ECLI:NL:GHSHE:2022:1504

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
200.270.296_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van de verdeling van de zorgregeling tussen ouders na een conflict over de opvoeding van minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de vaststelling van de zorgregeling voor twee minderjarige kinderen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], na een langdurig conflict tussen de ouders. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft verzocht om een wijziging van de zorgregeling, waarbij zij een co-ouderschap voor ogen heeft. De vader, verweerder in hoger beroep, is van mening dat het hoofdverblijf van de kinderen bij hem moet blijven, gezien de huidige situatie waarin de kinderen al jaren bij hem wonen.

Het hof heeft in zijn tussenuitspraak op 12 mei 2022 vastgesteld dat de kinderen momenteel bij de vader verblijven en dat er een onbegeleide contactregeling tussen de moeder en de kinderen is afgesproken. De bijzondere curator heeft geadviseerd om de strijd tussen de ouders te stoppen en te kiezen voor het welzijn van de kinderen. Het hof heeft de ouders aangespoord om hulpverlening te zoeken en heeft de noodzaak van systeemtherapie benadrukt om de bestaande patronen te doorbreken.

Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de kinderen op maandag en dinsdag bij de vader verblijven, op woensdag en donderdag bij de moeder, en in het weekend om en om bij beide ouders. De vakanties en feestdagen worden ook gelijk verdeeld. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd ten aanzien van het hoofdverblijf, maar de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken is gewijzigd. De bijzondere curator is ontslagen van haar taak, maar kan in de toekomst opnieuw benoemd worden indien nodig.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 12 mei 2022
Zaaknummer: 200.270.296/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/330726 / FA RK 18-659
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M. Poort-van der Meeren,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. C. Trovatello.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2014;
  • [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2016.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Brabant (hierna: de GI).
  • mr. drs. A.M. van Beijersbergen-van Bosveld Heinsius, te [kantoorplaats] , als bijzondere curator benoemd over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] (hierna: de bijzondere curator)
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

5.De beschikking van het hof van 16 december 2021

5.1.
Bij die beschikking heeft het hof mr. drs. A.M. van Beijersbergen-van Bosveld Heinsius benoemd tot bijzondere curator van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het hof heeft de bijzondere curator verzocht inzicht te verschaffen in:
- wat er voor nodig is om de kinderen onbelast contact te kunnen laten hebben met beide ouders;
- welke contactregeling, met bijbehorend tijdspad er naar toe, in het belang van de kinderen is;
- of er nog andere dingen zijn die de bijzondere curator van belang vindt om aan het hof te melden.
Indien de bijzondere curator daar aanleiding toe ziet, staat het haar vrij een advies uit te brengen over de benodigde hulpverlening voor de kinderen.
De beslissing op de verzoeken in deze zaak is in verband hiermee aangehouden.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft sinds de beschikking van 16 december 2021 ontvangen:
- het V6-formulier van 11 januari 2022, met bijlagen, van de advocaat van de vader;
- het V6-formulier van 14 januari 2022, met bijlagen, van de advocaat van de vader;
- het V6-formulier van 18 januari 2022, met bijlagen, van de advocaat van de moeder;
- de brief van de GI van 19 januari 2022, met bijlagen;
- de brief van de raad van 24 januari 2022;
- de brief van 25 januari 2022, met bijlagen, van de advocaat van de vader;
- het V8-formulier van 25 januari 2022, met bijlage, van de advocaat van de moeder;
- het rapport van de bijzondere curator, van 1 maart 2022;
- het V6-formulier van 15 maart 2022, met bijlage, van de advocaat van de moeder;
- het V6-formulier van 16 maart 2022, met bijlage, van de advocaat van de vader;
- de brief van de raad van 23 maart 2022.
6.2.
De moeder heeft in de hierboven vermelde brief van 15 maart 2022 haar verzoek ten aanzien van de zorgregeling gewijzigd. Zij verzoekt thans:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven op maandag en dinsdag bij de vader;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven op woensdag en donderdag bij de moeder;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in het weekend (inclusief de vrijdag) om en om bij ieder van de ouders;
- op wisseldagen gaat de verantwoordelijkheid voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] over van de ene naar de andere ouder bij de start van de school, derhalve om 08.30 uur (dit geldt in geval van ziekte, schoolsluiting inclusief studiedag, staking etc.);
- de weekenden inclusief de vrijdagen zijn om en om, de even weken bij de vader en de oneven weken bij de moeder (weeknummering conform de standaard ISO 8601 met maandag als eerste dag van de week);
- de ouder bij wie de kinderen in het weekend zijn, zorgt ervoor dat de kinderen op maandagochtend op tijd op school zijn;
- een verdeling van de vakanties en feestdagen zoals door haar benoemd in de brief van 15 maart 2022.
6.3.
De vader heeft bij zijn brief van 16 maart 2022 zijn verzoek ten aanzien van de zorgregeling gewijzigd. De vader verzoekt thans:
Primair:
- een regeling vast te stellen waarbij de kinderen bij de moeder verblijven onder
begeleiding van een derde, wekelijks op woensdagmiddag na school (12.30 uur) tot 19.00 uur alsmede één keer per veertien dagen op zaterdag van 10.00 uur tot 19.00 uur.
Subsidiair:
Voor wat betreft de reguliere zorgregeling (tijdens schoolweken) heeft de vader voor ogen dat de kinderen bij de moeder verblijven:
  • de ene week van vrijdag na school (14.45 uur) tot zondagavond 17.30 uur;
  • de andere week van dinsdag na school (14.45 uur) tot donderdagochtend 08.30 uur;
Met daarnaast een verdeling van de vakanties en feestdagen zoals door de vader benoemd in de brief van 16 maart 2022.
6.4.
De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 maart 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de bijzondere curator;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .

7.De verdere beoordeling

Hoofdverblijf
7.1.
De moeder wil dat het hoofdverblijf van [minderjarige 2] bij haar en het hoofdverblijf van [minderjarige 1] bij de vader wordt bepaald, want op die manier is er sprake van gelijkwaardigheid tussen de ouders. De moeder heeft een co-ouderschap voor ogen.
7.2.
De vader vindt dat het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat het hoofdverblijf van de kinderen bij hem zal zijn. De kinderen hebben inmiddels al ongeveer drie jaar hun hoofdverblijf bij de vader en dit dient niet gewijzigd te worden.
7.3.
De GI heeft zich niet uitgelaten over het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
7.4.
De raad heeft zich niet uitgelaten over het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
7.5.
Het hof overweegt als volgt.
7.5.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. Daartoe behoort ook, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub b BW, het geschil bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
7.5.2.
Uit de overgelegde stukken blijkt dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] sinds 20 maart 2017 bij de vader verblijven. De rechtbank heeft bij de bestreden beschikking deze feitelijke situatie juridisch bestendigd door het verzoek van de man toe te wijzen en dat van de vrouw af te wijzen en te bepalen dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader is. Deze feitelijke woonsituatie van de kinderen bij de vader is op dit moment nog onveranderd. Het hof ziet in hetgeen door de moeder naar voren is gebracht geen aanleiding om anders te oordelen dan de rechtbank, omdat dit niet in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is. Het hof zal het verzoek van de moeder daarom afwijzen. Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking op dit punt zal bekrachtigen.
Verdeling van de zorg- en opvoedingstaken
7.5.3.
Uit het rapport van de bijzondere curator komt naar voren dat het de ouders en omstanders niet lukt om te stoppen met strijden, ook al willen ze dat wel. Familieleden, vrienden, leerkrachten, advocaten en hulpverleners doen hetzelfde als de ouders: elkaar verwijten maken en ruzie maken. Hierdoor ontstaat een complexe situatie die als ‘’draaikolk’’ gekenmerkt kan worden. Het is van belang dat de strijdpatronen onderkend worden en dat gekozen wordt voor het pad van het welzijn van de kinderen, in plaats van het strijdperspectief. De kinderen zijn hierdoor in een loyaliteitsconflict terecht gekomen. De bijzondere curator heeft geadviseerd een contactregeling vast te leggen waarin er zo min mogelijk wisselmomenten tussen de ouders zijn. De ouders voeren op dit moment een regeling uit die zij zijn overeengekomen bij de bijzondere curator. De kinderen hebben hulp nodig van een kinder-gedragstherapeut vanwege de enorme druk die zij voelen. Verder adviseert de bijzondere curator contextuele systeemtherapie voor het gezin om de bestaande patronen te doorbreken.
7.5.4.
De moeder voert – kort samengevat – het volgende aan. Een 50/50 verdeling van de zorgregeling is het meest in het belang van de kinderen. De kinderen hebben behoefte aan een duidelijke regeling, met minder wisselmomenten. De bijzondere curator geeft niet aan op welke wijze de zorgregeling ingevuld moet worden. Het is nodig dat de vader de aanval op de moeder stopt, dat er een duidelijke zorgregeling komt, dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hulp krijgen en dat het traject solo parallel ouderschap wordt voortgezet. De moeder betwist de aantijgingen van de vader ten aanzien van de fysieke mishandeling van de kinderen door de moeder.
7.5.5.
De vader voert – kort samengevat - het volgende aan. De vader verbaast zich erover dat de bijzondere curator op geen enkele wijze in de conclusie terug laat komen wat de kinderen en de vader hebben aangegeven over de zorgen die er zijn met betrekking tot de mishandeling door de moeder van de kinderen. De bijzondere curator is daardoor onzorgvuldig en onvolledig in haar rapportage, ook omdat de bijzondere curator geen antwoord heeft gegeven op de vraag van het hof binnen welk tijdspad een en ander gerealiseerd zou moeten worden. Een en ander is zorgelijk omdat de vader signalen van de kinderen blijft ontvangen over mishandeling en hij blauwe plekken blijft zien bij de kinderen. Er kan nu niet geconcludeerd worden dat de situatie bij de moeder thuis voldoende veilig is. De vader staat wel achter een contactregeling tussen de kinderen en de moeder, maar het contact moet veilig zijn.
7.5.6.
De GI voert – kort samengevat – het volgende aan. Het is van belang dat er rust komt. Die rust zal er ook voor gaan zorgen dat de benodigde hulpverlening voor de kinderen eindelijk op kan starten. Het traject ten aanzien van solo parallel ouderschap loopt nog.
De GI gaat zorgvuldig om met de meldingen van de vader dat de kinderen door toedoen van de moeder blauwe plekken hebben opgelopen. De GI heeft geen objectief vastgestelde aanwijzingen dat de moeder de kinderen fysiek mishandelt. Ook geven de kinderen dubbele signalen af over, of zij incidenten uit eigen ervaring vertellen of op grond van uitspraken van de vader. Het is nodig dat de hulpverlening gaat opstarten en dat de kinderen een vertrouwenspersoon krijgen. De GI overweegt zelfs of een neutrale (uithuis)plaatsing van de kinderen het meest in hun belang is. De kinderen zijn beschadigd door het gezinssysteem en niet door mishandeling.
7.5.7.
De raad voert – kort samengevat – het volgende aan. De situatie zoals die nu is moet stoppen. De raad onderschrijft de bevindingen van de bijzondere curator en geeft aan dat de ouders met zichzelf en het systeem om hen heen aan de slag moeten. De ouders hebben daar hulp voor nodig. De raad heeft niet het vertrouwen dat dit op korte termijn opgelost gaat worden.
7.6.
Het hof overweegt als volgt.
7.6.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:377e BW in samenhang met artikel 1:253a lid 4 BW, een door de ouders onderling getroffen zorgregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
7.6.2.
Het hof stelt vast dat de vader en de moeder al jaren met elkaar strijden en dat het hen niet lukt deze strijd te stoppen. De moeder wil als een volwaardig ouder worden gezien bij wie de kinderen zich verder kunnen ontwikkelen. De vader heeft grote zorgen over de veiligheid van de kinderen bij de moeder, omdat hij regelmatig constateert dat de kinderen met blauwe plekken thuis komen na verblijf bij de moeder. Door deze strijd komen de kinderen in zo’n ernstig loyaliteitsconflict dat de GI in dat verband tijdens de mondelinge behandeling van het hof op 30 maart 2022 zelfs heeft aangegeven na te denken over een neutrale plaatsing van de kinderen.
De bijzondere curator, de GI en de raad geven aan dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een zeer belast systeem opgroeien. De ouder-problematiek, het wantrouwen van de ouders over en weer en de strijd die zij blijven voeren zorgen er volgens genoemde deskundigen voor dat de kinderen niet veilig zijn. Geen van de deskundigen neemt stelling in of de kinderen wel of niet fysiek mishandeld worden door de moeder. De bijzondere curator geeft in dit verband aan dat iedereen rondom de ouders meegezogen wordt in dit onveilige systeem. In de rapportage van de bijzondere curator staat hierover het volgende:
“De context waarin de ouders elkaar plaatsen zal wel moeten veranderen. Gedrag wordt geduid als een zijnskenmerk van de ander. Met weet zeker dat iemand zo is. De moeder in casu knijpt o.a. Alle verhalen krijgen een absoluut waarheidsgehalte. Op die manier blijft men verstrikt in het conflict (Cottyn 2018).”
Het hof onderschrijft de visie van de bijzondere curator in genoemde rapportage dat de ouders niet langer de weg van de strijd, maar de weg van welzijn moeten gaan bewandelen. Hulpverlening is daarvoor noodzakelijk.
Het hof stelt voorts vast dat de ouders tijdens een gezamenlijk gesprek bij de bijzondere curator op 7 februari 2022 een zorgregeling zijn overeengekomen die, kort gezegd, inhoudt dat de kinderen in een cyclus van twee weken gedurende vijf nachten bij de moeder verblijven, onbegeleid. Aan deze regeling wordt op dit moment nog steeds uitvoering gegeven. De GI heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat er vanwege de zorgen die de vader heeft over de veiligheid van de kinderen bij de moeder uitvoering wordt gegeven aan een blauwe-plekken-protocol. De moeder dient tijdens ieder contactmoment de GI te informeren over blauwe plekken die mogelijk zijn ontstaan. Dit heeft de zorgen van de vader tot op heden niet weg kunnen nemen. Naar het oordeel van het hof zit de oplossing van deze ouderstrijd dan ook niet in (louter) begeleide omgang, zoals door de vader verzocht, maar in hulp aan de ouders die zich richt op het gehele systeem
In dit verband is tijdens de mondelinge behandeling bij het hof de mogelijkheid van contextuele systeemtherapie besproken om met behulp daarvan de bestaande patronen te doorbreken en de genoemde zorgen probleem-overstijgend te benaderen. Het gedrag van de ouders wordt bespreekbaar, waarbij zij ook hun eigen zwaktes kunnen laten zien. Dit zou volgens de bijzondere curator helpend kunnen zijn voor de kinderen om hun eigen weg te vinden in hun contacten met elke ouder. Tijdens deze therapie zou (onder meer) aandacht dienen te zijn voor de zorgen die de vader uit over de fysieke veiligheid van de kinderen bij de moeder en de manier waarop daar nu mee om wordt gegaan (het blauwe-plekken-protocol).
Deze therapie is volgens de bijzondere curator tevens noodzakelijk om het traject van solo parallel ouderschap verder vorm te kunnen geven. Ook moeten [minderjarige 1] en [minderjarige 2] volgens de bijzondere curator leren omgaan met de verschillen in de twee huisgezinnen en hebben zij hierbij hulp nodig van een geregistreerde kinder-gedragstherapeut. Het hof onderschrijft de noodzaak van de tijdens de mondelinge behandeling besproken therapie voor zowel de ouders en de kinderen. Het hof geeft de ouders – en de GI – in dringende overweging mee voornoemde therapie aan te gaan om in het belang van de kinderen uit de impasse te komen. De moeder heeft onvoorwaardelijk toegezegd hier aan mee te zullen werken. Ook de vader heeft hiermee ingestemd.
7.6.3.
Aan het hof ligt nu de vraag voor welke contactregeling in het belang van de kinderen dient te worden vastgesteld. Gelet op hetgeen hiervoor is benoemd, namelijk de overweging dat geen van de deskundigen stelling inneemt of er sprake is van fysieke onveiligheid van de kinderen bij de moeder, alle partijen het eens zijn dat er contact dient te zijn tussen de moeder en de kinderen, er op dit moment een onbegeleide contactregeling loopt conform de recente overeenstemming tussen de beide ouders én de verwachting dat de ouders systeemtherapie zullen volgen acht het hof het in het belang van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] dat zij regelmatig onbegeleid contact kunnen hebben met beide ouders. Dit leidt tot het navolgende.
De regeling zoals die nu loopt geeft veel wisselmomenten, terwijl de bijzondere curator heeft geadviseerd deze wisselmomenten te beperken. De contactregeling zoals door de moeder verzocht sluit het beste aan bij de situatie waarin de kinderen minder wisselmomenten tussen de ouders hebben. Dit betekent - alles overziende - dat het hof het verzoek van de moeder zal toewijzen ten aanzien van de verdeling van de reguliere zorgverdeling en dat [minderjarige 1] en [minderjarige 2] contact hebben met de ouders op de volgende wijze, zonder begeleiding:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven op maandag en dinsdag bij de vader;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven op woensdag en donderdag bij de moeder;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven op vrijdag, zaterdag en zondag om en om bij ieder van de ouders
- de ouder bij wie de kinderen in het weekend zijn, zorgt ervoor dat de kinderen op maandagochtend naar school gaan;
- waarbij de GI de regie krijgt om de regeling met de ouders nader in te vullen (hieronder valt bijvoorbeeld tijdstippen, wijze van overdracht etc.)
De vakanties en de feestdagen zullen voorts bij helfte worden verdeeld, waarbij de GI de regie krijgt om dit nader uit te werken.
7.6.4.
Het hof zal tenslotte de bijzondere curator ontslaan van haar taak als bijzondere curator van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Het hof sluit daarbij niet uit dat de bijzondere curator voor deze kinderen mogelijk nog eens tot bijzondere curator benoemd zou kunnen worden, maar in deze procedure is haar taak tot een einde gekomen.
7.7.
Het voorgaande leidt ertoe dat de bestreden beschikking bekrachtigd dient te worden ten aanzien van de beslissing op het hoofdverblijf. De bestreden beschikking zal vernietigd worden ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. Het hof zal beslissen, zoals hierna is vermeld. Het hof zal de proceskosten compenseren gelet op de aard van de procedure, in die zin, dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.

8.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 september 2019 ten aanzien van het hoofdverblijf van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ;
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 12 september 2019 ten aanzien van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken:
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , de volgende regeling vast:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven op maandag en dinsdag bij de vader;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven op woensdag en donderdag bij de moeder;
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven op vrijdag, zaterdag en zondag om en om bij ieder van de ouders;
- de ouder bij wie de kinderen in het weekend zijn, zorgt ervoor dat de kinderen op maandagochtend naar school gaan;
- waarbij de GI de regie krijgt om de regeling met de ouders nader in te vullen (hieronder valt bijvoorbeeld tijdstippen, wijze van overdracht etc.)
- de vakanties en feestdagen worden bij helften tussen de ouders gedeeld, waarbij de GI de regie heeft over de precieze invulling van de vakanties en feestdagen;
ontslaat mr. drs. A.M. Beijersbergen-van Bosveld Heinsius, kantoorhoudende te [kantoorplaats] , van haar taak als bijzondere curator over [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] en [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.F.A.M. Graafland-Verhaegen, E.P. de Beij en
M.I. Peereboom-van Drunick en is door mr. E.P. de Beij in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.