ECLI:NL:GHSHE:2022:1588

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
200.306.880_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag over minderjarigen na ernstige bedreiging in ontwikkeling

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar drie minderjarige kinderen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De moeder, die in hoger beroep is gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, heeft tot aan de bestreden beschikking het eenhoofdig gezag over de kinderen uitgeoefend. De kinderen zijn uit huis geplaatst vanwege ernstige zorgen over hun ontwikkeling, die in gevaar werd gebracht door de thuissituatie, gekenmerkt door huiselijk geweld. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de beëindiging van het gezag van de moeder bepleit, stellende dat de aanvaardbare termijn voor terugplaatsing van de kinderen is verstreken en dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen.

Tijdens de mondelinge behandeling is de moeder bijgestaan door haar advocaat, mr. G. Demir. De GI, vertegenwoordigd door twee personen, en de pleegouders van [minderjarige 1] waren ook aanwezig. De moeder heeft aangevoerd dat zij werkt aan haar herstel en dat de kinderen in een veilig en perspectief biedend milieu verblijven. Het hof heeft echter geoordeeld dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat het in hun belang is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen bij stabiliteit en duidelijkheid zwaarder weegt dan het belang van de moeder bij behoud van haar gezag. De uitspraak is gedaan op 19 mei 2022.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 19 mei 2022
Zaaknummer : 200.306.880/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/01/373551 / FA RK 21-3620
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. G. Demir,
tegen
Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad.
Deze zaak gaat over de minderjarigen [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] , [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] en [minderjarige 3] (hierna: [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
- William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna te noemen: de GI (gecertificeerde instelling));
- [pleegouders] , de pleegouders van [minderjarige 1] ;
- [gezinshuisouder] , de gezinshuisouder van [minderjarige 3] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 december 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 18 februari 2022, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en te bepalen dat de moeder belast blijft met het ouderlijk gezag over de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] .
2.2.
Bij verweerschrift met productie, ingekomen ter griffie op 25 maart 2022, heeft de raad verzocht het hoger beroep van de moeder als ongegrond en onbewezen af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 april 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Demir;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI 1] en [vertegenwoordiger van de GI 2] ;
- [pleegouders] , de pleegouders van [minderjarige 1] ;
- [gezinshuisouder] , de gezinshuisouder van [minderjarige 3] .
De gezinshuisouders van [minderjarige 2] , opgeroepen als informant, zijn niet op de mondelinge behandeling verschenen.
De raad is evenmin verschenen. De raad heeft bij brief van 14 april 2022 verzocht om de mondelinge behandeling uit te stellen, omdat er door ziekte geen zittingsvertegenwoordiger van de raad beschikbaar is.
Gelet op het belang van een voortvarende rechtspleging heeft het hof beslist dat de mondelinge behandeling op 15 april 2022 doorgaat.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de heer [de vader] (hierna: de vader) zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geboren. De vader heeft de kinderen erkend.
Tot aan de datum van de bestreden beschikking oefende de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen uit.
De kinderen hebben nog een oudere zus, genaamd [zus] , geboren op [geboortedatum] 2013 te [geboorteplaats] .
3.2.
Bij beschikking van 24 maart 2017 zijn de kinderen voorlopig onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van drie maanden. Bij beschikking van 6 april 2017 zijn de kinderen onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar. Deze maatregel is daarna steeds verlengd, voor het laatst tot 10 maart 2022.
3.3.
Sinds 10 maart 2020 zijn de kinderen met een machtiging van de kinderrechter uit huis geplaatst.
[minderjarige 1] verblijft sinds juni 2020 met haar zus [zus] in een perspectief biedend pleeggezin. [minderjarige 2] verbleef van maart 2020 tot februari 2021 met [minderjarige 3] in een pleeggezin. Sinds februari 2021 verblijft [minderjarige 2] in een gezinshuis. [minderjarige 3] verblijft nog steeds in hetzelfde gezin, hoewel het pleeggezin inmiddels een gezinshuis is geworden. Alle kinderen verblijven op een perspectief biedende plek.
3.4.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking heeft de rechtbank voor zover hier van belang het gezag van de moeder over de kinderen beëindigd en de GI tot voogdes over hen benoemd.
3.5.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen op het punt van de gezagsbeëindiging en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
Standpunten
3.6.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende aan.
Er is niet voldaan aan de wettelijke gronden om het gezag van de moeder te beëindigen. Het verzoek van de raad is voorbarig. Het staat namelijk niet vast dat de aanvaardbare termijn is verstreken. De kinderen zijn pas sinds 10 maart 2020 uithuisgeplaatst en zij zijn nog niet zo heel lang geleden aan hun therapie begonnen. De moeder heeft nog een weg te gaan, maar zij werkt met hulpverlening intensief aan zichzelf en de kans op terugplaatsing van de kinderen is reëel. De moeder wordt begeleid door Stichting [stichting] . Zij heeft twee maal per week een gesprek. De moeder wordt ook behandeld voor haar trauma. Daarnaast werkt de moeder aan haar financiële huishouding.
Verder maakt een gezagsbeëindiging inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde recht op gezinsleven van de moeder. Uit rechtspraak van het EHRM blijkt dat als maatstaf voor een gezagsbeëindiging geldt dat voortzetting van het gezag van een ouder schadelijk is voor de minderjarige. Aan deze maatstaf wordt in deze zaak niet voldaan.
Op dit moment is de moeder niet in staat om voor de kinderen te zorgen. Zij is het ermee eens dat de kinderen in een pleeggezin en in gezinshuizen wonen. De moeder heeft de kinderen altijd duidelijkheid over hun opvoedingsperspectief gegeven.
De moeder is betrokken bij de kinderen en zij wil in staat worden gesteld om gezagsbeslissingen over hen te nemen. Beëindiging van het gezag van de moeder is niet noodzakelijk. De kinderen krijgen niets mee van de kwestie van het gezag. De moeder heeft altijd meegewerkt met de hulpverlening en met de pleeggezinnen. Plaatsing van de kinderen in het pleeggezin is daarom ook mogelijk in een vrijwillig kader. De stelling van de GI dat de kinderen een terugval krijgen in hun ontwikkeling als de moeder haar gezag behoudt, is niet onderbouwd.
Mogelijk heeft de moeder recentelijk wat minder constructief gereageerd op een bericht van de gezinsvoogd van [minderjarige 3] over een contact tussen de moeder en [minderjarige 3] , maar dit is een incident. De rechtbank overweegt in de bestreden beschikking ook dat het bewonderenswaardig is dat de moeder de belangen van de kinderen voorop kan zetten.
De moeder heeft wel meegewerkt aan het opmaken van het traumaverwerkingsverhaal van de kinderen, maar zij is er emotioneel niet toe in staat om bij de bespreking van dit verhaal met de kinderen aan te sluiten.
3.7.
De raad voert in het verweerschrift - samengevat - het volgende aan.
De kinderen worden ernstig in hun ontwikkeling bedreigd door wat zij in de thuissituatie aan huiselijk geweld hebben meegemaakt. Sinds de kinderen uit huis zijn geplaatst laten zij groei zien. De aanvaardbare termijn is verstreken. De raad ziet op dit moment geen mogelijkheden bij de moeder om zelf de zorgen over de kinderen weg te nemen. De moeder is niet stabiel genoeg en onduidelijk is of en zo ja wanneer de moeder wel in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen te dragen. De kinderen kunnen niet langer in onzekerheid verkeren over hun opvoedperspectief.
De moeder werkt niet volledig mee met de hulpverlening. Zo is zij wisselend aanwezig bij zorgoverleggen en evaluatiegesprekken en houdt zij communicatie met de hulpverlening voor [minderjarige 3] af.
3.8.
De GI brengt tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende naar voren.
De GI bepleit bekrachtiging van de bestreden beschikking. De kinderen zijn in de thuissituatie bij de vader en de moeder blootgesteld aan huiselijk geweld en zij zijn hierdoor ernstig beschadigd. [minderjarige 3] en [minderjarige 2] worden behandeld bij de [instantie 1] . Het traumaverwerkingsverhaal is opgesteld. Het lukt de moeder niet om bij de bespreking van het traumaverwerkingsverhaal aan te sluiten. [minderjarige 1] wordt behandeld bij [instantie 2] .
Er is veel overleg nodig met de instanties die bij de kinderen betrokken zijn. De moeder is hiertoe niet in staat.
De GI vindt het zorgelijk dat het de moeder niet altijd lukt om de belangen van de kinderen centraal te stellen. Zo heeft de moeder onlangs op een gefrustreerde manier gereageerd op een bericht van de gezinsvoogd over een niet goed verlopen contact tussen de moeder en [minderjarige 3] . De moeder kan zich dan moeilijk in [minderjarige 3] verplaatsen.
Het is voor de GI moeilijk om met de moeder in contact te komen. De GI ziet bij de moeder wel een grote inzet om het goed te doen voor de kinderen.
3.9.
De pleegouders van [minderjarige 1] hebben tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende verklaard.
Het gaat goed met [minderjarige 1] . Zij is in maart 2021 gestart met haar behandeling bij [instantie 2] . [minderjarige 1] heeft eerst speltherapie gehad. Daarna volgt de traumabehandeling. [minderjarige 1] moest eerst rust vinden, ook in het pleeggezin. In het begin vertoonde [minderjarige 1] heftig gedrag.
Het contact tussen de pleegouders en de moeder is goed. De moeder is wisselend aanwezig bij overleggen over [minderjarige 1] .
De bezoekregeling tussen de moeder en [minderjarige 1] is eenmaal in de drie weken onder begeleiding van [instantie 3] . De bezoeken gaan niet altijd door, omdat de moeder soms afbelt. [minderjarige 1] sorteert hier inmiddels al op voor door speelafspraken met een vriendin van school te plannen in het geval de moeder onverwacht niet komt.
Sinds de uitspraak van de rechtbank weet [minderjarige 1] waar zij gaat opgroeien. Dit heeft haar rust gebracht. [minderjarige 1] heeft lang geworsteld met de vraag of zij in het pleeggezin zou blijven wonen of dat zij terug naar de moeder zou gaan. [minderjarige 1] is nu beter te corrigeren. Dit is nog wel fragiel.
[minderjarige 1] is niet op de hoogte van deze hoger beroepsprocedure.
3.10.
De gezinshuisouder van [minderjarige 3] heeft tijdens de mondelinge behandeling - samengevat - het volgende verklaard.
Het gaat wisselend met [minderjarige 3] . Zij heeft wel positieve stappen gezet sinds zij in het gezinshuis woont. [minderjarige 3] krijgt creatieve therapie. Zij kan zich soms moeilijk verstaanbaar maken.
[minderjarige 3] is nog zoekende naar haar perspectief. [minderjarige 3] weet inmiddels dat zij in het gezinshuis opgroeit en dat zij niet meer terug naar de moeder gaat.
Na een bezoekcontact tussen de moeder en [minderjarige 3] vertoont [minderjarige 3] altijd een negatieve reactie.
Oordeel van het hof
3.11.1.
Ingevolge artikel 1:266 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan het gezag van een ouder over een of meer van zijn kinderen beëindigd worden indien:
een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
de ouder het gezag misbruikt.
3.11.2.
Vaststaat dat de moeder het gezag over de kinderen niet misbruikt.
Wel is het hof met de raad van oordeel dat voldaan is aan de hiervoor onder a vermelde maatstaf en dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezag van de moeder over hen wordt beëindigd. Ook is naar het oordeel van het hof voldaan aan de vereisten die artikel 8 EVRM stelt aan een gezagsbeëindiging. De kinderen worden namelijk in hun ontwikkeling geschaad indien de moeder haar gezag behoudt.
3.11.3.
Het hof neemt hierbij het volgende in overweging.
De kinderen worden nog steeds ernstig in hun ontwikkeling bedreigd als gevolg van wat zij hebben meegemaakt in de thuissituatie bij de ouders. Die thuissituatie was zeer onveilig voor de kinderen. Zij hebben te maken gehad met ernstig huiselijk geweld en alle drie de kinderen hebben hierdoor een trauma opgelopen, waarvoor behandeling nodig is. Ook is er bij hen sprake van een hechtingsstoornis. Ondanks de forse problematiek waarmee de kinderen te kampen hebben, ontwikkelen zij zich op dit moment positief. [minderjarige 1] woont bijna twee jaar bij de huidige pleegouders. In het begin liet [minderjarige 1] bij de pleegouders agressief en onveilig gedrag zien, maar zowel thuis als op school doet zij het nu goed. [minderjarige 1] wordt behandeld bij [instantie 2] . Zij heeft eerst speltherapie gehad en gaat nu beginnen aan haar traumabehandeling. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wonen - afzonderlijk van elkaar - in een gezinshuis. [minderjarige 2] woonde in eerste instantie op dezelfde plek als [minderjarige 3] . [minderjarige 2] had door haar gedrag (langdurige boze buien) een negatieve invloed op het gedrag van [minderjarige 3] en is vervolgens overgeplaatst naar een ander gezinshuis. [minderjarige 2] en [minderjarige 3] worden voor hun trauma’s behandeld bij de [instantie 1] . Uit informatie van de gezinsvoogd blijkt dat het met beide kinderen momenteel redelijk goed gaat. [minderjarige 2] blijft de grenzen opzoeken, maar zij is hierin nu beter te sturen. [minderjarige 3] is een teruggetrokken meisje dat snel dicht slaat, maar ook zij heeft positieve stappen gezet. [minderjarige 3] krijgt creatieve therapie bij de [instantie 1] . Zij kan zich soms nog moeilijk verstaanbaar maken.
Anders dan de moeder heeft aangevoerd is het hof van oordeel dat het opvoedperspectief van de kinderen niet meer bij de moeder ligt. Door hun problematiek vragen de kinderen bovengemiddeld veel van een opvoeder. De moeder is weliswaar bezig met een hulpverleningstraject voor zichzelf, maar zij geeft ook zelf aan dat zij op dit moment de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de kinderen niet kan dragen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, toen haar daarover een vraag is gesteld, niet kunnen aangeven wanneer zij verwacht wel zelf voor de kinderen te kunnen zorgen en wat zij daarvoor nog moet leren. Uit de stukken en tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is verder gebleken dat de kinderen bezig zijn met de vraag waar zij verder gaan opgroeien en dat zij last hebben van de onzekerheid daarover. Het is daarom voor de kinderen van belang dat zij duidelijkheid krijgen over hun opvoedperspectief, omdat onduidelijkheid hierover hun verdere ontwikkeling in de weg staat. De kinderen hebben behoefte aan rust en stabiliteit. Mede gelet hierop en gezien ook de kwetsbaarheid van de kinderen is het hof van oordeel dat de periode van onzekerheid die voor de kinderen te overbruggen is zonder verder ernstige schade op te lopen in hun ontwikkeling, inmiddels is overschreden.
Het valt te prijzen dat de moeder haar toestemming heeft gegeven wanneer die in het belang van de kinderen vereist was zoals voor de therapie van de kinderen, maar dat wil niet zeggen dat er steeds sprake is (geweest) van een probleemloze samenwerking tussen de moeder en de GI. De moeder is voor de GI soms lastig te bereiken en zij reageert ook niet altijd constructief op vragen van de GI. Dit kan betekenen dat noodzakelijke beslissingen over de kinderen niet op tijd en op de juiste wijze genomen kunnen worden. Daarnaast werkt de moeder ook niet volledig mee met de hulpverlening. Zo is zij wisselend aanwezig bij zorgbesprekingen en evaluatiegesprekken. In haar stelling dat de noodzaak van gezagsbeëindiging ontbreekt, omdat zij volledig meewerkt aan de hulpverlening, kan de moeder dus niet worden gevolgd.
Alles overziende is het hof van oordeel dat het belang van de kinderen bij duidelijkheid, continuïteit en stabiliteit zwaarder weegt dan het belang van de moeder bij behoud van haar gezag.
3.12.
Uit het voorgaande volgt dat de grieven van de moeder niet slagen. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 9 december 2021;
verzoekt de griffier van dit hof krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het Centraal Gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, A.J.F. Manders en
K.A. Boshouwers en is op 19 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.