Uitspraak
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] en
- [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep betreffende de omgangsregeling en het ouderlijk gezag over twee minderjarigen. De moeder, verzoekster in principaal appel, en de vader, appellant in incidenteel appel, zijn in een conflict verwikkeld over de opvoeding en zorg voor hun kinderen. De Raad voor de Kinderbescherming en Stichting Jeugdbescherming Brabant zijn betrokken als informanten in deze procedure. De zaak is voortgekomen uit een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin het hof had bepaald dat de ouders met de gecertificeerde instelling tot een schottenaanpak moesten komen. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 maart 2022 zijn beide ouders gehoord, evenals de raad. De GI was afwezig, maar had eerder rapportages ingediend. De vader heeft aangegeven dat de schottenaanpak niet heeft gewerkt, maar dat hij wel stappen heeft gezet in zijn opvoeding. De moeder daarentegen stelt dat zij en de vader in staat zijn om op een normaal niveau te communiceren en dat zij samen afspraken maken over de zorg voor de kinderen. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders problematisch blijft en dat de moeder de grenzen van de afspraken blijft opzoeken. Gezien de belangen van de kinderen en de onduidelijkheid die ontstaat door de conflicten tussen de ouders, heeft het hof besloten dat het ouderlijk gezag bij de vader blijft. De huidige zorgregeling wordt niet gewijzigd, omdat de kinderen zich binnen de bestaande kaders positief ontwikkelen. Het hof bekrachtigt de eerdere beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep.