6.1.In dit hoger beroep kan worden uitgegaan van de volgende feiten.
a. Op grond van een op 14 januari 2015 gesloten overeenkomst van geldlening heeft Middenmeer op 2 februari 2015 aan BRI een bedrag van € 200.000,-- verstrekt. BRI heeft het bedrag ter leen ontvangen voor de financiering van de aankoop van aandelen in het kapitaal van Erka Holding B.V. (een dochtermaatschappij van BRI die tegenwoordig BWFM Holding heet). In de overeenkomst is onder meer opgenomen:
“(…).
1. Ten titel van geldlening erkent de schuldenaar bij deze schuldig aan de schuldeiser, die zulks bij deze aanvaardt, een bedrag van tweehonderdduizend euro (€ 200.000,00).
2. Over voormeld bedrag, of na gedeeltelijke aflossing het restant daarvan, hierna te noemen: “de lening”, is een jaarlijkse rente verschuldigd van vijf procent (5%) per half jaar bij achterafbetaling te voldoen, steeds op 30 juni en 31 december van ieder jaar, voor het eerst op 30 juni 2015 over het sedert heden verstreken tijdvak.
3. De lening is te allen tijde aflosbaar, met dien verstande dat aflossingen dienen te geschieden in ronde sommen van vijftigduizend euro (€ 50.000,00) of veelvouden daarvan.
4. De lening dient uiterlijk 15 januari geheel te zijn afgelost.
(…).”
b. In mei 2015 hebben Erka Holding B.V. en Pharmalux B.V. een intentieverklaring getekend. Pharmalux B.V. is in december 2015 middels fusie verkregen door Middenmeer. In deze intentieverklaring is onder meer het volgende opgenomen:
“(…).
Erka wenst een aantal assets over te nemen van Parma zoals beschreven bij de ‘Uitgangspunten Asset-deal’
Parma zal in ruil hiervoor een aandelenbelang verkrijgen in Erka en/of een lening verstrekken aan Erka, zoals beschreven bij de ‘Uitgangspunten Asset-deal’
Partijen streven ernaar om bovenstaande per 1 juli 2015 te bekrachtigen middels een formele overgang na ondertekening van het contract daartoe
(…).”
c. Op 22 november 2015 is een investeringsovereenkomst gesloten tussen Erka Holding B.V. en BRI enerzijds en Pharmalux B.V. anderzijds, waarin onder meer is opgenomen:
“(…).
1. Pharmalux en B.R.I. B.V. zullen op korte termijn oprichten Erka IP B.V. Deze B.V. zal direct na oprichting de juridische eigenaar worden van alle intellectuele eigendom die is omschreven in de Bijlage A.2. en Bijlage A.3. bij deze overeenkomst. De aandelen in het kapitaal van Erka IP B.V. zullen worden gehouden door beide oprichters en wel in de verhouding 17,5-82,5.
Partijen zullen het er toe leiden dat Erka IP B.V. aan Erka het niet in de tijd beperkte, exclusieve en niet overdraagbare gebruiksrecht verwerft ten aanzien van deze activa en dat de vergoeding voor dit gebruiksrecht € 5.000 per jaar zal bedragen, jaarlijks te verhogen met een percentage gelijk aan de stijging van de index van de kosten van levensonderhoud. Het in dit lid bedoelde gebruiksrecht is op geen enkele wijze, noch direct noch indirect noch middels overdracht van afgeleide rechten overdraagbaar aan personen niet zijnde een 100% dochtervennootschap van Erka en niet zijnde Erka IP.
2. Pharmalux c.s. dragen over aan Erka (of B.R.I. B.V., afhankelijk van nader in te winnen fiscaal advies omtrent de routing) de economische eigendom betreffende:
- de merken Vitamax, Mariandl, TopPharm, Ginseng-Vit alsmede de merken genoemd in Bijlage A.2. bij deze overeenkomst;
- de bij deze merken behorende receptuur, handelsnamen, marketing- en verkoopgegevens en wat dies meer zij.
3. B.R.I. B.V. en Erka staan er voor in dat Erka de economische eigenaar is van alle merkrechten, recepten, patenten, en wat dies meer zij, die thans eigendom zijn van Erka en/of [persoon A] en/of van B.R. Investments B.V., welke merken zijn opgenomen in Bijlage A.3. bij deze overeenkomst.
4. Uitsluitend voor zover betrekking hebbend op de merken die krachtens A.2. aan Erka zijn ovegedragen, dragen Pharmalux c.s. over aan Erka het niet in de tijd beperkte, niet exclusieve en niet overdraagbare gebruiksrecht van de merken Gelatinaat en de andere merken die zijn opgenomen in Bijlage A.4. bij deze overeenkomst, alsmede van de receptuur en handelsnamen die daarmee verbandhouden.
5. Pharmalux c.s. staan er voor in dat het gebruik van de in Bijlage A.4. genoemde merken, receptuur etc. uitsluitend worden aangewend ten behoeve van de door Pharmalux c.s. zelf in de markt te verkopen veterinaire producten.
Erka staat er voor in dat het gebruik van de in Bijlage A.4. genoemde merken, receptuur etc. uitsluitend worden aangewend ten behoeve van niet-veterinaire producten.
6. De verkoopprijs voor de door Pharmalux c.s. over te dragen en in te brengen immateriële activa bedraagt € 1.000.000. Dit bedrag wordt direct geconverteerd in een renteloze achtergestelde lening.
7. Pharmalux zal zodra dat praktisch mogelijk is aan Erka aanvullende financiering verschaffen ten bedrage van maximaal € 500.000.
8. Ingaande 1 januari 2016 neemt Erka de verkoopactiviteiten van Pharmalux (de humane producten) over. Erka zal de te verkopen producten exclusief bij Pharmalux kopen, zolang deze van het betreffende product nog voorraad houdt. Pharmalux zal deze producten exclusief aan Erka verkopen. De verkoopprijs is gelijk aan de door Pharmalux consistent gehanteerde vaste verrekenprijs, vermeerderd met een opslag van 10%. De op deze koop en verkoop betrekking hebbende facturen blijven door Erka onbetaald tot dat Pharmalux (mede door deze onbetaald gebleven leveringen) geheel aan haar verplichtingen ex A.7. hierboven heeft voldaan. De aldus onbetaalde bedragen worden toegevoegd aan de in A.6. hierboven bedoelde lening. Nadat Pharmalux aan haar verplichting ex A.7. heeft voldaan, worden de door haar verstuurde nieuwe facturen betaald met inachtneming van een betaaltermijn van 30 dagen.
9. Pharmalux of een door haar aan te wijzen rechtspersoon neemt van B.R. Investments B.V. over zoveel aandelen in het kapitaal van Erka als overeenkomt met 17,5% van het totaal uitstaande aantal aandelen na volledige uitvoering van de onderhavige overeenkomst. De overname prijs bedraagt € 1.000 welk bedrag door verrekening zal worden voldaan met inachtneming van een mogelijke andere routing op basis van in te winnen fiscaal advies (zie A.2. hierboven).
10. Ter zake de thans bestaande lening van Pharmalux aan B.R.I. B.V. ten belope van € 200,000 wordt nader overeengekomen dat de rente 4% op jaarbasis zal bedragen en vanaf de datum tot wanneer rente al is betaald, bij de hoofdsom zal worden bijgeschreven.
11. Voor de inmiddels verstrekte lening ad € 250.000 als onderdeel van de verplichting van Pharmalux ex lid A.7. hierboven alsmede voor de sub A.10. hierboven bedoelde lening aan B.R.I. B.V. geldt dat de rente ad 4% op jaarbasis zal worden bijgeschreven.
Deze leningen zullen uiterlijk op 31 december 2016 tegelijk met de alsdan bijgeschreven rente wordt afgelost. De inmiddels verstrekte lening ad € 250.000 kan uiterlijk op 30 november 2015 worden uitgebreid met nog een € 250.000, waarna Pharmalux geheel heeft voldaan aan haar verplichting sub A.7.
12. Pharmalux heeft het recht om € 200.000 te converteren in dat aantal aandelen in het kapitaal van Erka dat zal overeen komen met 2% van het aantal aandelen dat zal uitstaan nadat alle in deze overeenkomst genoemde aandelen m.u.v. de aandelen in A.13. zijn uitgegeven.
13. Pharmalux is voornemens om tegelijk met een besluit tot conversie als hierboven onder A.12. bedoeld, te besluiten tot het nemen van additionele aandelen in het kapitaal van Erka voor een bedrag van € 300.000 mits partijen het alsdan eens kunnen worden over de koers van uitgifte.
(…).”
d. In een e-mail van 13 juni 2016 van [persoon B] (adviseur Middenmeer) aan [persoon A] (bestuurder van BRI, BWF 1 en BWF 3 en via BRI indirect bestuurder van BWFM Holding), [persoon C] (adviseur BRI) en [persoon D] (bestuurder Middenmeer) staat onder meer het volgende:
“(…)
Hieronder mijn bericht aan [persoon E] . De inhoud zal duidelijk zijn. De vraag die ik opwerp is, of deze aanpassing niet ook gevolg moet hebben voor de aandelenverdeling. Graag jullie mening.
(…)
[persoon E] ,
Nu partijen uiteindelijk overeenstemming hebben over de definitieve datum van overdracht van de Parmalux omzet, hierbij de cijfers:
(…)
Bruto marge € 288.845,20
De afspraak is ook dat de door Boteba te betalen goodwill met € 288.845,20 toeneemt, evenals de schuld.
(…)”
e. In een e-mail van 1 november 2016 van [persoon C] aan [persoon D] staat onder meer de volgende passage:
“(…)
Vervolgens vindt er een discussie plaats over de vraag vanaf welk moment de onderneming wordt gedreven voor rekening en risico van [persoon A], toevoeging hof]
. (…). Uiteindelijk is voorgesteld om de goodwill te verhogen van 1 mo naar 1,3 mo en die € 300.000 zou dan het resultaat zijn van de exploitatie over de periode tussen contract datum 1 januari en de datum waarop daadwerkelijk was afgesproken dat de exploitatie zou overgaan.
Deze € 300.000 zou dus nog moeten worden betaald aan [persoon A] want de facto is die exploitatie bij jou gebleven. [persoon B], toevoeging hof]
heeft voorgesteld om die € 300.000 af te boeken op de lening van € 500.000, maar [persoon A] stelt voor om die lening af te boeken op de BR lening. Uiteindelijk was de lening nodig om een oude financierder af te kopen en daarmede de vrije beschikking over de aandelen te verkrijgen. Een administratief voordeel daarbij is dat [persoon A] dan in ieder geval ten aanzien van de € 200.000 lening BR die in 2017 moest worden afgelost, nu al heeft voldaan, als je met deze boeking akkoord bent.
(…)”
f. In een e-mail van 4 november 2016, waarbij de hierboven genoemde e-mail van 1 november 2016 is doorgestuurd, heeft [persoon A] aan [persoon C] - voor zover relevant - geschreven:
“(…)
Volgens [persoon D], toevoeging hof]
zou jouw onderstaande mail niet kloppen en hij zegt dat hij 2,6 a 2,9 Mio in BWFM zitten.
(…)
Het valt me zwaar tegen dat [persoon D] heel jouw onderstaande email weg wuift.
(…)”
g. Bij e-mail van 8 december 2016 heeft [persoon A] aan [persoon D] bericht:
“(…)
Ik verzoek je vriendelijk om voor € 500.000 ex btw te crediteren. De € 300.000 omzet 3e kwartaal Parmalux heb ik verrekend met de € 200.000 BR lening en € 100.000 lening 2 x € 250.000. Dat wordt nog € 400.000 per 31 dec a.s. opeisbaar.
De € 300.000 kwartaal 4 2015 diende aan Erka holding te worden betaald en Erka beslist hoe die gelden worden aangewend, niet de schuldenaar.
(…)”
h. In een e-mail van 22 september 2017 heeft [persoon F] (directeur en minderheidsaandeelhouder van BWFM Holding) verklaard:
“Ik was aanwezig op de meeting van 8 juni 2016. Tijdens deze meeting is met [persoon D] en zijn financieel adviseur een regeling over de omzet vanaf juli 2015 getroffen. Deze regeling is gemaakt omdat Parmalux en de producten van [persoon D] per 1 juli overgedragen zouden worden. Dit was echter pas per 1 januari gebeurd. De afspraak hield in dat de winst over deze periode, 300k, ten gunste van BWFM verrekend zou worden.”
De procedure bij de rechtbank