In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is behandeld, gaat het om de verdeling van zorg- en opvoedingstaken van de minderjarige [minderjarige], geboren in 2012, tussen de ouders, de moeder en de vader. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Limburg van 23 maart 2021 aangevochten, waarin de zorgregeling was vastgesteld. De moeder verzoekt het hof om de zorgregeling te wijzigen naar een week-om-week regeling, waarbij [minderjarige] om de week bij haar en bij de vader verblijft. De vader verzet zich tegen deze wijziging en verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen, waarbij hij stelt dat de huidige regeling in het belang van [minderjarige] is en dat de moeder niet voldoende structuur kan bieden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 20 december 2021 zijn beide ouders gehoord, evenals vertegenwoordigers van de Raad voor de Kinderbescherming en de Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg. De raad heeft aangegeven dat er een aanvullend raadsonderzoek zal plaatsvinden naar aanleiding van een klacht van de moeder over de handelswijze van de raad. Het hof heeft besloten de verdere behandeling van de zaak aan te houden in afwachting van de resultaten van dit onderzoek, dat naar verwachting binnen enkele weken zal starten. De beslissing van het hof om de behandeling aan te houden is genomen om ervoor te zorgen dat het belang van [minderjarige] voorop staat en dat er een weloverwogen beslissing kan worden genomen op het verzoek van de moeder.
De zaak is gecompliceerd door de zorgen over de communicatie tussen de ouders en de pedagogische vaardigheden van de moeder. Het hof heeft de partijen verzocht om binnen twee weken na ontvangst van het rapport van de raad schriftelijk te reageren. De pro forma datum voor de volgende zitting is vastgesteld op 21 april 2022.