Uitspraak
s-HERTOGENBOSCH
1.[geïntimeerde 1] ,
2. [geïntimeerde 2] ,
1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
de betalingen zullen worden gefactureerd volgens de punten verdeelstaat welke wordt opgesteld naar aanleiding van de voortgang van de werkzaamheden van de woning”.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
“Factuur 1 -E&E Duurzaam Bouwen”. In de e-mail bij deze factuur heeft [persoon B] onder meer geschreven:
“Conform onze overeenkomst, stuur ik je in bijlage de 1e factuur door voor jullie project in [plaats] ”. Op de factuur zelf staat het logo van E&E en staat E&E met haar adresgegevens bovenaan. Deze factuur is door [geïntimeerden] . ook betaald aan E&E (zie ook 7.20. memorie van grieven) en deze betaling is door E&E behouden. Voor zover E&E betoogt dat deze factuur niet zou zien op de aannemingsovereenkomst/bouwwerk-zaamheden, maar enkel op de levering van (bouw)materialen door E&E geldt dat – mede gelet op het partijdebat in dit stadium van de procedure – het op de weg van E&E had gelegen om deze stelling te onderbouwen met bijvoorbeeld een overeenkomst waaruit deze levering van materialen aan [geïntimeerden] . blijkt. Een door E&E zelf opgesteld overzicht van kosten (zie productie 5 bij conclusie van antwoord in conventie, eis in reconventie) van geleverde materialen is daartoe onvoldoende. Dat in de factuur onder meer staat vermeld dat het gaat om
“verkoop” (zie punt 4.3. akte in principaal appel en memorie van antwoord in incidenteel appel d.d. 9 maart 2021) maakt het voorgaande evenmin anders. Een overeenkomst die uitsluitend ziet op verkoop van materialen - zoals E&E stelt - is niet in het geding gebracht door E&E.
“earthandeternity.nl”eind oktober 2017 aan zzp-er [persoon C] (hierna: [persoon C] ) ter beschikking heeft gesteld (zie ook memorie van grieven punt 7.13.). Vanaf dat e-mailadres heeft [persoon C] met [geïntimeerden] . over de bouw van hun woning gecorrespondeerd (zie ook 7.13. memorie van grieven). Door al deze verklaringen en gedragingen die door/namens E&E zijn verricht, hebben [geïntimeerden] . redelijkerwijze mogen aannemen dat door E&E aan [geïntimeerde (in de vrijwaring)] een toereikende volmacht was verleend om de tweede overeenkomst aan te gaan. Voor zover deze veronderstelling onjuist is geweest, kan E&E daarop jegens [geïntimeerden] . geen beroep doen (art. 3:61 lid 2 BW). Dit betekent dat de tweede en derde grief falen.
conform onze overeenkomst” de eerste factuur voor het project in [plaats] (zijnde de woning van [geïntimeerden] .) te sturen. Hieruit blijkt niet dat E&E in het geheel geen voorstelling van zaken had ten aanzien van de tweede overeenkomst. Een andere overeenkomst op grond waarvan E&E mocht factureren aan [geïntimeerden] . is niet in het geding gebracht. De betaling door [geïntimeerden] . is ook door E&E behouden.
“(…) Door partijen mogen overige werkzaamheden worden verricht die geen onderdeel uitmaken van deze overeenkomst. (…)”(zie ook punt 6.4. memorie van grieven). Ook volgens E&E valt het aangaan van de tweede overeenkomst onder de werking van voornoemd artikel. Van onbevoegdheid van [geïntimeerde (in de vrijwaring)] is dan ook geen sprake. Bovendien ziet de vrijwaringszaak op de rechtsverhouding tussen E&E en [geïntimeerde (in de vrijwaring)] en doet hetgeen [geïntimeerden] . over de bevoegdheid van [geïntimeerde (in de vrijwaring)] al dan niet hebben mogen aannemen niet ter zake. Ten aanzien van de door [geïntimeerden] . aan E&E betaalde factuur geldt eveneens hetzelfde als in de hoofdzaak reeds is overwogen; E&E stelt dat de factuur niet zag op de tweede overeenkomst maar enkel op het leveren van materialen. Een andere overeenkomst (dan de tweede overeenkomst) die alleen ziet op levering van materialen is echter niet in het geding gebracht.