Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de man tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin het gezamenlijk gezag over hun minderjarige kind, geboren in 2012, werd beëindigd. De man, die sinds 2017 geen contact meer heeft gehad met het kind, verzoekt het hof om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en een nieuw onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming te gelasten. De vrouw verzet zich hiertegen en stelt dat wijziging van het gezag noodzakelijk is in het belang van het kind, gezien de verstoorde communicatie tussen de ouders en het gebrek aan betrokkenheid van de man.
Het hof heeft de mondelinge behandeling op 24 maart 2022 gehouden, waarbij beide partijen en de raad zijn gehoord. De rechtbank had eerder al een traject voor ouderschapsreorganisatie opgelegd, maar dit heeft niet geleid tot verbetering van de situatie. De man heeft zijn gezag nooit gebruikt om te dwarsbomen, maar de vrouw stelt dat de man niet in staat is om gezamenlijk beslissingen te nemen over het kind, gezien zijn gebrek aan contact en inzicht in de ontwikkeling van het kind.
Het hof overweegt dat de beëindiging van het gezamenlijk gezag noodzakelijk is, omdat de man al vijf jaar geen contact heeft gehad met het kind en er geen vooruitzicht is op herstel van contact. De persoonlijkheidsstructuur van de man maakt het moeilijk om als ouders gezamenlijke beslissingen te nemen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.