ECLI:NL:GHSHE:2022:1503

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
200.300.934_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens gewichtige redenen en benoeming opvolgend bewindvoerder

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 mei 2022 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van de bewindvoerder van de rechthebbende. De rechthebbende had in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 juli 2021 te vernietigen, waarin het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder was afgewezen. De rechthebbende voerde aan dat er gewichtige redenen waren voor ontslag van de huidige bewindvoerder, waaronder een verstoorde communicatie en het verloren vertrouwen. De bewindvoerder was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling en had geen inhoudelijke reactie gegeven op de stellingen van de rechthebbende.

Het hof oordeelde dat de verhouding tussen de rechthebbende en de bewindvoerder ernstig verstoord was, wat leidde tot de conclusie dat er gewichtige redenen waren voor ontslag. Het hof benoemde vervolgens een opvolgend bewindvoerder, zoals verzocht door de rechthebbende. De beslissing van het hof houdt in dat de huidige bewindvoerder met ingang van 1 juni 2022 ontslagen wordt en dat de opvolgend bewindvoerder de taken overneemt. Tevens werden voorwaarden gesteld aan de beloning van de opvolgend bewindvoerder en de verplichtingen omtrent de eindrekening en -verantwoording.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 12 mei 2022
Zaaknummer: 200.300.934/01
Zaaknummer eerste aanleg: 8961970 TE VERZ 21-24
in de zaak in hoger beroep van:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. R. Laatsman,
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
[de bewindvoerder] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder.
en
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder van de rechthebbende,
en
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader van de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 juli 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift van 7 oktober 2021, met producties, ingekomen bij het hof op
13 oktober 2021, heeft de rechthebbende verzocht voormelde beschikking te vernietigen, uitsluitend voor zover het betreft de afwijzing van het verzoek tot wijziging van de
bewindvoerder over de goederen die zullen toebehoren aan de rechthebbende, en opnieuw rechtdoende, [opvolgend bewindvoerder] te benoemen als
opvolgend bewindvoerder, althans een zodanige beslissing te nemen als het hof juist acht.
2.2.
Het hof heeft voorts kennis genomen van:
- Het V6-formulier van 18 oktober 2021, van de advocaat van de rechthebbende, met daarbij producties C tot en met H;
- de brief van de bewindvoerder van 28 december 2021;
- de brief van de bewindvoerder van 2 september 2021, gericht aan het college van B&W van de gemeente [gemeente] ;
- de brief van de bewindvoerder van 23 februari 2022.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 30 maart 2022. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de rechthebbende, vertegenwoordigd door haar advocaat.
2.3.1.
De bewindvoerder is, met kennisgeving vooraf, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.2.
De moeder en de vader van de rechthebbende zijn, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder kennisgeving vooraf, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 13 maart 2015 is het bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van de rechthebbende met ingang van 25 maart 2015 vanwege verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de rechthebbende om de huidige bewindvoerder te ontslaan en een nieuwe bewindvoerder te benoemen afgewezen.
3.3.
De rechthebbende kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De rechthebbende voert - kort samengevat - het volgende aan. Er is sprake van gewichtige redenen om de huidige bewindvoerder te ontslaan. De communicatie tussen de bewindvoerder en de rechthebbende is volledig verstoord en de rechthebbende heeft het vertrouwen in de bewindvoerder verloren. Ook de financiële situatie van de rechthebbende is verslechterd vanwege het handelen van de bewindvoerder. De opgelopen spanningen hebben er aan bijgedragen dat er ziektes zijn ontstaan bij de rechthebbende.
3.5.
De bewindvoerder voert - kort samengevat - het volgende aan. De bewindvoerder voegt zich geheel naar de wens van de rechter en geeft daarom uitvoering aan de taak van bewindvoerder De bewindvoerder heeft zorgen over de situatie van de rechthebbende en niemand doet iets om haar te helpen. Door haar attitude is er geen hulpverlening mogelijk en trekt zelfs het college van B&W van de gemeente [gemeente] zich terug uit de casus. De bewindvoerder kan alleen zorgen voor financiële stabiliteit.
3.6.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.6.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.6.3.
Anders dan de rechtbank in eerste aanleg heeft geoordeeld, is het hof van oordeel dat de verhouding tussen de rechthebbende en de bewindvoerder ernstig is verstoord. Zij ervaren over en weer problemen in de samenwerking en wijten dit aan de ander. De rechthebbende stelt onder meer dat de bewindvoerder onbereikbaar is en dat zij onvoldoende wordt geïnformeerd over haar financiële situatie. Uit de mail van de bewindvoerder aan de rechthebbende van 27 mei 2021 blijkt voorts dat de bewindvoerder de communicatie naar de rechthebbende heeft gestopt, omdat – kort gezegd – de rechthebbende dreigt, schoffeert en asociaal taalgebruik uit.
De rechthebbende heeft voorts betoogd dat de bewindvoerder zijn werkzaamheden niet naar behoren verricht en dat er hierdoor nieuwe schulden zijn ontstaan. Zo zouden er ook weer deurwaarders bij de rechthebbende op de stoep hebben gestaan. Hoewel de rechthebbende haar stellingen hierover niet nader heeft onderbouwd, is dit ook niet door de bewindvoerder betwist. Het hof betrekt bij de beoordeling dat de bewindvoerder niet inhoudelijk heeft gereageerd op de processtukken van de rechthebbende en ook niet tijdens de mondelinge behandeling bij het hof is verschenen om zijn standpunt toe te lichten en vragen van het hof te beantwoorden. De bewindvoerder heeft in zijn brief van 23 februari 2022 verklaard zich geheel te zullen voegen naar de wens van de rechter. In zijn brief van 23 december 2021 verklaart de bewindvoerder bovendien zich niet als partij in deze zaak te zien en geen baat te hebben bij enige beslissing in deze zaak. De bewindvoerder heeft aangegeven zich wel in te zullen spannen en te zullen zorgen voor financiële stabiliteit.
Voor het hof is duidelijk dat er een impasse is ontstaan. Gelet op de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is verklaard is het duidelijk dat het vertrouwen over en weer is verdwenen en het hof verwacht niet dat de noodzakelijke communicatie tussen de rechthebbende en de bewindvoerder nog zal verbeteren. Het hof is van oordeel dat onder deze omstandigheden er sprake is van gewichtige redenen tot ontslag van CMS Bewindvoering als bewindvoerder van de rechthebbende.
3.6.4.
Het voorgaande brengt mee dat het hof een nieuwe bewindvoerder dient te benoemen. De rechthebbende heeft verzocht [opvolgend bewindvoerder] te benoemen tot bewindvoerder. Uit de door de rechthebbende overgelegde bereidverklaring van [opvolgend bewindvoerder] van 21 februari 2021 blijkt dat [opvolgend bewindvoerder] bereid is het bewind over de goederen die aan de rechthebbende (zullen) toebehoren op zich te nemen. Omdat niet is gebleken van redenen die zich tegen deze benoeming verzetten, zal het hof overeenkomstig het verzoek van de rechthebbende beslissen, in die zin dat [opvolgend bewindvoerder] tot bewindvoerder wordt benoemt.
3.6.5.
Omdat sprake is van problematische schulden zal het hof de jaarlijkse beloning van de opvolgend bewindvoerder, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: de Regeling) (hoge tarief). Op grond van artikel 3, lid 4 van de Regeling is de beloning verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand waarin de bewindvoerder is benoemd en wordt deze in
maandelijkse termijnen betaald. De beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de opvolgend bewindvoerder zal het hof vaststellen overeenkomstig artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling.
3.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het verzoek van de rechthebbende alsnog toewijzen, zoals hierna is vermeld.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 28 juli 2021;
en opnieuw rechtdoende;
verleent met ingang van 1 juni 2022 aan [de bewindvoerder] ontslag als bewindvoerder over de goederen van [de rechthebbende] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende aan [adres] [woonplaats] ;
benoemt met ingang van 1 juni 2022 [opvolgend bewindvoerder] , gevestigd te [vestigingsplaats] , ( [postadres] ) tot opvolgend bewindvoerder;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de rechthebbende en de opvolgend bewindvoerder en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Oost-Brabant overlegt;
bepaalt dat de opvolgend bewindvoerder binnen drie maanden na aanvang van het bewind een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen dient op te maken en een afschrift daarvan dient in te leveren ter griffie (het Bewindsbureau) van de rechtbank Oost-Brabant;
stelt de jaarlijkse beloning van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub b van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
stelt de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de opvolgend bewindvoerder vast overeenkomstig de in artikel 3 lid 5 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.P. de Beij, J.F.A.M. Graafland-Verhaegen en
H.J. Witkamp en is door mr. E.M.C. Dumoulin in het openbaar uitgesproken op 12 mei 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.