ECLI:NL:GHSHE:2022:1585

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 mei 2022
Publicatiedatum
19 mei 2022
Zaaknummer
200.302.064_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake vervangende toestemming voor verhuizing van een minderjarige naar het buitenland

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen voor een verhuizing met haar dochter naar Tanzania. De vader, die zich recentelijk weer in Nederland heeft gevestigd, heeft bezwaar gemaakt tegen deze verhuizing. Het hof heeft vastgesteld dat de situatie sinds de eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant is veranderd, nu de vader weer actief betrokken is bij de zorg voor hun dochter. Het hof heeft de belangen van de minderjarige, die in Nederland moet kunnen opgroeien met beide ouders, zwaarder laten wegen dan het belang van de moeder om naar Tanzania te verhuizen. De moeder heeft weliswaar een netwerk in Tanzania, maar het hof oordeelt dat de noodzaak voor de verhuizing onvoldoende is aangetoond. De rechtbank had eerder toestemming verleend, maar het hof heeft deze beslissing vernietigd en het verzoek van de moeder afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de stabiliteit en continuïteit in het leven van de minderjarige, die in Nederland moet blijven wonen om de band met beide ouders te behouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 19 mei 2022
Zaaknummer: 200.302.064/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/366278 / FA RK 20-6550_2
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. M. de Jonge,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.P. van Empel-Bouman.
Deze zaak gaat over de minderjarige
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015.
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 augustus 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 2 november 2021, heeft de vader verzocht voormelde beschikking te vernietigen en het door de moeder verzochte alsnog af te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 januari 2022, heeft de moeder verzocht de grieven van de vader af te wijzen en de beschikking waarvan beroep te
bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 april 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de vader, bijgestaan door mr. De Jong;
  • de moeder, bijgestaan door mr. Empel-Bouman en door de tolk in de Engelse taal C.G.M. Lemmen (tolknummer 2481);
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.4.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep is tevens de andere bij dit hof lopende zaak tussen partijen behandeld, inzake – kort weergegeven – het verzoek van de vader om de beschikking te vernietigen waarin aan de moeder vervangende toestemming is verleend om [minderjarige] in te schrijven op kindcentrum [kindcentrum] te [plaats] en opnieuw rechtdoende het verzoek van de moeder alsnog af te wijzen, bij het hof bekend onder de zaaknummers:
200.303.939/01 en 200.303.939/02.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 25 januari 2021.

3.De beoordeling

Rechtsmacht
3.1.
De moeder heeft de Tanzaniaanse nationaliteit en de vader de Nederlandse nationaliteit. [minderjarige] heeft beide nationaliteiten. Het internationale karakter van de zaak vraagt een beoordeling van de rechtsmacht van de Nederlandse rechter. Het hof is, na dit ambtshalve te hebben onderzocht, met de rechtbank van oordeel dat de Nederlandse rechter in deze zaak rechtsmacht heeft.
Inhoudelijke beoordeling
3.2.
Partijen hebben tot begin 2020 een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit deze relatie is [minderjarige] geboren. De vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
3.3.
Partijen hebben na het beëindigen van de affectieve relatie afspraken gemaakt over de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en deze afspraken neergelegd in een ouderschapsplan. Het ouderschapsplan maakt deel uit van de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 september 2020. In dit ouderschapsplan zijn partijen – kort weergegeven en voor zover in hoger beroep relevant – overeengekomen dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de moeder zal hebben, op voorwaarde dat [minderjarige] niet van school zal veranderen. Daarnaast zijn partijen een zorgregeling overeengekomen waarbij [minderjarige] om en om de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder verblijft, waarbij het wisselmoment plaatsvindt op zondag om 17:00 uur.
3.4.
De vader heeft van 19 december 2020 tot medio oktober 2021 in Irak gewoond en gewerkt. Aanvankelijk betrof dit een dienstverband voor drie maanden. Op 19 december 2020 is dit dienstverband met twee jaar verlengd. De vader heeft dit dienstverband voortijdig opgezegd en heeft zich in oktober 2021 weer in Nederland gevestigd.
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank – voor zover in hoger beroep van belang – de moeder vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] naar Tanzania te verhuizen,
om [minderjarige] aan te melden bij een school en een huisarts en om alle andere noodzakelijke
voorzieningen voor haar te treffen die nodig zijn om in Tanzania te gaan wonen en daar voor
[minderjarige] te kunnen zorgen. De rechtbank heeft de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, gelet op het ingrijpende karakter van de verhuizing.
3.6.
De vader kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
De vader voert, samengevat, het volgende aan.
De vader is eind oktober 2021 definitief uit Irak teruggekeerd en de reguliere zorgregeling uit het ouderschapsplan is hervat. Partijen hebben altijd voor ogen gehad dat het voor [minderjarige] het beste is als zij in Nederland opgroeit en hier naar school gaat. De vader is in oktober 2020 weliswaar tijdelijk uit financiële noodzaak in Irak gaan werken, maar partijen hebben de situatie dat een van hen tijdelijk in het buitenland zou gaan werken voorzien.
Het is in het belang van [minderjarige] om niet uit de voor haar stabiele en veilige omgeving in Nederland te worden gehaald. In Tanzania zal [minderjarige] erg moeten wennen. Bovendien is Tanzania geen geschikt land voor de moeder om daar met [minderjarige] te gaan wonen. De moeder heeft daar geen woning en geen inkomen. Verder betwist de vader dat een verhuizing naar Tanzania voor de moeder noodzakelijk is om zich prettig en gelukkig te voelen en dat de verhuizing naar Tanzania door de moeder goed is voorbereid en doordacht.
3.8.
De moeder voert, samengevat, het volgende aan.
Doordat de vader in oktober 2020 in het buitenland is gaan werken, is de moeder de meest verzorgende ouder van [minderjarige] geworden. De moeder heeft in Nederland geen netwerk en is hier niet geworteld. Het alleenstaande ouderschap heeft haar emotioneel en fysiek uitgeput. In Tanzania heeft de moeder een groot netwerk, dat bestaat uit haar familie en vrienden. Voor een gezonde stabiliteit van [minderjarige] is het noodzakelijk dat de moeder zich prettig en gelukkig voelt in Nederland. Dat is niet het geval. Een en ander wordt niet anders, doordat de vader inmiddels weer is teruggekeerd in Nederland.
[minderjarige] is in Tanzania opgegroeid in de eerste jaren van haar leven. Door met [minderjarige] weer in Tanzania te gaan wonen kan de moeder zorgen voor een stabiele en veilige situatie voor [minderjarige] . [minderjarige] zal daar snel kunnen wennen. De verhuizing naar Tanzania is wel degelijk goed voorbereid en doordacht. De moeder komt oorspronkelijk uit Tanzania en zal daar weer snel haar weg vinden.
De vader kan [minderjarige] in Tanzania geregeld blijven zien. Hij heeft genoeg inkomen en vermogen om de reiskosten te betalen.
3.9.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling het volgende geadviseerd. In het algemeen kan worden gesteld dat voor een kind de ouders de belangrijkste hechtingsfiguren zijn. Hoewel dit niet altijd het geval is geweest, zijn ouders op dit moment ieder de helft van de tijd de verzorgende ouder van [minderjarige] . Het is in het belang van [minderjarige] om deze band met beide ouders te bestendigen.
De wens van de moeder om zich weer in Tanzania te vestigen lijkt vooral te zijn ingegeven door de afgelopen periode waarin zij door het verblijf van de vader in Irak alleen verantwoordelijk is geweest voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Het is duidelijk dat deze periode voor de moeder zwaar is geweest en dat deze periode nog steeds impact op haar heeft. Het is voor [minderjarige] en de moeder dan ook van belang dat als het hof besluit dat de moeder met [minderjarige] in Nederland moet blijven wonen dat de moeder hulp zoekt bij de verwerking van deze periode. Daarnaast is het van belang dat de moeder zich inzet op het opbouwen van een netwerk in Nederland en dat zij daarbij waar nodig hulp of ondersteuning inroept.
3.10.
Het hof overweegt als volgt.
Vervangende toestemming verhuizing
3.10.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van [minderjarige] toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen.
Bij een dergelijke beslissing dient het hof - conform vaste rechtspraak – alle omstandigheden in acht te nemen en alle belangen af te wegen. Hoewel het belang van [minderjarige] een overweging van de eerste orde dient te zijn bij deze belangenafweging, kunnen andere belangen zwaarder wegen dan het belang van [minderjarige] .
3.10.2.
De rechtbank heeft op basis van de situatie zoals die was ten tijde van het uitspreken van de bestreden beschikking op goede gronden aan de moeder vervangende toestemming verleend om met [minderjarige] te verhuizen naar Tanzania. De situatie is intussen echter aanzienlijk gewijzigd doordat de vader zich in oktober 2021 weer in Nederland heeft gevestigd en de zorgregeling zoals partijen in het ouderschapsplan zijn overeengekomen is hervat.
Gelet hierop dient in hoger beroep te worden beoordeeld of het in dat geval nog steeds gerechtvaardigd is om aan de moeder vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar Tanzania te verhuizen. In de onderhavige zaak spitst de belangenafweging zich naar het oordeel van het hof toe op een afweging tussen enerzijds het belang van de moeder om haar leven opnieuw in te richten en anderzijds het belang van [minderjarige] en de vader om contact met elkaar te hebben op een bestendige en onbelemmerde manier.
3.10.3.
Het is het hof gebleken dat het belang van de moeder om (terug) te verhuizen naar Tanzania zwaarwegend is. Op dit moment is de moeder niet gelukkig in Nederland en zij kan naar eigen zeggen niet de moeder voor [minderjarige] zijn die zij wenst te zijn. Dat de moeder zich meer thuis zal voelen in haar geboorteland Tanzania is invoelbaar, vooral omdat de moeder in Tanzania dichterbij haar familie en vrienden zal wonen die haar kunnen ondersteunen bij de verzorging en opvoeding van [minderjarige] .
Anderzijds is er het belang van de vader die thans een actieve rol speelt in de verzorging en opvoeding van [minderjarige] en voor de helft van de tijd de zorg voor [minderjarige] draagt. Een verhuizing van de moeder met [minderjarige] naar Tanzania zal een onvermijdelijke vermindering betekenen van het contact tussen de vader en [minderjarige] .
Aangenomen dat de vader voldoende financiële middelen heeft om in de reiskosten te voorzien, dan nog is de reisafstand tussen Tanzania en Nederland te groot om een zorgregeling waarbij [minderjarige] haar ouders nagenoeg evenveel ziet in stand te houden. In het leven van [minderjarige] zijn haar ouders de belangrijkste hechtingsfiguren. Beide ouders zijn liefdevolle opvoeders en tussen partijen is niet in geschil dat beide ouders goed voor [minderjarige] zorgen. Het is in het belang van [minderjarige] dat zij deze goede band met haar beide ouders kan behouden en op een onbelemmerde manier contact met hen kan hebben. Gelet hierop is het op dit moment het meest in het belang van [minderjarige] om in Nederland te wonen waar zij haar beide ouders evenveel kan zien.
3.10.4.
Het voorgaande laat echter onverlet dat het belang van de moeder zwaarder kan wegen dan het belang van [minderjarige] en de vader wanneer het hof van oordeel zou zijn dat er voor de moeder een noodzaak bestaat om (terug) te verhuizen naar Tanzania. Deze noodzaak is naar het oordeel van het hof echter onvoldoende gebleken. Bij dit oordeel neemt het hof in het bijzonder het volgende in overweging.
Hoewel de moeder tijdens het verblijf van de vader in Irak een periode volledig
verantwoordelijk is geweest voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] , staat vast dat dit door de terugkeer van de vader naar Nederland niet langer het geval is. Het geeft de moeder verlichting dat de vader zijn aandeel weer heeft genomen in de zorgregeling, maar desondanks wil de moeder terug verhuizen naar Tanzania zodat zij kan worden ondersteund door haar familie aldaar. Vanuit de moeder bezien is deze wens begrijpelijk, maar bezien vanuit het feit dat partijen thans ieder voor de helft van de tijd voor [minderjarige] zorgen is deze ondersteuning niet (langer) noodzakelijk.
Ook anderszins is niet gebleken dat een verhuizing van de moeder naar Tanzania noodzakelijk is. De moeder heeft in Nederland haar leven opgebouwd in zoverre dat zij een dienstverband en een eigen woning heeft en daardoor in Nederland in haar levensonderhoud kan voorzien. Net als de raad acht het hof het in het belang van de moeder en [minderjarige] dat de moeder de komende tijd probeert te investeren in het opbouwen van een sociaal netwerk in Nederland en dat zij waar nodig ondersteuning zoekt bij de verwerking van de afgelopen periode.
3.10.5.
Het voorgaande brengt met zich dat de belangen van [minderjarige] en de vader bij het niet verlenen van vervangende toestemming tot verhuizing naar Tanzania onder de huidige omstandigheden zwaarder wegen dan het belang van de moeder bij het wel verkrijgen van die toestemming.
3.11.
Daarom zal het hof de beschikking waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en het inleidend verzoek van de moeder alsnog afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 augustus 2021, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen
en opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het inleidend verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar Tanzania te verhuizen, haar aan te melden bij school, een huisarts en alle andere noodzakelijke voorzieningen voor haar te treffen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.L. Schaafsma-Beversluis en E.M.C. Dumoulin en is op 19 mei 2022 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier