Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte] ,
- primair de verdachte dient te worden vrijgesproken van het tenlastegelegde vanwege het ontbreken van de wederrechtelijkheid;
- subsidiair hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens een beroep op noodweerexces;
- meer subsidiair hij dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens ontbreken van alle schuld, en;
- meest subsidiair kan worden volstaan met een geldboete conform de daarvoor geldende oriëntatiepunten.
het ambtsedig proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] d.d. 9 juni 2019, pagina’s 7 en 8, zakelijk weergegeven:
“Vandaag, zondag 9 juni 2019 was ik werkzaam als verkeersregelaar. […] ben ik het verkeer gaan regelen op de Varkensmarkt te Middelburg, ter hoogte van café [café] […] voor dat ik het wist lag ik achterover op de grond. Ik voelde een heftige pijn aan de linkerzijde van mijn gezicht en aan mijn achterhoofd. Ik ben geloof ik even out geweest. Ik heb niet gezien dat ik van die man een klap heb gekregen. Ik werd totaal verrast en overrompeld.”
het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 9 juni 2019, pagina 17 en 18, zakelijk weergegeven:
“Ik zag dat de bestuurder van de personenauto uitstapte. Ik herkende deze bestuurder als [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] uit zijn auto stapte en in de richting van de verkeersregelaar liep. Ik zag dat [verdachte] met kracht met zijn vuist in het gezicht van deze verkeersregelaar sloeg. Ik zag dat de verkeersregelaar direct op de straat viel en bleef liggen.”
het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 9 juni 2019, pagina 20, zakelijk weergegeven:
“Enkele seconden later zag ik dat er een man uit een personenauto kwam. Ik zag dat de bestuurder naar de man liep welke voor zijn voertuig stond. […] maar ik zag dat de bestuurder met zijn rechterarm en gebolde vuist een stomp op het gezicht van de man gaf welke voor zijn voertuig stond. Ik zag dat de man achterover viel en met zijn achterhoofd op de grond klapte.”
het ambtsedig proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 10 juni 2019, pagina’s 25 en 26, zakelijk weergegeven:
“Ik zag daarna dat [verdachte] uit zijn grijze auto was gestapt en de verkeersregelaar met een van zijn handen een klap in zijn gezicht had gegeven. Ik zag op dat moment dat hij weer in zijn auto stapte en zijn weg vervolgde. Toen [verdachte] zijn weg vervolgde lag de verkeersregelaar op zijn rug op de grond.”
het ambtsedig proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 9 juni 2019, pagina’s 27 en 28, zakelijk weergegeven:
mishandeling.
- € 2.000,00 immateriële schade en
- € 419,25 materiële schade.
- € 1.000,00 aan immateriële schade;
- € 34,25 aan fysiotherapie kosten;
- € 385,00 aan kosten eigen risico ziektekostenverzekering.
,nu het hof het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. Het hof zal daarbij bepalen dat gijzeling voor na te melden duur kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verschuldigdheid niet opheft.
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
15 (vijftien) dagen hechtenis;
€ 1.419,25 (duizend vierhonderdnegentien euro en vijfentwintig cent)bestaande uit € 419,25 (vierhonderdnegentien euro en vijfentwintig cent) materiële schadevergoeding en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot aan de dag der voldoening;
€ 1.419,25 (duizend vierhonderdnegentien euro en vijfentwintig cent)bestaande uit € 419,25 (vierhonderdnegentien euro en vijfentwintig cent) materiële schadevergoeding en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 november 2019 tot aan de dag der voldoening, en bepaalt dat de duur van de gijzeling op ten hoogste 24 (vierentwintig) dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt, met dien verstande dat de toepassing van die gijzeling de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;