiek van [minderjarige] niet erkent en geen hulpvraag heeft. De oplossing voor de problematiek ligt volgens de moeder in meer contact tussen de moeder en [minderjarige] en het liefst zou de moeder willen dat [minderjarige] weer bij de moeder komt wonen. Hoewel deze wens op zichzelf invoelbaar is, is het zorgelijk dat de moeder niet inziet dat er behoorlijke problematiek speelt bij [minderjarige] .
Het hof heeft bij de beoordeling betrokken dat de GI heeft aangegeven niet voornemens de zijn de ondertoezichtstelling langdurig te willen laten verlengen, maar op dit moment wel wil inzetten op verbetering van het systeem waarin [minderjarige] opgroeit. Ook heeft het hof van de vader begrepen dat hij te zijner tijd achter een uitbreiding van de contacten tussen de moeder en [minderjarige] zou kunnen staan, omdat de contacten tussen de moeder en [minderjarige] goed verlopen.
Dit alles maakt dat verlenging van de ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor de duur zoals door de rechtbank bepaald, namelijk tot 3 januari 2023.