In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De vader verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en de eerder vastgestelde zorg- en contactregeling te herzien. De moeder verzoekt op haar beurt om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 maart 2022, waarbij zowel de vader als de moeder, bijgestaan door hun advocaten, en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren.
De rechtbank had eerder bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan aan de moeder alleen toekomt, wat de vader niet accepteert. Hij voert aan dat er geen wijziging van omstandigheden is en dat de communicatie tussen hem en de moeder niet slechter was dan voorheen. De moeder betwist dit en stelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij alleen het gezag uitoefent, gezien de conflictueuze situatie tussen de ouders en de slechte communicatie.
Het hof overweegt dat de vader zich sinds eind 2019 heeft teruggetrokken en geen contact meer heeft gehad met de kinderen. Het hof concludeert dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden en dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk is dat het gezag aan de moeder toekomt. De vader wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek omtrent de zorg- en contactregeling, en het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.